Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/569
Ontneming. Ook als de verbeurdverklaring nog niet onherroepelijk is kan de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering worden gebracht op de op te leggen betalingsverplichting.
HR 31-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:808
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 mei 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, C. Caminada
- Zaaknummer
20/00307
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:808, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:324, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑04‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑06‑2021
- Wetingang
Essentie
De ontnemingsrechter kan ook als de in de strafzaak opgelegde verbeurdverklaring nog niet onherroepelijk is de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering brengen op de op te leggen betalingsverplichting.
Samenvatting
De Hoge Raad verwijst naar HR 17 mei 2016, NJ 2016/283 waarin is vooropgesteld dat door verbeurdverklaring van voorwerpen die aangemerkt kunnen worden als opbrengst van een strafbaar feit, kan worden bereikt dat aan de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen. Indien in zo’n geval ook een ontnemingsmaatregel wordt opgelegd dient, in verband met het reparatoire karakter van die maatregel, de waarde van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.