Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het wegverkeer
Artikel 31 Gedrag in geval van een ongeval
Geldend
Geldend vanaf 21-05-1977
- Bronpublicatie:
08-11-1968, Trb. 1974, 35 (uitgifte: 15-03-1974, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-05-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1997, Trb. 1997, 25 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd de bepalingen van de nationale wetgeving met betrekking tot de verplichting gewonden te helpen, dient elke bestuurder of elke andere weggebruiker die bij een ongeluk betrokken raakt:
- (a)
zo snel mogelijk te stoppen zonder zodoende extra gevaar te veroorzaken voor het verkeer;
- (b)
te trachten de verkeersveiligheid op de plaats van het ongeluk te verzekeren, en indien iemand bij het ongeval is gedood of zwaar is gewond, alle veranderingen in de situatie ter plaatse, waaronder het verdwijnen van sporen die nuttig zouden kunnen zijn bij het vaststellen van de verantwoordelijkheid, te vermijden, in zoverre zulks de verkeersveiligheid niet beïnvloedt;
- (c)
zichzelf tegenover andere personen die bij het ongeval zijn betrokken te identificeren, indien hem zulks door dezen wordt gevraagd;
- (d)
ingeval iemand bij het ongeval is gewond of gedood, de politie te waarschuwen en op de plaats van het ongeluk te blijven of er naar terug te keren en daar op de komst van de politie te wachten, tenzij de politie hem heeft toegestaan te vertrekken, of indien hij de gewonde(n) moet helpen of zelf hulp nodig heeft.
2.
De Verdragsluitende Partijen of onderdelen daarvan kunnen overeenkomstig hun nationale wetgeving, zich er van onthouden de bepaling van het eerste lid, onder (d), van dit artikel toe te passen in gevallen waarin geen ernstig letsel is veroorzaakt en waarin geen van de betrokken personen verzoekt dat de politie wordt gewaarschuwd.