Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme
Artikel 23 Verplichting tot confiscatie
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 104 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-09-2008, Trb. 2008, 182 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Een Partij die van een andere Partij een verzoek om confiscatie heeft ontvangen betreffende hulpmiddelen of opbrengsten die zich op haar grondgebied bevinden, dient:
- a.
het door een rechter van de verzoekende Partij gegeven bevel tot confiscatie ten uitvoer leggen met betrekking tot die hulpmiddelen of opbrengsten; of
- b.
het verzoek voorleggen aan haar bevoegde autoriteiten, teneinde een bevel tot confiscatie te verkrijgen, en het bevel ten uitvoer te leggen, indien het wordt gegeven.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, van dit artikel is elke Partij indien noodzakelijk, bevoegd een procedure tot confiscatie in te stellen krachtens haar eigen wetgeving.
3.
De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn ook van toepassing op confiscatie bestaande in de verplichting een geldbedrag te betalen dat overeenkomt met de waarde van de opbrengsten, indien zich op het grondgebied van de aangeachte Partij voorwerpen bevinden waarop de confiscatie ten uitvoer kan worden gelegd. In dat geval ziet de aangezochte Partij, wanneer zij overgaat tot de tenuitvoerlegging van de confiscatie overeenkomstig het eerste lid, erop toe dat de vordering, indien geen betaling wordt verkregen, wordt verhaald op voorwerpen die voor dat doel beschikbaar zijn.
4.
Indien een verzoek om confiscatie betrekking heeft op een bepaald voorwerp, kunnen de de Partijen[lees: de Partijen] overeenkomen dat de aangezochte Partij kan overgaan tot confiscatie in de vorm van een verplichting een geldbedrag te betalen dat overeenkomt met de waarde van het voorwerp.
5.
De Partijen werken, overeenkomstig hun nationale recht, in zo ruim mogelijke mate samen met de Partijen die verzoeken om de tenuitvoerlegging van maatregelen die vergelijkbaar zijn met confiscatie en resulteren in de afneming van voorwerpen, doch welke geen strafrechtelijke sancties zijn, voor zover dergelijke maatregelen in verband met een strafbaar feit zijn bevolen door een gerechtelijke autoriteit van de verzoekende Partij, en op voorwaarde dat is vastgesteld dat de voorwerpen opbrengsten of andere voorwerpen zijn in de zin van artikel 5 van dit Verdrag.