Hof Amsterdam, 02-05-2023, nr. 21/01734
ECLI:NL:GHAMS:2023:1061
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
02-05-2023
- Zaaknummer
21/01734
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2023:1061, Uitspraak, Hof Amsterdam, 02‑05‑2023; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:329
- Vindplaatsen
V-N Vandaag 2023/1175
NLF 2023/1229
Uitspraak 02‑05‑2023
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in haar beroep heeft verklaard.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 21/01734
2 mei 2023
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 8 oktober 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/3728 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak september 2019 een naheffingsaanslag loonheffing (hierna: LH) opgelegd, ter hoogte van € 244. Tevens is een verzuimboete van € 50 opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 november 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het Hof heeft op 22 december 2021 en 17 april 2023 nadere stukken ontvangen van de zijde van belanghebbende.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2023.
2. Feiten
2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
“ Feiten
1. Eiseres heeft op 4 november 2019 een aangifte ingediend voor de loonheffing voor het tijdvak 10 en daarbij een bedrag van € 882 als loon voor de loonheffing aangegeven en een bedrag van € 244 aan loonheffing.
2. Bij de betaling van de verschuldigde loonheffing heeft eiseres een onjuist betalingskenmerk gebruikt, met als gevolg dat de betaling niet werd gekoppeld aan de verschuldigde loonheffing. Als aanvullend kenmerk stond ‘LH 10/2019’ vermeld.
3. Verweerder heeft het betaalde bedrag geboekt op een openstaande belastingschuld.
4. Verweerder heeft met dagtekening 28 november 2019 een naheffingsaanslag van
€ 244 en een verzuimboete van € 50 opgelegd.
5. Eiseres dient op 12 december 2019 een bezwaarschrift in tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete.
6. Verweerder heeft op 6 januari 2020 een voorlopige uitspraak op bezwaar verzonden, inhoudende een afwijzing van het bezwaar, intrekking van de verzuimboete en een uitnodiging voor een hoorgesprek.
7. Op 22 januari 2020 stuurt eiseres per e-mail een inhoudelijke reactie op de voorlopige uitspraak op bezwaar. Op 14 februari 2020 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden met de gemachtigde van eiseres. Van dit gesprek is een verslag opgesteld. Verweerder heeft op 6 maart 2020 van eiseres een aanvulling op het verslag ontvangen.
8. Verweerder heeft op 3 april 2020 uitspraak op bezwaar gedaan overeenkomstig de voorlopige uitspraak op bezwaar.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling daarop vermeldt het Hof de volgende feiten.
2.3.
Op 27 augustus 2021 heeft de zitting van de rechtbank plaatsgevonden. Tot de gedingstukken behoort een schrijven van de rechtbank aan belanghebbende met dagtekening 3 september 2021 waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
“De rechtbank is, mede naar aanleiding van het onderzoek ter zitting van 27 augustus 2021, van oordeel dat u niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van betalingsonmacht. Dit betekent dat u alsnog griffierecht moet voldoen. (…)
U wordt verzocht het griffierecht binnen twee weken na dagtekening van deze brief te betalen. U krijgt de nota separaat toegestuurd. Let op: in afwijking van hetgeen op de nota vermeld staat, dient u binnen twee weken te betalen.
U heeft twee opties om het griffierecht te betalen. Optie 1: u kunt het griffierecht betalen bij de centrale balie van de rechtbank (adres: Simon de Vrieshof 1). U dient de nota mee te nemen. U dient hiervoor een afspraak te maken en kunt daarvoor telefonisch contact opnemen via 088 – 36 111 98. Optie 2: u kunt het griffierecht overmaken naar de bankrekening zoals vermeld staat op de nota en onder vermelding van het betalingskenmerk.”
2.4.
Uit navraag van de griffier van het Hof volgt dat de rechtbank, anders dan in de brief van 3 september 2021 (zie onder 2.3.) aangekondigd en toegezegd, geen nota griffierecht aan belanghebbende heeft verzonden.
3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in haar beroep heeft verklaard.
4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen en beslist:
“ Geschil
(…)
Beoordeling van het geschil
(…).
28. Gelet op het voorgaande faalt het beroep van eiseres op betalingsonmacht.
Ontvankelijkheid 29. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan een bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep. Ingevolge artikel 8:41, eerste lid, van de Awb, wordt door de griffier van de indiener van het beroep griffierecht geheven.
30. Voorafgaand aan deze uitspraak heeft de rechtbank eiseres een brief met dagtekening 3 september 2021 gezonden met daarin de beslissing dat het beroep op betalingsonmacht is afgewezen en eiseres in de gelegenheid gesteld om alsnog het griffierecht binnen vier weken te voldoen.
31. Eiseres heeft vervolgens niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn het verschuldigde griffierecht voldaan. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim. Daarom wordt aan de inhoudelijke behandeling van het beroep niet toegekomen.
32. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten 33. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”
5. Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Ontvankelijkheid beroep
5.1.
De rechtbank heeft overwogen dat belanghebbende, na de daarvoor gestelde termijn in de brief van 3 september 2021, het griffierecht niet heeft voldaan en daaraan de conclusie verbonden dat belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep is.
Belanghebbende stelt dat zij de in de brief van 3 september 2021 aangekondigde nota griffierecht nimmer heeft ontvangen.
5.2.
In de brief 3 september 2021 (zie onder 2.3.) is opgenomen dat belanghebbende separaat een nota griffierecht toegezonden krijgt (met daarop een betalingskenmerk). Uit navraag van de griffier van het Hof volgt dat de rechtbank na de brief van 3 september 2021 (zie onder 2.3.) geen nota griffierecht aan belanghebbende heeft verzonden. Hieraan verbindt het Hof de gevolgtrekking dat de rechtbank ten onrechte in haar uitspraak van 8 oktober 2021 belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep (vanwege het niet betalen van griffierecht) heeft verklaard; belanghebbende is namelijk, ten onrechte, niet in de gelegenheid gesteld het griffierecht middels de (aangekondigde) nota griffierecht (met betalingskenmerk) te voldoen. Aangezien het door belanghebbende overgeboekte griffierecht (op de wijze zoals omschreven onder 2.5.) later weer aan haar is teruggestort zal de rechtbank opnieuw belanghebbende in de gelegenheid moeten stellen het griffierecht te voldoen.
5.3.
Belanghebbende heeft verzocht om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank. Nu de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard acht het Hof termen aanwezig gebruik te maken van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 8:115, lid 1, van de Awb de zaak terug te wijzen naar de rechtbank.
Proceskostenvergoeding
-beroepsmatig verleende rechtsbijstand
5.4.
[A] heeft gesteld dat hij aangemerkt dient te worden als beroepsmatige rechtsbijstandsverlener van belanghebbende. Het Hof heeft in haar uitspraak van 7 februari 2023 met kenmerk 22/00312 (voor een vergelijkbare situatie) geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van beroepsmatige rechtsbijstandsverlening door [A] . Ook met hetgeen belanghebbende ter zitting van het Hof heeft aangevoerd acht het Hof dat niet aannemelijk geworden. Het Hof vindt derhalve ook in deze zaak geen aanleiding voor een (proces)kostenveroordeling voor professionele rechtsbijstandsverlening.
-uittreksel handelsregister
5.5.
Belanghebbende heeft, desgevraagd ter zitting, in hoger beroep verzocht om een vergoeding (1 x € 12,50) voor het door haar overgelegde uittreksel uit het handelsregister voor Stichting [stichting] van 19 oktober 2021. Het Hof zal dit verzoek honoreren.
Slotsom
5.6.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende slaagt en de zaak zal worden terugverwezen naar de rechtbank.
7. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- wijst de zaak terug ter behandeling door de rechtbank waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld het griffierecht te voldoen;
- wijst het verzoek om (proces)kostenvergoeding voor [A] af;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten van het uittreksel uit het handelsregister ad € 12,50;
- draagt de inspecteur op het voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 541 aan belanghebbende te vergoeden;
- bepaalt dat, indien de te vergoeden griffierechten en proceskosten in hoger beroep niet tijdig aan belanghebbende worden vergoed, daarover door de inspecteur wettelijke rente is verschuldigd vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot de dag van de algehele voldoening daarvan;
- draagt de griffier op na het onherroepelijk worden van deze uitspraak het gehele dossier met een afschrift van deze uitspraak te zenden aan de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. M.J. Leijdekker, voorzitter, A.M. van Amsterdam en R.C.H.M. Lips, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van
S.M.P. Harinandansingh, als griffier. De beslissing is op 2 mei 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.