Rb. Noord-Holland, 20-05-2015, nr. C/15/119820 / HA ZA 05-1711
ECLI:NL:RBNHO:2015:11544
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
20-05-2015
- Zaaknummer
C/15/119820 / HA ZA 05-1711
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2015:11544, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 20‑05‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Omstreeks juni 2002 is gebleken dat de resultaten in de Nederlandse Zeugenhouderij verminderden. Uit onderzoek kwam naar voren dat door Nederlandse varkenshouders toegepast varkensvoer de hormonale substantie medroxyprogesteron acetaat (mpa) bevatte. Ingevolge richtlijn 96/22/EG is het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking in de veehouderij verboden. Nader onderzoek wees uit dat de bron van de vervuiling in Ierland lag. De daar gevestigde geneesmiddelenfabrikant Wyeth gebruikte een suikeroplossing voor het aanbrengen van een coating op anticonceptiepillen. Met mpa vervuild suikeroplossing is door Wyeth via afvalmakelaar Cara ter verwerking verscheept naar Bioland Liquid Sugars in België. Bioland heeft de suikeroplossing ten tijde van haar faillissement kennelijk op aandringen van de curator van haar bedrijventerrein verwijderd door dit te leveren aan enkele Nederlandse schakels in de productieketen van varkensvoer. De met mpa vervuilde suikeroplossing is ook bij eiseres terecht gekomen en na vermenging met tarwezetmeer verkocht aan varkenshouderijen. Na ontdekking van de mpa in Nederlandse varkens zijn de desbetreffende varkenshouderijen onder toezicht gesteld en geblokkeerd. Eisers vorderen een verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig jegens hen en de personen met wie eisers hebben gehandeld en voer, varkens en varkensproducten hebben geleverd, omdat 1) gedaagden de Belgische autoriteiten niet in kennis gesteld van het vervoer van de afvalstoffen van Ierland naar België zoals voorgeschreven in de artikelen 3 en 6 EVOA. Daarmee hebben gedaagden zich tevens schuldig gemaakt aan sluikhandel als omschreven in artikel 26 EVOA, 2) gedaagden hebben gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt door Bioland te selecteren als verwerker van het farmaceutische afval, terwijl gedaagden wisten, althans moesten weten, dat Bioland niet in staat was het afval behoorlijk te verwerken. Die handelwijze is bovendien in strijd met artikel 34 EVOA, dat de producent van afvalstoffen verplicht de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de afvalstoffen op behoorlijke wijze worden verwerkt, en 3) gedaagden aansprakelijk zijn voor het door hen in het verkeer brengen van een gebrekkige zaak (artikel 6:173 BW) en gevaarlijke stoffen (artikel 6:175 BW). Eisers vorderen voorts vergoeding van de door hen geleden schade. Gedaagden hebben aangevoerd dat, wat er ook op hun handelen zou kunnen worden aangemerkt, de ernst en afkeurenswaardigheid daarvan in het niet valt bij de verwijten die eisers ter zake kunnen worden gemaakt. De rol van eisers in de verspreiding van MPA onder Nederlandse varkensboeren is onrechtmatig en de schade waarvan zij vergoeding vragen is het gevolg van hun eigen schuld. Het verweer van gedaagden dat het eigen handelen van eisers aan het aannemen van een op gedaagden rustende vergoedingsplicht in de weg staat slaagt zowel naar Nederlands als naar Iers recht. Eisers hebben bewust roekeloos gehandeld door geen enkele poging te doen om de werkelijke herkomst en samenstelling van het suikerwater te onderzoeken alvorens dat met eigen tankauto’s uit België op te halen en het suikerwater vervolgens zonder enig onderzoek te lossen in de eigen tanks en het te verwerken in het voer. Dit terwijl alle aanleiding bestond om wél onderzoek naar de herkomst van het suikerwater te doen. Eisers hebben daarmee bewust het risico genomen dat het suikerwater niet in orde was en de gevolgen daarvan over zich afgeroepen. Die handelwijze is niet alleen onzorgvuldig, maar bovendien in strijd met de Verordening PDV Diervoeders 1998. Artikel 3:1 van die verordening bepaalt dat het verboden is om voedermiddelen in het verkeer te brengen of te gebruiken die niet gezond, niet deugdelijk en niet van gebruikelijke handelskwaliteit zijn en/of een gevaar opleveren voor de gezondheid van mens of dier of het milieu. Ingevolge deze bepaling rust op de ondernemer een onderzoeks- en zorgvuldigheidsplicht. Die onderzoekplicht is door eisers geschonden. Het eigen schuld verweer slaagt. De aan eisers toe te rekenen omstandigheden hebben zozeer aan het ontstaan van de schade waarvan zij in dit geding vergoeding vorderen bijgedragen dat die schade in de verhouding tussen eisers en gedaagden, geheel voor rekening van eisers moet blijven. De vorderingen worden daarom afgewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/119820 / HA ZA 05-1711
Vonnis van 20 mei 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUVA B.V.,
gevestigd te Best,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUVA HOLDING B.V.,
gevestigd te Best,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENUBO B.V.,
gevestigd te Den Bommel, gemeente Overflakkee,
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PORKER FOODS B.V.,
gevestigd te Middelharnis,
eisers,
advocaat mr. W.M. Bijloo,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.H.P. MANUFACTURING B.V., mede h.o.d.n. WYETH MEDICA IRELAND,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
advocaat mr. J. van den Brande,
2. de rechtspersoon naar Iers recht
CARA ENVIRONMENTAL TECHONOLY LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
advocaat mr. R.A.M. Schram,
gedaagden.
Partijen zullen hierna [eisers] , Wyeth en Cara genoemd worden. [eisers] zullen afzonderlijk worden aangeduid als Genuva, Genuva Holding, Genubo, [eiser 4] en Porker Foods.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het vonnis in het incident van 29 maart 2006
- -
de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 38 van de zijde van Wyeth
- -
de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 42 van de zijde van Cara
- -
de conclusie van repliek met producties 8 t/m 110
- -
de conclusie van dupliek met producties 39 t/m 54 van de zijde van Wyeth
- -
de conclusie van dupliek met producties 43 t/m 60 van de zijde van Cara
- -
de producties 111 t/m 145 van de zijde van [eisers] met toelichtende brief van
3 maart 2015 van mr. Bijloo
- -
de akte overlegging producties 61 t/m 79 van de zijde van Cara
- -
het proces-verbaal van het op 19 maart 2015 gehouden pleidooi en de daarbij overgelegde pleitnotities.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De [eiser 4] -groep bestaat uit meerdere bedrijven die zich onder meer bezig houden met het houden van varkens, alsmede het aan- en doorverkopen van veevoedergrondstoffen.
2.2.
Genuva is een brijvoerbedrijf, hetgeen betekent dat zij aan mestvarkens brijvoer voedert.
2.3.
Genubo is eveneens een brijvoerbedrijf. Onder Genubo vallen zes varkenshouderijbedrijven en één fokvarkensbedrijf. Op de locatie te Middelharnis naast Porker Foods is eveneens een eigen brijvoerkeuken aanwezig.
2.4.
Porker Foods B.V. houdt zich bezig met de aankoop en het be- en verwerken van veevoedergrondstoffen en het verkopen en vervoeren van veevoederproducten. Porker Foods levert het door haar geproduceerde voormengsel (o.a. Porkermix) zowel aan de andere bedrijven van de [eiser 4] -groep als aan andere varkenshouders.
2.5.
Genuva Holding voert de administratie uit van de ondernemingen van de [eiser 4] -groep en is enig aandeelhouder en bestuurder van Porker Foods en Genuva. [eiser 4] is enig aandeelhouder en bestuurder van Genuva Holding en Genubo.
2.6.
Wyeth had in de in dit geding relevante periode in Ierland een faciliteit voor de productie van farmaceutische producten. Zij produceerde onder meer orale anticonceptiepillen. Daarbij gebruikte zij het synthetisch hormoon medroxy progesteron acetaat (hierna: MPA). Onderdeel van het productieproces betrof de coating van de geneesmiddelen. Dit proces resulteerde onder meer in twee afvalstromen: de ene bestaande uit een wateroplossing met alleen suiker en kleurstof (suikerwater) zonder MPA, de andere uit suikerwater met MPA.
2.7.
Wyeth beschikte als afvalproducent over een Integrated Pollution Prevention and Control licence (hierna: IPC-vergunning) van de Ierse overheid. Ingevolge die IPC-vergunning was Wyeth bevoegd maar tevens gehouden haar suikerwaterafval te verwerken conform de nationale en internationale regelgeving terzake afvalstoffen.
2.8.
Cara is afvalmakelaar. Cara heeft vanaf 1997 voor Wyeth tegen betaling de verwijdering van de stroom suikerwater zonder MPA verzorgd. Het suikerwater met MPA heeft Wyeth tot medio 2000 via een afvalverwijderingsbedrijf naar verbrandingsfabrieken in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland laten verschepen. In alle gevallen haalde Cara het suikerwater op van Wyeth’s fabrieksterrein in Newbridge.
2.9.
In 1999 heeft Cara Wyeth in contact gebracht met Bioland B.V.B.A. (hierna: Bioland) in België met het oog op een nuttige toepassing van de stroom suikerwater zonder MPA. In oktober van dat jaar heeft Wyeth ( [betrokkene 1] ) in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Cara ( [betrokkene 2] ) een audit uitgevoerd bij Bioland. Tijdens de audit heeft Wyeth aan Bioland ( [betrokkene 3] ) gevraagd of zij over een vergunning beschikte. Bioland heeft daar bevestigend op geantwoord en toegezegd de vergunning toe te zenden. Dat laatste is niet gebeurd.
2.10.
Na de audit heeft Cara aan Wyeth een offerte uitgebracht voor de verwerking van suikerwater zonder MPA door Bioland. Wyeth heeft Cara daarna suikerwater zonder MPA ter verwerking voor nuttige toepassing doen afvoeren naar Bioland.
Vanaf september 2000 is in opdracht van Wyeth door Cara ook suikerwater met MPA naar Bioland verzonden. Bioland beschikte niet over een vergunning voor verwerking van farmaceutisch afval.
2.11.
Op het uitvoeren uit Ierland van het suikerwater was van toepassing de Verordening (EEG) 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de internationale overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna: EVOA). Op grond van artikelen 3 (overbrenging voor verwijdering) en 6 (overbrenging voor nuttige toepassing) van de EVOA diende van de uitvoer van het suikerwater (zowel zonder als met MPA) vanuit Ierland naar België een kennisgeving plaats te vinden aan de bevoegde Belgische afvalstoffenautoriteit (de OVAM). Een dergelijke kennisgeving is nimmer gedaan.
2.12.
[betrokkene 4] , afdelingshoofd Afval- en Materialenbeheer van de OVAM, heeft in e-mails van 12 en 17 januari, 13 februari en 4 mei 2014 het volgende geschreven aan de advocaat van [eisers] :
“[…] Er is geen kennisgeving ingediend om farmaceutisch afval uit Ierland naar Bioland over te brengen. Dergelijke kennisgeving zou nooit door OVAM worden goedgekeurd omdat Bioland niet over de juiste vergunning beschikte om farmaceutisch afval te aanvaarden of te verwerken. De vergunningstoestand van de opgegeven verwerker was (en is) een van de belangrijkste elementen die onderzocht worden door mijn medewerkers bij de beoordeling van kennisgevingen voor de invoer van afvalstoffen naar Vlaamse verwerkingsinstallaties. Hoe mijn medewerkers kennisgevingen behandelen is opgenomen in schriftelijke, interne werkinstructies.”
en
“[…] Als de vergunning van de bestemmeling niet in orde bleek maakte de OVAM als bevoegde autoriteit van bestemming bezwaar tegen de geplande overbrenging; […] Uit artikel 8 van de verordening blijkt dat de overbrenging maar kan plaatsvinden indien geen bezwaar is gemaakt. […].”
en
“[…] De vergunningstoestand van de bestemmeling was en is doorslaggevend bij de behandeling van een kennisgeving door OVAM. Overtredingen tegen milieuwetgeving, i.c. gesjoemel met afval, zijn ook een weigeringsgrond. Er is dus geen sprake dat OVAM ooit toestemming zou hebben gegeven voor de invoer van farmaceutische afvalstoffen naar Bioland.
Er is trouwens wel degelijk opgetreden tegen de illegale lozingen door de toezichthoudende diensten zoals de Milieu-Inspectie. […].”
en
“[…] Aan Bioland werd op 22 maart 2001 een vergunning verleend voor het produceren van mengstropen vertrekkende van schadesuikers. […]
Gezien in de milieuvergunningsaanvraag enkel de verwerking van schadesuikers uit de voedingsindustrie wordt gevraagd, kan in het kader van deze vergunning geen farmaceutisch afval worden aanvaard laat staan verwerkt.”
2.13.
De werkinstructies van de OVAM, versie 1997, vermelden onder het kopje “Inhoudelijke behandeling kennisgeving” onder meer:
“[…] De vergunningstoestand van de bestemmeling nagaan. Bij een nieuwe afvalstroom het vergunningsdossier van de bestemmeling nakijken […].”
2.14.
Op grond van artikel 34 van de EVOA is de producent van afvalstoffen gehouden alle nodige maatregelen te nemen om afvalstoffen op een zodanige wijze te verwijderen of nuttig toe te passen dan wel de verwijdering of nuttige toepassing op zodanige wijze te regelen, dat de kwaliteit van het milieu wordt beschermd overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG en Richtlijn 91/689/EEG.
2.15.
In het voorjaar van 2002 raakte Bioland in financiële problemen, die er toe hebben geleid dat zij op 7 mei 2002 in staat van faillissement is verklaard. Bioland had tot dat moment 200 ton suikerwater met MPA, afkomstig van Wyeth, ontvangen, maar nog niet verwerkt.
2.16.
In april 2002 heeft Bioland (gebr. [betrokkene 3] ) contact opgenomen met [eisers] en het suikerwater aangeboden. Genuva heeft vervolgens 4 vrachten suikerwater gekocht en die in de periode van 15 april tot en met 6 mei 2002 met haar eigen vrachtwagens opgehaald bij Bioland. 3 vrachten suikerwater zijn door Genuva doorverkocht aan Genubo te Middelharnis en 1 vracht is doorverkocht en afgeleverd aan [eiser 4] B.V. te Best. Op deze locaties bevinden zich de varkensstallen van Genubo en [eiser 4] B.V. Genubo heeft het suikerwater toegevoegd aan het brijvoer en heeft dat gevoerd aan haar mestvarkens, alsmede aan varkens van andere varkenshouders die stallen pachtten op het terrein van Genubo. Een deel van het suikerwater is terecht gekomen bij Porker Foods, die naast Genubo aan de Groeneweg te Middelharnis is gevestigd. Via Porker Foods is het in het voer terecht gekomen dat is doorverkocht aan derden, waaronder [B] B.V. (hierna: [B] ).
2.17.
In mei 2002 bleken varkens van een drietal in Nederland gevestigde varkenshouderijen te kampen met vruchtbaarheidsproblemen. Na onderzoek bleek het vlees van de varkens op die bedrijven MPA te bevatten. Van overheidswege (het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), c.q. haar Algemene Inspectie Dienst - AID) is vanaf juni 2002 onderzoek gedaan naar de verspreiding van MPA onder varkenshouderijen en naar de herkomst daarvan. Tijdens dat onderzoek bleken ook de varkens van [B] MPA te bevatten. Vastgesteld is dat de besmette varkens mede waren gevoerd met voer dat afkomstig was van bedrijven van de [eiser 4] -groep. Vervolgens is ook bij varkens van [eisers] besmetting met MPA vastgesteld. In 3 monsters die op 2 juli 2002 bij Porker Foods zijn genomen is MPA aangetroffen. Het betreft monsters uit tank 7 van tarwezetmeel, bunker 3 van de Porkermix en tank 8 van Recidrink. De bedrijven van de [eiser 4] -groep zijn begin juli 2002 onder toezicht geplaatst. Ook diverse andere varkenshouderijen zijn voor enige tijd “onder toezicht geplaatst” van de AID, hetgeen betekende dat geen varkens van die bedrijven mochten worden verhandeld of geslacht voor consumptie, tenzij bij individuele tests was gebleken dat de dieren geen MPA bevatten. De AID heeft verschillende besmette varkenshouderijen uiteindelijk gesloten en/of geruimd.
2.18.
MPA wordt beschouwd als een groeihormoon en het gebruik ervan in de veehouderij is in de Europese Unie verboden in artikel 3 van de Richtlijn 96/22/EG.
2.19.
Ingevolge de Verordening Registratie Ondernemingen Diervoedersector 1990 diende in 2002 elk bedrijf dat activiteiten ontplooide op het gebied van productie en verwerking van en handel in diervoeder zich te registreren bij het Productschap Diervoeder (PDV). Het PDV werkte met de GMP-Regeling diervoedersector. De kern van deze regeling werd gevormd door de “Good Manufacturing Practice” (“GMP”) en de geïntegreerde “Hazard Analysis of Critical Control Points Standard” (“HACCP Standaard”), welke van toepassing was op alle producenten en handelaars die GMP-gecertificeerd waren. Op grond van de Verordening PDV erkenningsregeling GMP diervoedersector 2000 konden bedrijven zich aanmelden bij het PDV voor diverse GMP-erkenningen en een HACCP-erkenning, tezamen GMP+. Onderdeel van de erkenningsregeling was de GMP code diervoedersector waarin voorwaarden met betrekking tot basiskwaliteit waren gespecificeerd. Het doel van de GMP code diervoedersector was onder meer producten en diensten voort te brengen op een wijze die in hoge mate waarborgt dat leveranciers van deze producten en diensten voldoen aan de eisen in wet- en regelgeving, verband houdende met de veiligheid voor mens, dier en milieu (basiskwaliteit). Teneinde die basiskwaliteit te waarborgen was in de Algemene GMP code diervoerdersector een groot aantal voorschriften opgenomen over onder meer de administratie, verificatie en analyse van voedermiddelen, toevoegingsmiddelen en overige hulpstoffen.
2.20.
Het is onder de GMP-regeling niet toegestaan om suikerwater afkomstig uit de farmaceutische industrie (al dan niet met MPA) te verwerken in veevoer.
2.21.
Bioland beschikte niet over een GMP-erkenning en was evenmin HACCP gecertificeerd. Genuva en Genubo hadden evenmin een GMP-erkenning. Porker Foods was wel GMP-gecertificeerd.
2.22.
Genuva heeft het suikerwater van Bioland met MPA afgenomen zonder onderzoek te doen naar de herkomst ervan. Het monster van het suikerwater dat Bioland in april 2002 aan Genuva heeft verstrekt, is door Genuva ongebruikt weggegooid.
2.23.
Na de ontdekking van de MPA besmetting is de GMP-erkenning van Porker Foods met ingang van 3 juli 2002 door het PDV opgeschort. Het door Porker Foods tegen de opschorting ingestelde beroep is door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven ongegrond verklaard waarbij is overwogen dat Porker Foods heeft gehandeld in strijd met de GMP-code. Bij brief van 3 juli 2003 heeft het PDV meegedeeld dat de erkenning met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2002 is ingetrokken en dat Porker Foods vanaf 1 oktober 2003 een nieuwe aanvraag kan indienen.
2.24.
Het PDV heeft de MPA affaire in 2002 geëvalueerd en daarover een (interne) nota opgesteld waarin de volgende analyses en conclusies zijn opgenomen:
“[…]
3.1
Analyse
[…]
- a.
Er is door enkele bedrijven aan het begin van de diervoederketen een grondstof gekocht van een bedrijf dat geen GMP-waardige kwaliteitsborging van het product toepaste.
- b.
Er is door enkele bedrijven glucosesiroop gekocht, waarvoor op het moment van aankoop geen specifieke risicobeoordeling aanwezig was […]
- c.
Bij een conglomeraat van rechtspersonen was de ene wel en de andere niet GMP-erkend, edoch werd de administratie van deze rechtspersonen onder het beheer van dezelfde persoon op één administratieadres gevoerd. Bepaalde tekortkomingen, die als malversatie aan te merken zijn, kunnen dan niet door middel van een audit boven water komen. Dit vergt veel meer recherchewerk.
- d.
De twee bedrijven aan het begin van de diervoederketen reageerden in de achterliggende jaren bij de aanscherping van de GMP-eisen traag in de aanpassing van de bedrijfsvoering, en moesten meerdere keren d.m.v. een aanwijzing en een waarschuwing tot normconform gedrag gedwongen worden; […]
[…]
3.2
Conclusies
[…]
a. Het incident is niet primair veroorzaakt door gebreken in het huidige systeem of de normstelling, maar door de wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven door de deelnemende (GMP+ erkende) bedrijven.
[…]
c. Er is bij een aantal ondernemers een discrepantie tussen enerzijds het belang dat wordt gehecht aan kwaliteitsborging en de naleving van de GMP-regelingen en anderzijds de kwaliteitseisen die de markt aan de dierlijke producten stelt. Hierdoor was het mogelijk dat een risicovolle grondstof van een niet GMP-waardig bedrijf in het gesloten ketensysteem kon binnenkomen. Tevens was het mogelijk dat een afwijkende grondstof in een ander product werd verwerkt zonder dat een risicobeoordeling van deze grondstof plaats had gevonden.
d. Bij de hiervoor bedoelde bedrijven ontbreekt enerzijds voldoende inzicht in de risico’s van eigen handelen voor de vervolgschakels in de keten. Anderzijds ontbreekt het in een aantal gevallen aan respect voor de regels en de wijze waarop deze worden gehandhaafd.
[…]
h. Het is van belang dat elke ondernemer in de diervoederketen de vereiste kwaliteitsborging consequent in de dagelijkse praktijk toepast. Dit vraagt niet alleen om professionaliteit, maar ook integriteit van ondernemers.
[…]
j. Kernpunt van deze benadering is dat diervoederbedrijven uitsluitend moeten werken met gekende grondstoffen, waarvan op basis van een risicobeoordeling van het productieproces en de herkomst de risico’s onderkend zijn én aantoonbaar worden beheerst. Dat vraagt voor elke schakel in de keten om inzicht in en zekerheid omtrent de kwaliteitsborging van de toeleverancier(s).”
2.25.
Bij arrest van 16 februari 2006 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bewezen geacht dat Porker Foods een voedermiddel in het verkeer heeft gebracht door dit product aan te bieden en te verkopen aan [B] , terwijl dat voedermiddel door de aanwezigheid van MPA niet gezond en niet deugdelijk was en niet van gebruikelijke handelskwaliteit was en een gevaar opleverde voor de gezondheid van fokzeugen. Porker Foods is daarom veroordeeld wegens overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (artikel 3:1, eerste lid aanhef onder b, van de Verordening PDV Diervoeders 1998). Ten aanzien van het beroep van Porker Foods op afwezigheid van alle schuld heeft het gerechtshof overwogen:
“Verdachte heeft, door suikerwater op haar bedrijf op te slaan ten aanzien waarvan de herkomst onduidelijk was en door onvoldoende zorg te betrachten dat geen contaminatie van dit suikerwater met diervoeders of bestanddelen daarvan kon plaatsvinden, een ongeoorloofd risico genomen dat diervoeders of bestanddelen daarvan zouden kunnen worden besmet met schadelijke stoffen, in casu MPA. Derhalve kan niet worden gesteld dat bij verdachte sprake was van afwezigheid van alle schuld.”
Bij arrest van dezelfde datum is [eiser 4] veroordeeld voor het feitelijk leiding geven aan de door Porker Foods begane overtreding. Bij arresten van de Hoge Raad van 4 maart 2008 zijn de arresten van het gerechtshof vernietigd en is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het recht tot strafvordering was vervallen wegens overschrijding van de absolute verjaringstermijn van vier jaar volgens het op 1 januari 2006 in werking getreden art. 72 lid 2 Sr.
2.26.
Wyeth heeft met het Ierse Openbaar ministerie een schikking getroffen in de tegen haar in Ierland aangevangen strafzaak. Wyeth heeft (in ruil voor het intrekken van de overige tenlasteleggingen) de volgende tenlasteleggingen erkend en een boete betaald van € 40.000,--:
(i) schending van de IPC-vergunning door suikerwater met MPA aan Cara af te geven terwijl Wyeth de EPA niet vooraf had geïnformeerd over de omstandigheid dat zij gebruik maakte van de diensten van Cara (18 september 2000);
(ii) het in strijd met de Waste Management (Transfrontier Shipment) Regulations 1998 verschepen van afval zonder een certificaat (26 april 2001);
(iii) het inschakelen van een “agent” (lees: Cara) in het kader van het vervoer van gevaarlijk afval naar een andere partij die gevaarlijk afval had vermengd met niet gevaarlijk afval (15 mei 2001);
(iv) het niet handelen conform een eis uit de IPC-vergunning door suikerwater met MPA aan Cara af te geven, terwijl Wyeth de EPA niet vooraf had geïnformeerd over de omstandigheid dat zij gebruik maakte van de diensten van Cara (28 november 2001).
2.27.
Cara heeft met het Ierse Openbaar ministerie een schikking getroffen in de tegen haar in Ierland aangevangen strafzaak en heeft daarin erkend dat het wettelijke verplichte financieel certificaat bij 4 verschepingen niet op orde was.
2.28.
Krachtens vaststellingsovereenkomst van 20 september 2002 is aan de [eiser 4] -groep in de zogenoemde tweede tranche van de opkoopregeling door het Productschap voor Vee en Vlees een bedrag van € 1.832.862,24 vergoed in het kader “Noodmaatregel overname met MPA verontreinigde varkens”.
2.29.
Bij vonnis van 25 januari 2012 van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch is Porker Foods veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.480.832,57, met wettelijke rente vanaf 8 mei 2002, aan [B] als schadevergoeding wegens het leveren van met MPA besmet voormengsel aan [B] (waarna MPA in het niervet van de varkens van [B] werd aangetroffen en die varkens vervolgens zijn geruimd). Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft dit vonnis bij arrest van 9 september 2014 bekrachtigd.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen samengevat:
te verklaren voor recht dat Wyeth en Cara onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eisers] en de personen met wie [eisers] hebben gehandeld en voer, varkens en varkensproducten hebben geleverd;
Wyeth en Cara te veroordelen om aan [eisers] te voldoen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten.
3.2.
[eisers] leggen - kort samengevat - aan hun vordering ten grondslag dat Wyeth en Cara - althans één van hen - in strijd hebben gehandeld met een aantal nationale (Ierse) en internationale (Europese) wettelijke voorschriften inzake (de internationale overbrenging van) afvalstoffen. Wyeth en Cara hebben onder meer de Belgische autoriteiten niet in kennis gesteld van het vervoer van de afvalstoffen van Ierland naar België zoals voorgeschreven in de artikelen 3 en 6 EVOA. Daarmee hebben Wyeth en Cara zich tevens schuldig gemaakt aan sluikhandel als omschreven in artikel 26 EVOA. [eisers] stellen dat als Wyeth en/of Cara aan haar kennisgevingsplicht hadden voldaan door aan de Belgische autoriteit (de OVAM) een kennisgeving te zenden met betrekking tot de overbrenging van het suikerwater (met MPA) naar Bioland, de invoer van dat farmaceutisch afval in België niet zou zijn toegestaan en het suikerwater dus ook niet zou zijn opgenomen in de Nederlandse varkensvoederketen. Daarnaast stellen [eisers] dat Cara en Wyeth hebben gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt als bedoeld in artikel 6:162 BW door Bioland te selecteren als verwerker van het farmaceutische afval (hetgeen suikerwater zowel met, als zonder MPA immers is), terwijl zij wisten, althans moesten weten, dat Bioland niet over de juiste vergunning beschikte en feitelijk ook niet in staat was dat van Wyeth afkomstige afval behoorlijk te verwerken. Voorts hebben zij Bioland niet althans onvoldoende geïnformeerd over de aanwezigheid van een aanzienlijk grotere hoeveelheid MPA in het suikerwater dan aanvankelijk voorgespiegeld (eerder “bashes” dan “traces”). Hierbij komt nog dat Wyeth en Cara wisten dat het suikerwater met MPA via Bioland in de humane en diervoederindustrie terecht zou komen. Bioland had geen ervaring op het gebied van farmaceutisch afval en wilde ook geen inzicht geven in haar verwerkingsprocessen. Dat alles heeft Wyeth en ook Cara, die over gelijke wetenschap beschikte, er echter niet van weerhouden om het farmaceutisch afval naar Bioland over te brengen. Die handelwijze van Wyeth is bovendien in strijd met het sub 2.14 weergegeven artikel 34 EVOA, dat de producent van afvalstoffen verplicht de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de afvalstoffen op behoorlijke wijze worden verwerkt. Tot slot stellen [eisers] dat Wyeth en Cara aansprakelijk zijn voor het door hen in het verkeer brengen van een gebrekkige zaak (artikel 6:173 BW) en gevaarlijke stoffen (artikel 6:175 BW).
3.3.
Wyeth en Cara erkennen dat ten onrechte geen kennisgeving als bedoeld in artikel 3 e.v. EVOA is gedaan van de overbrenging van het suikerwater (met MPA) van Ierland naar België. Zij betwisten echter dat de invoer van het suikerwater (met MPA) door de OVAM zou zijn tegengehouden indien die kennisgeving wel zou zijn gedaan. Wyeth en Cara betwisten voorts dat artikel 34 EVOA dan wel enige andere (ongeschreven) zorgplicht is geschonden.
3.4.
Voorts voeren Wyeth en Cara tot hun verweer aan dat, wat er ook op hun handelen zou kunnen worden aangemerkt, de ernst en afkeurenswaardigheid daarvan in het niet valt bij de verwijten die [eisers] terzake kunnen worden gemaakt. De rol van [eisers] zelf in de verspreiding van MPA onder Nederlandse varkensboeren leidt ertoe dat het causale verband tussen de aan Wyeth en Cara verweten gedragingen en de schade waarvan [eisers] vergoeding vragen is verbroken, althans dat die schade Wyeth en Cara niet kan worden toegerekend, omdat sprake is van 100% eigen schuld. De rol van [eisers] komt volgens Wyeth en Cara samengevat op het volgende neer. [eisers] hebben van Bioland, een voor hen destijds onbekend bedrijf, een partij suikerwater aangeboden gekregen. Een van de directeuren van Bioland kwam onaangekondigd met een monster van het roodgekleurde suikerwater langs met de vraag of [eisers] het suikerwater wilden afnemen. Omdat geen analyse van het suikerwater beschikbaar was en [eisers] twijfelden aan de GMP-waardigheid is het suikerwater bewust buiten de GMP-erkenning van Porker Foods om gekocht door Genuva dat geen GMP-erkenning had. Genuva heeft 20 gulden per ton (een opmerkelijk hoge prijs, die op zich reeds te denken moest geven) voor het suikerwater betaald en contant afgerekend waarna het suikerwater met vrachtwagens van [eisers] is opgehaald bij Bioland. De koop door Genuva was louter administratief, want nadat het suikerwater was opgehaald bij Bioland is een deel ervan in strijd met de GMP-regels terecht gekomen in tanks van Porker Foods. Hoewel [eisers] vanwege de rode kleur wisten dat het om afvalsuikerwater ging, is het suikerwater zonder enig herkomstonderzoek en zonder het monster te testen in veevoer verwerkt. Dat veevoer is vervolgens zowel aan eigen varkens gevoerd als aan varkens van andere op het terrein gevestigde varkenshouderijen. Via de tanks van Porker Foods is het suikerwater met MPA ook terecht gekomen in veevoer dat door Porker Foods werd verkocht aan andere varkenshouders, zoals [B] .
3.5.
[eisers] hebben zich door te handelen als hiervoor vermeld volgens Wyeth en Cara onder meer schuldig gemaakt aan overtreding van de Verordening PDV Diervoeders 1998, de GMP-regeling, de Regeling In- en uitvoercontroles diervoeders 1998 en de toepasselijke Provinciale Milieuverordeningen. Daarnaast hebben [eisers] zeer specifieke op hen rustende onderzoeks- en zorgvuldigheidsnormen geschonden. De eigen (bewuste) roekeloosheid van [eisers] is daarmee de primaire oorzaak van de door hen geleden schade, zodat deze schade geheel voor rekening van [eisers] dient te blijven, aldus Wyeth en Cara.
4. De beoordeling
4.1.
Gelet op het feit dat gedaagden in het buitenland zijn gevestigd, heeft deze zaak een internationaal karakter. Dit betekent dat de rechtbank (ambtshalve) moet beoordelen of zij als Nederlandse rechter bevoegd is en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.2.
In het vonnis in het incident van 29 maart 2006 is reeds geoordeeld dat deze rechtbank op grond van artikel 6 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.3.
Wat betreft de verwijten die [eisers] aan Wyeth en Cara maken kan de rechtbank nader onderzoek naar het toepasselijk recht achterwege laten, omdat zij - zoals hierna zal blijken - zowel op basis van het Nederlandse als op basis van het Ierse recht tot dezelfde conclusie komt. De rechtbank zal dat hierna uitwerken.
4.4.
Ingevolge artikel 6:162 BW is degene die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, verplicht de schade te vergoeden die de ander ten gevolge van die onrechtmatige daad lijdt. Deze regel brengt mee dat alleen een verplichting tot vergoeding van (gesteld geleden) schade op grond van onrechtmatige daad kan bestaan als er een causaal verband is tussen de onrechtmatige daad en de schade. Van een dergelijk causaal verband kan geen sprake zijn zonder een zogenaamd conditio sine qua non verband. Dat betekent dat als de gelaedeerde, de (gestelde) onrechtmatige daad weggedacht, de schade (ook) zou hebben geleden, het vereiste causaal verband ontbreekt. Naar Nederlands recht is voor het aannemen van aansprakelijkheid in een geval als het onderhavige naast conditio sine qua non verband ook nog vereist dat de schade in een zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van Wyeth en Cara berust dat die schade hen, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW).
4.5.
Ook naar Iers recht is voor een schadevergoedingsverplichting op grond van onrechtmatig handelen (“tort”) vereist dat sprake is van een conditio sine qua non verband als hierboven beschreven. Het Ierse recht kent daarnaast de notie dat de onrechtmatigheid van een later in de keten plaatsvindend handelen van een ander, dat net als het handelen van de schuldenaar causaal is geweest voor de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, aan toerekening van die schade als een gevolg van het handelen van de schuldenaar in de weg kan staan. Het komt daarbij aan op een beoordeling van de ernst van de gemaakte fouten. Indien de fout van de ander, mede gelet op het aan de schuldenaar gemaakte verwijt, voldoende ernstig is, staat het handelen van die ander als “novus actus interveniens” aan toerekening van de schade in de weg.
4.6.
Wanneer, zoals hier, die ander degene is die de schade heeft geleden en daarvan vergoeding vordert, voorziet het Nederlandse recht in de mogelijkheid van een vergelijkbare benadering, en wel op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld). Wyeth en Cara hebben hun verweer mede in de sleutel van eigen schuld geplaatst.
4.7.
Nu in beide benaderingen de primaire focus ligt op de ernst van de over en weer gemaakte verwijten en de mate waarin deze tot de schade hebben bijgedragen is de rechtbank van oordeel dat toepassing van Nederlands recht niet tot een relevant verschil in uitkomst leidt, zodat de zaak aan de hand van Nederlands recht zal worden beoordeeld.
4.8.
Wat betreft de aan Wyeth en Cara gemaakte verwijten is tussen partijen niet in geschil dat de artikelen 3 e.v. EVOA zijn geschonden door van de overbrenging van het suikerwater van Ierland naar België geen kennisgeving te doen aan de Belgische autoriteiten. Uit hetgeen hierna wordt overwogen, volgt dat in het midden kan blijven of dat een fout is van Wyeth, van Cara of van beiden. De rechtbank zal daarnaast veronderstellenderwijze aannemen dat (ook) naar Nederlands recht producenten van afval als het onderhavige MPA-houdende suikerwater verplicht zijn om er voor te zorgen dat dit afval - bezien vanuit het perspectief van milieu en gezondheid - veilig wordt verwerkt of verwijderd. Die norm laat zich in een geval als het onderhavige concretiseren tot de verplichting dat de producent zich ervan moet vergewissen dat de afnemer in staat is het afval deugdelijk en veilig te verwerken en strekt er mede toe om schadelijke gevolgen zoals die hier zijn opgetreden, te voorkomen. De rechtbank behoeft niet verder in te gaan op de vraag of deze norm ook het handelen van een afvalmakelaar als Cara regardeert en evenmin op de vraag of voldoende grond bestaat om aan te nemen dat het selecteren van Bioland als afvalverwerker door Wyeth en/of Cara onzorgvuldig is geweest. Ook als dat het geval is, slaagt het verweer van Wyeth en Cara dat het eigen handelen van [eisers] aan het aannemen van een op Wyeth en Cara rustende vergoedingsplicht in de weg staat. De rechtbank zal dit oordeel hieronder verder uitwerken.
4.9.
Wat betreft het handelen van [eisers] bij de aankoop van het suikerwater kan op grond van het dossier het volgende worden vastgesteld.
4.9.1.
De rechtbank ontleent aan de verklaring van [eiser 4] , 6/7/2002 AID (CvR prod. 60) het volgende.
[…] Voor zover ik me kon herinneren ben ik door een van de gebroeders [betrokkene 3] telefonisch benaderd. […] Tijdens dit telefonisch onderhoud is mij een partij hoogwaardig suikerwater aangeboden, met een drogestof percentage van circa 40 %. Tijdens dit gesprek bleek mij dat [betrokkene 3] dit suikerwater al aan diverse andere afnemers leverde. [betrokkene 3] noemde als referentie [betrokkene 5] van Profarm. Dit kwam bij mij vertrouwd over. [betrokkene 3] zou later een analyse en een matrix van het suikerwater aanleveren. Uiteindelijk heb ik telefonisch een aantal proefvrachten gekocht. Voor dit suikerwater moest hij fl 20,= per ton hebben. Dit is door mij uiteindelijk ook betaald. Op 8 mei 2002 zijn de gebroeders [betrokkene 3] hier op kantoor aan [adres] gekomen. […] Daar ze tijdens deze bespreking nog geen analyse en een matrix van het suikerwater konden overleggen heb ik de zaak financieel acuut afgewerkt. […]
4.9.2.
De rechtbank ontleent aan de verklaring van [eiser 4] , 22/8/2002 AID (CvA Wyeth prod. 16) het volgende.
[…] Porkerfoods is een GMP bedrijf[…]. De GMP erkenning van Porkerfoods is belangrijk omdat het enigszins wordt opgedrongen vanuit de sector […]. We hebben de GMP erkenning nodig om aan andere GMP bedrijven te kunnen leveren. […] Bioland uit België kende ik niet. Iemand van Bioland is bij ons aan de [adres] geweest volgens [betrokkene 6] was dit [betrokkene 3] Vught. De man vertelde tegen [betrokkene 6] dat hij gestuurd was door [betrokkene 5] . […] [betrokkene 6] heeft hem te woord gestaan en een visite kaartje van hem gekregen. […] Er is na 2 a 4 dagen contact geweest met [betrokkene 3] […]. Ik heb ook gevraagd hoe het
met de GMP erkenning of ISO certificering was van Bioland er werd verteld dat hij bereid
was het product GMP waardig te maken. Hij vertelde mij dat het voor de limonade industrie minimaal 60% drogestof moest bevatten, onder de 60% drogestof werd het verkocht
als veevoer. Hij schermde met de kwaliteit van het product omdat het een hoogwaardig
product was wat met meer dan 60% drogestof voor de humane industrie bestemd was.
[…] Ik heb na enkele dagen met [betrokkene 7] gebeld, dit is een voerspecialist, met de vraag of de prijs kwaliteit van het suikerwater goed was. Ik heb [betrokkene 7] het telefoonnummer gegeven van Bioland, met de vraag of hij de prijs kwaliteit verhouding van het suikerwater wilde onderzoeken, ook heb ik hem gevraagd om te kijken naar onder andere het eiwit percentage, energie gehalte en drogestof percentage. [betrokkene 7] heeft mij terug gebeld met de mededeling dat hij het in orde vond en dat hij voor Zeeland voeders wel suikerwater wou laden. Ik heb [betrokkene 7] verteld dat ik ook enkele proefvrachten wou laden. […]. Ik heb om een analyseresultaat gevraagd, maar ik weet niet meer of ik dat aan [betrokkene 7] of aan [betrokkene 3] heb gevraagd […]. Ik heb achteraf gezien nooit een analyse ontvangen, niet van, [betrokkene 7] en ook niet van, [betrokkene 3] . Toen het bleek dat we geen analyse van het suikerwater hadden heb ik tegen [betrokkene 6] gezegd dat we het Suikerwater van Bioland op Genuva gingen laden, dus buiten de Porkerfoods erkenning om. Dit omdat we niet helemaal waren overtuigd van de GMP waardigheid en/of andere certificering van het suikerwater, dus voor de zekerheid. Er was volgens [betrokkene 6] een monster achtergelaten, ik heb dit monster niet zelf gezien. [betrokkene 8] mijn dochter heeft het monster na ongeveer 4 weken weggegooid. Het monster is niet onderzocht in een laboratorium. […] De beide gebroeders [betrokkene 3] zijn bij mij in het kantoor geweest. Ik heb toen gevraagd hoe het kwam dat het suikerwater zo’n roze kleur had, ze vertelde dat dit kwam omdat het afkomstig was van cactussen uit Peru. Zoals ik al eerder vertelde kwam [betrokkene 3] via [betrokkene 5] bij ons terecht. Ik had niet het idee dat ik [betrokkene 5] had moeten bellen om het een en ander inzake Bioland te verifiëren, dit is niet echt gebruikelijk in de voerhandel. […]
4.9.3.
De rechtbank ontleent aan de verklaring van [betrokkene 6] (werknemer bij [eisers] ), 7/8/2002 AID (CvA Wyeth prod. 12) het volgende.
[…] Ik doe geen inkoop van voer voor Genuva BV. De inkoop van voer doet [eiser 4]
. […] U vraagt mij wat de handelwijze is als er nieuwe producten worden ingekocht, ik kan u zeggen dat dit bijna nooit voorkomt het zijn altijd producten van bekende
afnemers. Bij Genuva BV doen we het liefst zaken met bekende leveranciers. […] Een van de eigenaren van Bioland is op het kantoor in Best geweest. Ik heb die ook gesproken. […]. De keer dat ik met [betrokkene 3] Vught heb gesproken is het eerste contact geweest, dit is denk ik begin april geweest. Er was geen afspraak gemaakt met [betrokkene 3] Vught, hij is uit zich zelf naar het kantoor gekomen. Hij kwam naar het kantoor en vroeg naar van [eiser 4] . Hij had voer te koop hij had ook een monster bij zich. Ik weet niet zeker of het monster achter is gebleven of dat de man het weer mee terug had genomen. Ik weet niet meer wat voor kleur dit monster had. […] Ik denk dat [eiser 4] toen met [betrokkene 3] Vught contact heeft opgenomen. […] Het is nog wel ter sprake geweest dat er 3 of 4 proefvrachten zouden komen en dat er een analyse opgestuurd zou worden. Ik heb kort na het gesprek met [eiser 4] één of twee keer gebeld voor deze analyse. […] De analyse is nooit gekomen. De vier vrachten zijn bij Bioland geladen. […] We hebben besloten deze vrachten buiten Porkerfoods om te laten gaan, omdat het geen GMP waardig product was en omdat Bioland geen GMP erkend bedrijf was. Ze zijn daarom op een ritstaat van Genuva BV gezet. […] U toont mij document […] dit is een opslagstaat van porkerfoods deze worden denk ik door [betrokkene 9] ingevuld. De silo’s die op deze opslagstaat staan zijn silo’s van Porkerfoods. Ik kan niet verklaren waarom er bij leverancier Bioland staat en bij product suikerwater. Ik denk dat dit een vergissing is. […].
4.9.4.
De rechtbank ontleent aan de verklaring van [betrokkene 6] , 19/1/2004 (CvR prod. 62) het volgende.
[…] Begin april 2002 kwam een van de gebr. [betrokkene 3] op het kantoor van Genuva BV en vroeg naar [eiser 4] . Toon was er op dat moment niet […]. [betrokkene 3] vertelde mij toen dat hij suikerwater te koop had. Hij had daarvan een monster bij zich. Hij vertelde erbij dat het suikerwater was dat afkomstig was van de limonadeindustrie. Ook vertelde hij dat hij in het verleden met Pro Farm zaken had gedaan en dat hij van [betrokkene 5] had vernomen dat [eiser 4] mogelijk ook interesse had. […] Het monster heeft hij achtergelaten. […] Het monster zat in een potje ter grootte van een jampotje. Ik weet niet meer of het doorzichtig was of niet. Er zat geen etiketje op. Het potje is door [betrokkene 8] in de koelkast gezet. Op de vraag waarom ik een aantal keren naar Bioland heb gebeld met de vraag waar de analyse van het monster bleef, terwijl we ook zelf een monster hadden, kan ik het volgende antwoorden. Het is gebruikelijk dat de leverancier zelf een analyse aanlevert. Het monster is eigenlijk meer bedoeld om een algemene indruk te krijgen en niet zozeer om het ter analyse naar een laboratorium te sturen. Overigens worden door Porker Foods BV wel regelmatig monsters ter analyse opgestuurd. Porker foods is daartoe verplicht op grond van de Minas-regeling en de GMP-regeling. Enkele dagen na het bezoek van [betrokkene 3] heb ik [eiser 4] daarvan op de hoogte gesteld. [eiser 4] heeft vervolgens contact opgenomen met [betrokkene 7] met het verzoek om te kijken of het een goed produkt was. Dit heeft [eiser 4] mij verteld. [eiser 4] heeft dit gedaan omdat hij zelf geen tijd had om dit uit te zoeken. […] [eiser 4] vertelde mij later dat [betrokkene 7] het suikerwater had gecontroleerd en hem had verteld dat het een goed produkt was. Hierop heeft [eiser 4] besloten om 3 of 4 proefvrachten af te nemen. [eiser 4] wilde het produkt eerst aan zijn eigen varkens voeren alvorens meer af te nemen. Verder speelde in dit verband mee dat het ging om een nieuw produkt. Daarmee bedoel ik te zeggen dat het ging om een produkt van een voor ons nieuwe leverancier. […] Het klopt dat we niet vaak nieuwe zakenrelaties aangaan. […] Ondanks het feit dat Genuva BV geen GMP-erkenning heeft, is het bedrijfsbeleid in beginsel om alleen van GMP-erkende bedrijven af te nemen. Dit om problemen te voorkomen. […]
4.9.5.
De rechtbank ontleent aan de verklaring van [betrokkene 7] (Zeeland Voeders, rb) 14/01/2004 (CvR prod. 52) het volgende.
[…]
Ik ben door [eiser 4] op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om bij Bioland
suikerwater aan te kopen. Ik heb Bioland niet gevraagd of zij een GMP-erkenning hadden. Ik vond dat niet nodig omdat ik er vanuit ging dat het produkt uit de limonade-industrie
afkomstig was. Verder ging ik er van uit dat we het produkt zelf GMP-waardig konden maken door het de nodige testen te laten ondergaan. Op deze manier kochten we immers ook produkten aan in Duitsland. […] Zoals gezegd ging ik er van uit dat het uit de limonade-industrie vandaan kwam. De herkomst van een produkt zegt mij meer dan het feit of het al dan niet van een GMP-erkend bedrijf afkomstig is. Ook als een produkt van een GMP-erkend bedrijf afkomstig is doen we in geval van twijfel ook zelf onderzoek. […] Ik heb zelf geen aanleiding gezien om bij Bioland specifiek naar de reden van de rode kleur te
wagen. Zoals gezegd, ik vond daar niets vreemd aan. Ik heb niet hij de firma Pro farm
navraag gedaan waarom zij zijn gestopt met het afnemen van suikerwater bij Bioland.
[…] [eiser 4] heeft mij niet gevraagd hem te adviseren over de vraag of het suikerwater in orde was. Hij vroeg me alleen: “wat is het produkt waard?”. Ik heb toen gezegd: “als het produkt vergelijkbaar is met glucose/vruchtenconcentraat, dan is het zoveel waard per procent droge stof”. Ik ging er daarbij vanuit dat het afkomstig was uit de limonade-industrie en het vergelijkbaar was met een vruchtenconcentraat. Dat het afkomstig was uit de limonade industrie had ik van dhr. [eiser 4] vernomen. Ik had het produkt toen nog niet gezien. […]
4.9.6.
De rechtbank ontleent aan de verklaring van J.H. van Dis, 21/1/2014, Hof Den Bosch, (prod. 145 [eisers] ) het volgende.
[…] Ik ben nog steeds in dienst bij Porker. […]. Ik houd mij in de eerste plaats bezig met de verzorging van de dieren. Daarnaast meng ik de voormengsels voor diverse varkenshouderijen. Daaronder valt ook de bostelmix voor [B] . Ik deed dat ook al in april en mei 2002. Het maken van de bostelmix doe ik als volgt. Ik pomp eerst de tarwezetmeel in de tanks 3 of 4 van Porker waarin zich de menginstallaties bevinden. Dat pompen van het tarwezetmeel gebeurt met een andere pomp dan de pomp waarmee het suikerwater van tank 5 bij Genubo naar tanks 1 en 2 bij Porker is gepompt en via een andere leiding. […] In tank 5 bij Genubo was het suikerwater van Bioland gelost. Daarvan bestaat geen opslagstaat. Genubo had dergelijke opslagstaten niet. Het overpompen vanuit tank 5 bij Genubo naar tanks 1 en 2 bij Porker is handmatig gebeurd. Daarmee bedoel ik dat de afsluiters worden opengezet, waarna de pomp wordt aangezet. […] Voor wat betreft het overpompen van het suikerwater op 25 april 2002 verklaar ik nog het volgende. Op die datum was in de loop van de ochtend dat suikerwater in tank 5 bij Genubo gelost. In de loop van de middag was het spul gaan bruisen en gisten en ging het er over heen. Omdat ik wist dat tanks 1 en 2 bij Porker leegstonden, heb ik ongeveer de helft van de die dag geloste partij suikerwater overgepompt naar tanks 1 en 2 van Porker. […] Omdat het suikerwater afkomstig was van Bioland heb ik het zo geregistreerd dat ik in de kolom ‘leverancier’ Bioland heb ingevuld en niet Genubo. Dit opdat altijd helder is waarvan het getoste product afkomstig is. Ik doe dat wel vaker zo. […] Een of twee dagen na het overpompen van het suikerwater heb ik dat teruggepompt naar tank 5 van Genubo. Ook dit overpompen heb ik zelf uitgevoerd. Ik ben vergeten dit terugpompen te registreren. Dat had wel gemoeten. […]
Het voormengsel voor [B] wordt in tanks 3 en 4 van Porker gemaakt. […]
4.9.7.
De rechtbank kent verder betekenis toe aan de verklaring van [betrokkene 10] , de algemeen secretaris Productschap Diervoerder (CvD Cara prod. 42).
[…] Ik ben in mijn hoedanigheid van secretaris bij het Productschap Diervoeder betrokken
geweest hij het opstellen van het rapport Evaluatie van de MPA-affaire 2002. […]
Er vanuit gaande dat de in deze zaak verdachte bedrijven wisten dat Bioland niet een GMP
erkend bedrijf was, hadden deze bedrijven, er voorts vanuit gaande dat de GMP-regeling op
hen van toepassing was, bij de aankoop van het suikerwater dienen te voldoen aan de eisen
neergelegd in bijlage V van de GMP-regeling: Aanvullende GMP-code voor de handelaren in voedermiddelen (GH), punt 4.6.1. Dit komt erop neer dat het inkopende bedrijf zicht moet
hebben op de kritische punten in het produktieproces van de desbetreffende stof. Hij zal
daartoe de nodige navraag moeten doen bij de leverancier. Ik ben van mening dat, indien
voornoemd voorschrift op de juiste wijze zou zijn toegepast, de onderhavige bedrijven tot het besef hadden moeten komen dat het suikerwater afkomstig was van de produktie van
anticonceptiemiddelen. Daardoor hadden ze ook bedacht kunnen zijn op de mogelijke
aanwezigheid in het suikerwater van MPA. Dit laatste brengt mee dat ze het suikerwater
hadden dienen te bemonsteren en laten analyseren op MPA. Ik kan in dit verband nog
opmerken dat er geen standaard parameters zijn waarop monsters worden geanalyseerd. Het hangt van het produktieproces af van de stof waarop je een monster dient te laten analyseren. […] Het enkel telefonisch inwinnen van informatie omtrent de herkomst van het product bij de leverancier acht ik onvoldoende uit GMP-oogpunt. Er moet inzage worden gegeven in de relevante stukken omtrent produktieproces en herkomst. Het maakt voor GMP niet uit of het gaat om proefleveringen of gewone leveringen.[…]
4.10.
Uit vorenstaande verklaringen kan in elk geval het volgende omtrent het feitelijk verloop van de aankoop van het suikerwater door [eisers] worden vastgesteld:
Begin april 2002 is [betrokkene 3] Vught van Bioland uit zichzelf en onaangekondigd naar het kantoor van Genuva gekomen. Daar sprak hij [betrokkene 6] , een medewerker van [eisers] [betrokkene 3] had suikerwater te koop, dat afkomstig was uit de limonade-industrie. Hij vertelde dat hij van [betrokkene 5] van Pro Farm had vernomen dat [eiser 4] mogelijk interesse had. Hij heeft een monster van het suikerwater achtergelaten. Enkele dagen later heeft [betrokkene 6] [eiser 4] op de hoogte gesteld van het bezoek van [betrokkene 3] .
[betrokkene 3] zou een analyse en een matrix van het suikerwater afleveren. [betrokkene 6] heeft een aantal malen met Bioland gebeld met de vraag waar de analyse van het monster bleef, maar de analyse is nooit gekomen.
[eiser 4] heeft na telefonisch contact met [betrokkene 7] besloten enkele proefvrachten van Bioland te kopen voor 20 gulden per ton.
Bij gebrek aan analyse van het suikerwater heeft [eiser 4] tegen [betrokkene 6] gezegd dat zij het suikerwater van Bioland op Genuva gingen laden, dus buiten de Porker Foods erkenning om; zij waren niet helemaal overtuigd van de GMP-waardigheid en/of andere certificering van het suikerwater, dus voor de zekerheid.
Het door [betrokkene 3] begin april 2002 achtergelaten monster is niet onderzocht en na 4 weken weggegooid; dus op of omstreeks 8 mei 2002, de datum waarop de gebr. [betrokkene 3] op kantoor bij [eiser 4] te Best zijn gekomen en de koop van het suikerwater financieel werd afgewerkt, waarbij ook nog werd stil gestaan bij de opvallend roze kleur van het suikerwater.
Bij zijn bezoek van begin april 2002 heeft [betrokkene 3] [betrokkene 5] als referentie genoemd. Dat kwam [eiser 4] vertrouwd over. [eiser 4] heeft [betrokkene 5] niet gebeld om een en ander inzake Bioland te verifiëren.
Om problemen te voorkomen is het bedrijfsbeleid bij [eiser 4] om alleen produkten van GMP-erkende bedrijven te kopen.
4.11.
De rechtbank is op grond van vorenstaande verklaringen en vaststellingen van oordeel dat [eisers] bewust roekeloos hebben gehandeld door geen enkele poging te doen om de werkelijke herkomst en samenstelling van het suikerwater te onderzoeken alvorens dat met eigen tankauto’s uit België op te halen en het suikerwater vervolgens zonder enig onderzoek te lossen in de eigen tanks en het te verwerken in het voer. Dit terwijl alle aanleiding bestond om wél onderzoek naar de herkomst van het suikerwater te doen. Bioland was immers een voor [eisers] onbekende (buitenlandse) leverancier die zich ineens meldde met een grote hoeveelheid suikerwater met een opvallend roze kleur. Een analyse van het suikerwater werd door Bioland ondanks toezegging en ook na herhaaldelijk aandringen niet verstrekt. [eisers] hadden daarom alle reden om Bioland in de maand april 2002 te bevragen omtrent de herkomst van het suikerwater en om documentatie ter bewijs daarvan. Ook een onderzoek naar deze onbekende (Belgische) leverancier, alsmede een analyse van het verkregen monster hadden voor de hand gelegen. [eisers] hebben evenwel zonder enig onderzoek het suikerwater - reeds op 15 april 2002 voor de eerste vracht - geladen op Genuva om de GMP-erkenning van Porker Foods niet in gevaar te brengen. [eisers] hebben daarmee bewust het risico genomen dat het suikerwater niet in orde was en de gevolgen daarvan over zich afgeroepen (waarover nader hierna in 4.13 e.v. naar aanleiding van het incident van 25 april 2002). Die handelwijze is niet alleen onzorgvuldig, maar bovendien in strijd met de Verordening PDV Diervoeders 1998. Artikel 3:1 van die verordening bepaalt dat het verboden is om voedermiddelen in het verkeer te brengen of te gebruiken die niet gezond, niet deugdelijk en niet van gebruikelijke handelskwaliteit zijn en/of een gevaar opleveren voor de gezondheid van mens of dier of het milieu. Ingevolge deze bepaling rust op de ondernemer een onderzoeks- en zorgvuldigheidsplicht. Die onderzoekplicht is door [eisers] geschonden.
4.12.
Aan dat oordeel doet niet af dat geen MPA zou zijn ontdekt indien [eisers] het van Bioland afkomstige suikerwater zouden hebben laten analyseren. Indien [eisers] na herkomstonderzoek hadden geweten dat het suikerwater afkomstig was uit de farmaceutische industrie, hadden zij het suikerwater hoe dan ook niet mogen toevoegen aan het voer zolang zij daarvan niet de exacte samenstelling wisten. [eisers] hadden in dat geval dus of bij de producent van het suikerwater navraag moeten doen over de samenstelling ervan, of het suikerwater niet moeten gebruiken.
4.13.
Vaststaat dat het suikerwater met MPA niet alleen door Genubo aan haar voer is toegevoegd, maar ook bij Porker Foods terecht is gekomen. Volgens [eisers] is dat het gevolg van het incident op 25 april 2002 waarbij tijdelijk via een vaste leiding is overgepompt van tank 5 van Genubo naar tank 1 en tank 2 van Porker Foods. Uit de administratie van Genubo en Porker Foods blijkt dat echter niet. Daarin staat daarentegen vermeld dat suikerwater afkomstig van Bioland is gelost in tank 1 en 2 van Porker Foods. Bij onderzoek van de AID is bovendien ook in Porker Foods tank 7 (tarwezetmeel), bunker 3 (Porkermix) en tank 8 (Recidrink) MPA aangetroffen.
4.14.
Porker Foods heeft daarmee hoe dan ook gehandeld in strijd met de Verordening PDV erkenningsregeling GMP diervoedersector 2000. Porker Foods was (en is) een GMP-erkend bedrijf. Een dergelijk bedrijf dient ervoor zorg te dragen dat alle onderdelen van het voortbrengingsproces en/of de gebruikte voedermiddelen worden gecontroleerd en geïnspecteerd volgens vastgelegde instructies. Ook diende Porker Foods te voorkomen dat voedermiddelen die gebruikt werden door andere tot de [eiser 4] -groep behorende bedrijven en die niet aan de GMP-kwaliteitseisen voldeden bij Porker Foods terecht zouden komen. Nu vaststaat dat er MPA-houdend suikerwater op meerdere plaatsen bij Porker Foods terecht is gekomen, moet worden geconcludeerd dat het suikerwater hetzij in strijd met de GMP-regeling rechtstreeks bij Porker Foods is gelost, hetzij via Genubo bij Porker Foods terecht is gekomen. In dat laatste geval heeft Porker Foods onvoldoende voorzorgsmaatregelen getroffen om de overgang van niet GMP-waardige producten van de bedrijven van de [eiser 4] -groep naar Porker Foods te voorkomen. Ook dat is een overtreding van de GMP-regeling. Die regeling bevat weliswaar geen wettelijke voorschriften, maar heeft als een door de branche tot stand gebracht en in de branche geldend systeem van zelfregulering niettemin betekenis. Zij kan immers, zoals hier gebeurt, bij de invulling van de voor voederproducenten geldende normen voor zorgvuldig handelen als referentiepunt worden gebruikt.
4.15.
De rechtbank acht verder van belang dat de GMP-erkenningsregeling voorschrijft dat ten behoeve van tracering administratie moet worden bijgehouden. Gebleken is dat de opslagstaten van Porker Foods niet kloppen, althans niet als een en ander daadwerkelijk gegaan is zoals [eisers] stellen. In ieder geval is het terugpompen van het suikerwater naar Genubo niet geadministreerd en evenmin dat de tanks van Porker Foods daarna zijn gereinigd. Ook hieruit volgt dat Porker Foods niet voldaan heeft aan de zorgvuldigheidsnormen die gelden voor GMP-erkende bedrijven.
4.16.
Het van Bioland betrokken suikerwater is bovendien vrijgekomen in het (farmaceutisch) bedrijfsproces bij Wyeth en is als zodanig te beschouwen als (chemisch) afval. Dit afval is bij Bioland niet verwerkt, het lag er opgeslagen. Volgens de Regeling In-en uitvoercontroles diervoeders 1998 is het in Nederland brengen van producten, waaronder stoffen bestemd om te worden verwerkt in diervoeders of voedermiddelen, verboden, tenzij de producten voldoen aan de regels gesteld bij Verordening PDV Diervoeders 1998 van het productschap Veevoeder. Geconcludeerd moet worden dat het MPA-houdende suikerwater niet voldoet aan die verordening en volgens de Regeling In- en uitvoercontroles 1998 dus niet door Genuva in Nederland gebracht had mogen worden ter verwerking in voedermiddelen.
4.17.
De door [eisers] door voormeld samenstel van gedragingen zelf overtreden zorgvuldigheidsnormen hebben een strekking die vergelijkbaar is met de normen die zij ten aanzien van Wyeth en Cara inroepen. Het betreffen normen die er toe strekken dat schadelijke of om andere redenen ongewenst geachte stoffen niet terecht komen in ketens of op plaatsen waar(in) zij uit een oogpunt van zorg voor milieu en gezondheid ongewenst worden geacht. Niet gezegd kan worden dat Wyeth en Cara wat betreft hun gebrek aan zorgvuldigheid meer te verwijten valt dan [eisers] zichzelf zouden moeten verwijten. Naar het oordeel van de rechtbank is het omgekeerde het geval, nu het samenstel van normen waarop [eisers] bedacht hadden moeten zijn specifieker is dan de normen van artikelen 3 en 34 van de EVOA.
4.18.
Bovendien is de voorzienbaarheid dat het onzorgvuldig handelen van [eisers] het soort schade zou veroorzaken waarvan zij zelf nu vergoeding vorderen aanzienlijk groter dan de voorzienbaarheid van (deze) schade als gevolg van schending van de op Wyeth en Cara rustende zorgvuldigheidsnormen. Daartussen zit immers nog het autonoom en onzorgvuldig handelen van Bioland (die wist dat het ging om MPA-houdend afval en zich niet op deze wijze van dat afval heeft mogen ontdoen).
4.19.
Het valt in de verhouding tussen partijen al met al louter aan het roekeloze gedrag van [eisers] toe te schrijven dat het suikerwater met MPA vanuit België in de Nederlandse varkensvoerketen is terechtgekomen; [eisers] hebben het suikerwater zonder enig onderzoek van Bioland gekocht en in strijd met de bestaande regelgeving naar Nederland overgebracht. Vervolgens hebben zij het in hun eigen bedrijf, voor wat Porker Foods betreft in strijd met de GMP-regeling, met varkensvoer vermengd; varkensvoer dat ook aan derden (zoals [B] ) werd doorverkocht.
4.20.
De slotsom van het in 4.11 tot en met 4.19 overwogene is dan ook dat het in 3.4 weergegeven eigen schuld verweer slaagt. De aan [eisers] toe te rekenen omstandigheden hebben zozeer aan het ontstaan van de schade waarvan zij in dit geding vergoeding vorderen bijgedragen dat die schade in de verhouding tussen [eisers] en Wyeth en Cara, geheel voor rekening van [eisers] moet blijven.
Overige gronden
4.21.
[eisers] beroepen zich er tot slot op dat Wyeth en Cara onrechtmatig hebben gehandeld door het in het verkeer brengen van een gebrekkige roerende zaak (6:173 BW) en gevaarlijke stoffen (6:175 BW).
4.22.
Naar Nederlands recht bestaat echter geen aansprakelijkheid van Wyeth en Cara op grond van artikel 6:173 BW en 6:175 BW, omdat [eisers] op het moment van het ontstaan van schade c.q. de verwezenlijking van het gevaar - het moment waarop het suikerwater met MPA werd gemengd met het voer - zelf bezitter c.q. gebruiker van het suikerwater was en niet Wyeth of Cara. Voor zover [eisers] het oog hebben op een grondslag voor bezittersaansprakelijkheid die naar Iers recht zou moeten worden beoordeeld hebben [eisers] onvoldoende gesteld om aanknopingspunten te bieden voor onderzoek naar enige toepasselijke rechtsnorm.
Conclusie
4.23.
Alle vorderingen worden afgewezen. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van Wyeth en Cara worden veroordeeld.
4.24.
De kosten aan de zijde van Wyeth worden begroot op:
- griffierecht 244,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3 punten × tarief € 452,00 )
Totaal € 1.600,00
4.25.
De kosten aan de zijde van Cara worden begroot op:
- griffierecht 244,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3 punten × tarief € 452,00 )
Totaal € 1.600,00
De door Wyeth en Cara gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijnen.5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Wyeth tot op heden begroot op € 1.600,00, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van Wyeth, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Cara tot op heden begroot op € 1.600,00, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van Cara, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, mr. W. Aardenburg en mr. H.A. Pott Hofstede, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2015.