Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme
Artikel 53 Verklaringen en voorbehouden
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 104 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-09-2008, Trb. 2008, 182 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Elke Staat of de Europese Gemeenschap kan op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding een of meer van de verklaringen voorzien in artikel 3, tweede lid, artikel 9, vierde lid, artikel 17, vijfde lid, artikel 24, derde lid, artikel 31, tweede lid, artikel 35, eerste en derde lid en artikel 42, tweede lid, afleggen.
2.
Elke Staat of de Europese Gemeenschap kan tevens op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door middel van een verklaring gericht aan de Secretaris-Generaal zich het recht voorbehouden de bepalingen van artikel 7, tweede lid, onderdeel c, artikel 9, zesde lid, artikel 46, vijfde lid, en artikel 47, geheel of gedeeltelijk niet toe te passen.
3.
Elke Staat of de Europese Gemeenschap kan op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren op welke wijze hij of zij beoogt de artikelen 17 en 19 van dit Verdrag toe te passen, in het bijzonder rekening houdend met toepasselijke internationale overeenkomsten op het gebied van internationale samenwerking bij strafzaken. Hij of zij stelt de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis van wijzigingen in deze informatie.
4.
Elke Staat of de Europese Gemeenschap kan op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren:
- a.
dat hij of zij artikel 3, vierde lid, van dit Verdrag niet zal toepassen; of
- b.
dat hij of zij artikel 3, vierde lid, van dit Verdrag slechts gedeeltelijk zal toepassen; of
- c.
op welke wijze hij of zij beoogt artikel 3, vierde lid, van dit Verdrag toe te passen.
Hij of zij stelt de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis van wijzigingen in deze informatie.
5.
Andere voorbehouden kunnen niet worden gemaakt.
6.
Elke Partij die een voorbehoud heeft gemaakt krachtens dit artikel, kan dat geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
7.
Een Partij die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een bepaling van het Verdrag kan geen aanspraak maken op de toepassing van die bepaling door een andere Partij; zij kan echter, indien haar voorbehoud gedeeltelijk of voorwaardelijk is, op de toepassing van die bepaling aanspraak maken voor zover zij deze zelf heeft aanvaard.