HR, 05-11-2013, nr. 13/04229
ECLI:NL:HR:2013:1116
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-11-2013
- Zaaknummer
13/04229
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1116, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑11‑2013; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Herziening. HR wijst de aanvraag af.
Partij(en)
5 november 2013
Strafkamer
nr. 13/04229 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 20 augustus 2007, nummer 24/001860-06, ingediend door mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Leeuwarden van 24 juli 2006 - de aanvrager ter zake van "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
Het Hof heeft ten laste van de aanvrager bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 november 2004 tot en met 2 maart 2005, te Kootstertille, in de gemeente Achtkarspelen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 2444 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
3.3.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het ernstige vermoeden bestaat dat het Hof, indien het bekend zou zijn geweest met de bij de aanvraag gevoegde foto's en gespreksverslagen, zou hebben geoordeeld dat de politie onrechtmatig is binnengetreden in de woning waar de in de bewezenverklaring vermelde hennepplanten zijn aangetroffen en dus tot bewijsuitsluiting en vrijspraak zou zijn gekomen.
3.4.
Het aangevoerde kan niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld, reeds omdat de ongedateerde foto's nietszeggend zijn en van de eveneens ongedateerde gespreksverslagen onvoldoende duidelijk is welke de identiteit is van de deelnemers aan de gesprekken.
3.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.