HR 20 maart 2007, LJN AZ3596, r.ov. 3.4.
HR, 27-08-2013, nr. 12/00440
ECLI:NL:PHR:2013:957
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-08-2013
- Zaaknummer
12/00440
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:957, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:944, Gevolgd
Conclusie 27‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer bij vrijspraak. Niet is voldaan aan het vereiste van art. 36b.1ahf.3° Sr, nu de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen is bevolen maar de bestreden uitspraak niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit. De HR gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte.
Nr. 12/00440
Mr. Aben
Zitting 27 augustus 2013
Conclusie inzake
[verdachte]
1. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft bij arrest van 18 november 2011 de verdachte vrijgesproken. Voorts heeft het hof de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen bevolen.
2. De verdachte heeft cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. G. van den Brink, advocaat te Utrecht, een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3. Het middel behelst de klacht dat het hof, nu het de verdachte heeft vrijgesproken van het tenlastegelegde, voor het bevel tot onttrekking aan het verkeer niet heeft vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.
4. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“hij, op een of meer tijdstippen in de maand mei 2009, te Vlagtwedde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een paard pijn of letsel heeft veroorzaakt, danwel de gezondheid van het paard heeft benadeeld, door dit paard arbeid te doel verrichten, welke zijn fysieke grens te boven ging en/of het paard telkens nodeloos met een zweep te slaan en/of het paard te blinddoeken en/of het paard op een plaats te laten staan zonder de mogelijkheid te rusten en er geen zorg voor dragen dat de box waarin het paard verbleef was voorzien van een bodembedekking.”
5. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde en voorts overwogen:
“Vrijspraak
Het hof overweegt ten aanzien van het hetgeen verdachte ten laste wordt gelegd als volgt. Er zijn door omwonenden waarnemingen gedaan omtrent slaande bewegingen met een zweep, die verdachte maakte in de richting van het paard. Door de grote afstand vanwaar deze waarnemingen zijn gedaan kan naar het oordeel van het hof niet op basis van deze waarnemingen worden bewezen dat het paard daadwerkelijk met de zweep werd geraakt, laat staan dat bewezen kan worden dat het paard op die momenten nodeloos werd geslagen.
Het hof wordt in dit oordeel gesterkt doordat noch de verbalisanten noch de dierenarts verwondingen op het lichaam van het paard hebben waargenomen die tengevolge van het slaan met een zweep zouden kunnen zijn ontstaan. Hetgeen hierover is overwogen geldt evenzeer met betrekking tot het tegen het hoofd slaan van het paard en het blinddoeken van het paard.
Wel hebben de verbalisanten en de dierenarts waargenomen dat het paard in een slechte conditie verkeerde. De dierenarts heeft in een diergeneeskundige verklaring d.d. 5 juni 2009 opgetekend dat het paard te mager was, boos en argwanend overkwam en last had van dampigheid, een chronische longziekte bij paarden. Naar het oordeel van het hof volgt echter niet uit de bewijsmiddelen dat deze slechte conditie het rechtstreeks gevolg was van de handelingen die aan verdachte worden verweten. Dit mede gelet op de verklaring die de dierenarts op 5 juli 2011 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Het voorgaande maakt dat het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Derhalve zal verdachte worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.”
6.
De bestreden uitspraak houdt voorts, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan verdachte verdacht werd aangetroffen. De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze voorwerpen niet meer in hun normale toestand zijn, maar zodanig zijn aangepast dat het ongecontroleerde bezit ervan de gezondheid van dieren kan bedreigen.”
7.
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij gebreke van een bewezenverklaring is het hof in het kader van het beslissingsschema van art. 350 Sv dus niet toegekomen aan de vraag of sprake was van een strafbaar feit. Nu het hof de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft bevolen maar het bestreden arrest niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid onder 3°, Sr.1.Het oordeel van het hof dat de rijzweep en de longeerzwepen vatbaar zijn voor onttrekking geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
8.
Het eerste middel slaagt.
9.
Gelet op het voorgaande meen ik dat het tweede middel, dat eveneens het bevel tot onttrekking aan het verkeer aan de orde stelt, geen bespreking behoeft. Indien Uw Raad zulks gewenst acht, sta ik uiteraard paraat aanvullend te concluderen.
10.
Het eerste middel is terecht voorgesteld. Voor een terugwijzing van de zaak naar het hof zie ik, nu ik ambtshalve geen grond heb aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak behoort te leiden, echter geen noodzaak.2.Het lijkt mij dat de Hoge Raad om doelmatigheidsredenen het bestreden arrest zal kunnen vernietigen voor wat betreft de uitgesproken onttrekking aan het verkeer met bevel tot teruggave van de rijzweep en de longeerzwepen aan de verdachte.
11.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12.
Het tweede middel behoeft geen bespreking. Nu het eerste middel terecht is voorgesteld, concludeer ik dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer, zal bepalen dat de onder verdachte inbeslaggenomen rijzweep en de longeerzwepen aan hem zullen worden teruggegeven, en het beroep voor het overige zal verwerpen.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
n.d.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑08‑2013
Vgl. HR 16 oktober 2007, LJN BB2952 inzake verbeurdverklaring.