HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411, HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716.
HR, 18-04-2017, nr. 16/04186
ECLI:NL:HR:2017:726
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-04-2017
- Zaaknummer
16/04186
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:726, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑04‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:302, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:302, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑03‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:726, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Diefstal door twee of meer verenigde personen door middel van verbreking. Bewijs medeplegen en uitleg van het bestanddeel medeplegen. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
18 april 2017
Strafkamer
nr. S 16/04186
KD/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 december 2015, nummer 22/002693-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017.
Conclusie 07‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Diefstal door twee of meer verenigde personen door middel van verbreking. Bewijs medeplegen en uitleg van het bestanddeel medeplegen. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 16/04186 Zitting: 7 maart 2017 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 8 december 2015 door het hof Den Haag wegens het onder 2 bewezenverklaarde “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van negentig (90) uren, subsidiair vijfenveertig (45) dagen hechtenis met de aftrek als bedoeld in artikel 27(a) Sr.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip medeplegen, althans dat het bewezenverklaarde medeplegen niet naar de eis der wet voldoende met redenen is omkleed.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op 13 januari 2014 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (merk Volkswagen, type Golf) heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [betrokkene 1], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door een ruit van voornoemde auto in te slaan.”
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal aangifte van de politie Haaglanden d.d. 13 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1521-2014008661-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 53):
als de op 13 januari 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Op zondag 12 januari 2014 had ik mijn Volkswagen Golf geparkeerd op de Theresiastraat te 's Gravenhage. Toen ik op maandag 13 januari 2014 bij mijn auto aankwam, zag ik dat er een ruit aan de voorzijde aan de passagierszijde verbroken was. Ik zag dat het ingebouwde navigatiesysteem weggenomen was.
2. Een proces-verbaal verhoor getuige van de politie Haaglanden d.d. 19 januari 2014, met proces-verbaalnummer BL1521-2014008661-49. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 101):
als de op 19 januari 1014 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
In de nacht van 13 januari 2014 bevond ik mij omstreeks 01.15 uur in de Theresiastraat te 's Gravenhage. Ik zag een drietal mannen rond een personenauto van het merk Volkswagen type Golf staan. Ik zag dat twee van hen op de stoep stonden en dat de derde persoon op de rijbaan stond. De persoon op de rijbaan leek op de uitkijk te staan. Ik zag dat één van de mannen die op de stoep stonden het voorportierraam aan de passagierszijde vernielde. Ik zag dat de tweede persoon ook zijn omgeving goed in de gaten hield. Ik zag vervolgens dat de man die het ruitje had vernield met zijn bovenlichaam in de wagen ging en heel snel daarna uit het voertuig kwam met een dashboardonderdeel. Ik had het idee dat dit het navigatiesysteem van het voertuig betrof. Direct hierna renden de drie de Hendrik Zwaardecroonstraat in. Ik hoorde vervolgens een voertuig starten en wegrijden. Ik zag toen uit de Hendrik Zwaardecroonstraat een personenauto van het merk Jaguar komen. Toen het voertuig mij passeerde zag ik de bestuurder en een man achter de bestuurder in het voertuig zitten. Ik zag dat deze mannen mij aankeken en ik wist zo goed als zeker dat het twee van de drie mannen waren die de diefstal hadden gepleegd.
3. Een proces-verbaal verhoor getuige van de politie Haaglanden d.d. 20 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1521-2014008661-53. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 103):
als de op 20 januari 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Op 13 januari 2014 tussen 01.00 uur en 02.00 uur bevond ik mij op de Theresiastraat te 's-Gravenhage. Ik hoorde een alarm afgaan, ben gaan kijken en zag dat de gevarenlichten van een Volkswagen Golf branden. Ik zag bij deze auto een persoon staan. Ik zag dat deze persoon een slaande beweging maakte naar de Volkswagen. Ik zag dat de persoon ter hoogte van het raam aan de passagierskant stond. Ik hoorde vervolgens glasgerinkel. Vrijwel gelijktijdig zag ik twee andere personen rondom de Volkswagen verschijnen. Ik zag de drie personen vlak nadat het raam was verbroken wegrenden in de richting van de Hendrik Zwaardecroonstraat. Ik hoorde dat ze tijdens het rennen met elkaar praatten en lachten. Ik zag dat ze de Hendrik Zwaardecroonstraat in renden. Heel kort daarna hoorde ik autoportieren dichtslaan en zag ik vanuit de Hendrik Zwaardecroonstraat een Jaguar rijden in de richting van het Centraal Station. Ik zag in de Jaguar drie personen zitten. Ik zag dat het kenteken van de Jaguar [AA-00-BB] was. Ik heb vervolgens gelijk 112 gebeld en alles gemeld bij de politie.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 18 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1521-2014008661-47. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 105):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Op 18 januari 2014 beluisterde ik een geluidsopname afkomstig van de Gemeenschappelijke Meldkamercentrale (GMC). De geluidsopname betrof een gesprek tussen de melder van een auto-inbraak op de Theresiastraat te ’s-Gravenhage op 13 januari 2014 omstreeks 01.18 uur en een verbalisant van de GMC.
M = melder
V = verbalisant GMC
M: Hallo? Ik wil graag een auto-inbraak melden van ongeveer vijf minuten geleden op de Theresiastraat.
V: Ja, oké, wat heeft u gezien
M: Eerst hadden we een alarm, en toen stonden enkele jongeren bij een auto en ze reden weg met een auto daarna
V: Heeft u een kenteken?
M: [AA-00-BB]
V: [AA-00-BB], wat is dat voor een auto?
M: Groene Jaguar
5. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 13 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1513-2014008661-8. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p.75):
als relaas van de opsporingsambtenaren:
Op 13 januari 2014 omstreeks 1.30 uur hoorden wij dat zojuist was ingebroken in een voertuig op de Theresiastraat te 's-Gravenhage en dat de verdachten waren weggereden in een Jaguar. Wij hoorden van de meldkamer dat er een politievoertuig achter de Jaguar aanreed.
Wij hoorden dat de Jaguar de afslag Moerkapelle, Zevenhuizen had genomen en hierna de N219 in de richting van Zevenhuizen was opgereden. Direct zijn wij deze kant op gereden. Wij zagen een navigatiesysteem op de weg liggen en een tiental meters verder zagen we dat een tweede navigatiesysteem in de berm lag. Op deze wijze is in totaal een zestal navigatiesystemen aangetroffen. We hebben deze navigatiesystemen veilig gesteld.
6. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 15 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1521-2014008661-41. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 77):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Op 13 januari 2014 werd er onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen navigatiesystemen en de serienummers.
Hieruit bleek dat het navigatiesysteem dat was weggenomen van [betrokkene 1] (Hof: lees [betrokkene 1]) ook aangetroffen en in inbeslaggenomen was.
7. Een rapportage sporenonderzoek van de politie Haaglanden d.d. 21 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL15J1-2014008661-54. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 225):
als relaas van die opsporingsambtenaar:
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer: PL15J1-2014008661-35823 SIN: AAGM8875NL
Spooromschrijving: onbekende vinger
Plaats veiligstellen: achterzijde navigatiekast.
8. Een proces-verbaal uitslag sporenonderzoek van de politie Haaglanden d.d. 6 februari 2014, met proces-verbaalnummer PL15J1-2014008661-55. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 228):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Het spoor AAGM8815NL is vergeleken met de huidige verzameling van dactyloscopische signalementen. Dit heeft geleid tot individualisatie op het signalement ten name van:
[verdachte], geboren [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats]
9. Een proces-verbaal aanhouding van de politie Haaglanden d.d. 13 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1531-2014008661-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 22):
als relaas van de opsporingsambtenaren:
Op maandag 13 januari 2014 hoorden wij dat er was ingebroken in een voertuig op de Theresiastraat en dat de personen die hadden ingebroken weg waren gereden in een Jaguar, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], in de richting van de A12. Hierop zijn wij richting de A12 gereden en hebben wij positie ingenomen om naar de Jaguar uit te kijken. Toen wij het voertuig zagen passeren zijn wij achter dit voertuig aangereden. Wij zagen dat de Jaguar tegen een lantarenpaal aanreed. Wij zagen dat de lantarenpaal omviel en dat de Jaguar kennelijk gecrasht was.
Ik, verbalisant [verbalisant], zag een man weg rennen. Deze man, die ik heb aangehouden, bleek later te zijn [betrokkene 4].
Wij zagen later dat de linker achterdeur van de Jaguar op een kier van drie centimeter stond. Kennelijk was hier iemand uit het voertuig gestapt.
10. Een proces-verbaal verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 13 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1521-2014008661-19. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 57):
als de op 13 januari 2014 afgelegde verklaring van de verdachte:
V = vraag verbalisanten
A = antwoord verdachte
V: Wie is [betrokkene 5]?
A: Ken ik ook niet meneer.. nee.
V: Wij hebben in Zevenhuizen een Jaguar aangetroffen en dat was vlak in de buurt waar jij bent aangehouden. Is het mogelijk dat wij in die Jaguar jouw DNA en of vingerafdrukken aantreffen?
A: Nee... ik ben niet in een Jaguar geweest in Zevenhuizen.
11. Een proces-verbaal van verhoor van de politie d.d. 14 januari 2014, met proces-verbaalnummer PL1521-2014008661-31. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 60):
als de op 14 januari 2014 afgelegde verklaring van de verdachte:
V = vraag verbalisanten A = antwoord verdachte
V: Uit de stukken blijkt dat jij in het verleden in een Ford Focus bent gecontroleerd en in die Ford zat ook [betrokkene 5].
A: Ik ken geen [betrokkene 5]
12. Een proces-verbaal verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 8 april 2014, met proces-verbaalnummer 10. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (Dossier p. 245):
als de op 8 april afgelegde verklaring van [betrokkene 5]:
Ik reed op 13 januari als bestuurder van een Jaguar over de A12 in de richting van Utrecht toen er ineens een auto achter me aanreed.
En je vrienden die bij je waren wat hebben die gedaan?
Weet ik niet.
Wie zijn die vrienden eigenlijk?
Ik weet alleen hun bijnamen dat zijn [A] en [B] ik ken ze uit de buurt.
13. De eigen waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2015, voor zover luidende:
De Stanleylaan en de Livingstonelaan te Utrecht liggen pal achter elkaar.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 1 december 2014, voor zover luidende:
Met de medeverdachten in de onderhavige zaak ga ik niet meer om. Ik kende hen al voorafgaande aan de ten laste gelegde auto-inbraken.”
6. Het hof heeft – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – nog het volgende overwogen:
“Op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan het navolgende worden vastgesteld.
Er zijn twee getuigen ([betrokkene 2] en [betrokkene 3]) die hebben gezien dat in de nacht van 12 op 13 januari 2014 werd ingebroken in de Volkswagen Golf van aangever [betrokkene 1].
Uit de verklaringen van de beide getuigen kan worden opgemaakt dat bij de inbraak drie mannen betrokken waren, waarbij in ieder geval één van deze mannen een ruit van de auto heeft ingeslagen, één van de anderen op de uitkijk heeft gestaan, en waarbij alle drie de mannen kort na het wegnemen van een "dashboardonderdeel" gezamenlijk zijn weggerend.
Voorts, kan worden vastgesteld dat vervolgens een Jaguar personenauto, die volgens de melder aan de meldkamer van politie was gekentekend [AA-00-BB], (hierna: de Jaguar) is weggereden vanuit de richting waarheen de mannen waren gerend en dat dit zeer kort (volgens getuige [betrokkene 2] maximaal 20 seconden) nadat deze getuigen hen uit het oog hadden verloren, gebeurde.
Getuige [betrokkene 2] heeft verder verklaard dat hij in de Jaguar twee mannen zag die hem aankeken en dat hij zo goed als zeker wist dat dit twee van de drie mannen waren die kort daarvoor de diefstal hadden gepleegd. Gelet hierop gaat het hof ervan uit dat de Jaguar door de drie wegrennende mannen is gebruikt als vluchtauto. Daarnaast is de Jaguar met hoge snelheid blijven rijden, ook nadat het voor alle betrokkenen duidelijk moet zijn geweest dat de auto door de politie werd achtervolgd. Langs de vluchtroute van de Jaguar zijn bovendien (relatief dicht bij elkaar) zes verschillende navigatiesystemen gevonden, waaronder het navigatiesysteem van [betrokkene 1]. Op een van de navigatiesystemen is de vingerafdruk van verdachte aangetroffen. De Jaguar is ten slotte pas tot stilstand gekomen nadat deze tegen een lantaarnpaal was gecrasht, waarna de drie mannen uit de auto zijn gevlucht. Deze drie mannen zijn verdachte en zijn mededaders, zo volgt uit de bevindingen van de politie.
De verdachte heeft voor de hiervoor vermelde gang van zaken noch bij de politie, noch in eerste aanleg tegenover de rechtbank enige concrete of verifieerbare verklaring gegeven. De verdachte heeft tegenover de politie ontkend de mededader [betrokkene 5] te kennen en met hem met een Jaguar in Zevenhuizen te zijn geweest. Ook nadat hem door de politie is voorgehouden dat hij in het verleden in een Ford Focus is gecontroleerd en dat hij toen met [betrokkene 5] was heeft de verdachte ontkend dat hij deze [betrokkene 5] kende. [betrokkene 5] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 13 januari 2014 's nachts met zijn vrienden in een Jaguar reed en dat hij deze vrienden uit de buurt kent. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2015 op grond van Google Maps vastgesteld dat de verdachte en [betrokkene 5] in ieder geval ten tijde van het ten laste gelegde dicht bij elkaar in de buurt woonden. Immers woonde en woont de verdachte thans nog steeds op de [a-straat 1] te Utrecht en woonde [betrokkene 5] ten tijde van het ten laste gelegde in de straat pal achter voornoemde straat, te weten op de [b-straat 1] te Utrecht. Ter terechtzitting van 1 december 2014 heeft verdachte, in afwijking van zijn verklaring tegenover politie, gezegd dat hij de medeverdachten (wél) kende voorafgaande aan de ten laste gelegde auto-inbraken.
Op grond van het vorenstaande staat naar het oordeel van het hof vast dat het de verdachte en zijn mededaders zijn geweest, die het navigatiesysteem uit de Volkswagen Golf van aangever [betrokkene 1] op de hiervoor omschreven wijze wederrechtelijk hebben weggenomen.
Het verweer van de raadsman, dat geen sprake zou zijn geweest van medeplegen, wordt verworpen. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen moet sprake zijn van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, dat de handelingen die de ene verdachte heeft verricht tevens aan de andere verdachten kan worden toegerekend. Daarbij moet worden bewezen dat het opzet is gericht op zowel het medeplegen als de strafbare gedragingen. Naar het oordeel van het hof volgt een dergelijke nauwe en bewuste samenwerking uit de gedragingen van verdachte en de mededaders zoals die hierboven zijn vastgesteld.
Het hof is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een navigatiesysteem uit de Volkswagen Golf, door een ruit van deze personenauto in te slaan.”
7. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Het opzet van de verdachte dient zowel gericht te zijn op de samenwerking als op het grondfeit. Waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte, is het kernverwijt bij medeplichtigheid "het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf". Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren.1.
8. Het hof heeft het verweer dat geen sprake zou zijn van medeplegen verworpen en geoordeeld dat de verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt, waarbij hun opzet was gericht op zowel het medeplegen als de strafbare gedragingen. Op grond daarvan is het hof tot de slotsom gekomen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een navigatiesysteem uit de Volkswagen Golf, door een ruit van deze personenauto in te slaan. Dit oordeel geeft gelet op hetgeen hiervoor onder 7 is vooropgesteld geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting van het begrip medeplegen. In zoverre faalt het middel.
9. De toelichting op het middel spitst zich toe op de fase van uitvoering. Het hof heeft in de bewijsoverweging vastgesteld dat er drie personen aanwezig waren bij de autokraak en tevens dat zij verschillende rollen vervulden. De één slaat in ieder geval de ruit in, een ander staat op de uitkijk en de rol van ‘nog een andere persoon’ beschrijft het hof in de eerste alinea van de bewijsoverweging als één van de drie mannen die na het wegnemen gezamenlijk met de anderen is weggerend. Deze feitelijke vaststellingen worden in cassatie niet wegens onbegrijpelijkheid bestreden en vormen de basis voor de verdere beoordeling van het middel. Volgens de toelichting op het middel “moet de bewijsconstructie als onbegrijpelijk worden aangemerkt” (schriftuur onder 10) omdat het hof in het midden heeft gelaten welke (van de drie) rol(len) verdachte heeft vervuld.
10. De eis dat bij medeplegen altijd moet worden vastgesteld welke rol een verdachte heeft vervuld, wordt in de rechtspraak van de Hoge Raad niet, althans niet uitdrukkelijk gesteld.2.Het verweer in feitelijke aanleg hield bovendien niet in dat voor een bewezenverklaring vereist is op te helderen welke rol verdachte heeft vervuld. In zoverre faalt het middel dus. Een vereiste van gedetailleerde toedeling van een rol aan een verdachte zou overigens de bewezenverklaring van medeplegen ernstig bemoeilijken in gevallen waarin verdachten zich beroepen op hun zwijgrecht. Dat in dergelijke gevallen nadere motivering is aangewezen, heeft het hof onder ogen gezien. Anders dan in de toelichting op het middel (schriftuur onder 12) lijkt te worden verondersteld hanteert de Hoge Raad, voor zover mij bekend, in het kader van medeplegen niet de terminologie van de ‘significante bijdrage’.3.Het gaat - zoals hierboven al naar voren kwam - in de bewoordingen van de Hoge Raad bij medeplegen om een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht.
11. De rol van de persoon die ik hierboven als ‘nog een andere persoon’ heb aangemerkt is kennelijk volgens het hof de kleinste. Ik zal verkennen of die rol kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Het hof duidt deze persoon als één van de drie die wegrent na de kraak en overigens komt uit de bewijsvoering naar voren dat er na de kraak vrijwel volledige overeenkomst is met de rollen van de beide anderen. Er zijn in die fase ook enkele verschillen. Welke rol de chauffeur van de (vlucht)auto bij de uitvoering heeft gespeeld is niet duidelijk. Wel duidelijk is dat verdachte die auto na de kraak niet heeft bestuurd (bewijsmiddel 12), maar overigens ook dat tijdens de vlucht navigatiesystemen, waaronder het navigatiesysteem van [betrokkene 1], zijn weggegooid en dat op één navigatiesysteem een dactyspoor van verdachte is aangetroffen (bewijsmiddelen 5 t/m 8).
12. Over de rol tijdens de uitvoering van ‘nog een andere persoon’ komt uit bewijsmiddel 2 nog naar voren, dat hij weliswaar niet op de uitkijk heeft gestaan, maar wel zijn omgeving goed in de gaten hield. Het komt mij voor dat er geen of nauwelijks verschil is tussen op de uitkijk staan en de boel goed in de gaten houden. Uit bewijsmiddel 3 blijkt dat de getuige een persoon ter hoogte van het raam aan de passagierskant ziet staan, vervolgens glasgerinkel hoort en vrijwel gelijktijdig twee andere personen rondom de auto ziet verschijnen. Beide anderen zitten dus als het ware met hun neus in de uitvoeringshandeling. In het oordeel van het hof ligt besloten dat ze na de braak onmiddellijk paraat stonden ter (verdere) uitvoering van het wegnemen.
13. De aard van een delict als autokraak maakt dat het minder voor de hand kan liggen de rollen van de daadwerkelijke uitvoering gezamenlijk te vervullen. Het is domweg niet functioneel om het autoruitje feitelijk samen in te slaan en het kost wellicht onnodige tijd om na het inslaan van het ruitje terug te treden en dan het daadwerkelijke wegnemen aan een ander over te laten. Voor de wegnemingshandeling zelf geldt ook dat het bij het stelen van een navigatiesysteem geenszins voor de hand ligt dat er meer dan één persoon daadwerkelijk wegneemt. Intussen kan dit niet betekenen dat van medeplegen nooit sprake kan zijn, maar het maakt duidelijk dat bij een autokraak er al spoedig sprake kan zijn dat de daadwerkelijke uitvoering door één persoon geschiedt en het bij anderen aankomt op de materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht.4.
14. Het kennelijke oordeel van het hof dat de door hem in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht en daarmee van bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met zijn medeverdachten is niet onbegrijpelijk. Daarbij heeft het hof kennelijk naast de aard van het gepleegde feit in aanmerking genomen dat verdachte op zijn minst tijdens de uitvoering de boel goed in de gaten hield en na de braak onmiddellijk ter verdere uitvoering van het wegnemen paraat bleek. Het hof is er daarbij kennelijk en niet onbegrijpelijk vanuit gegaan dat de activiteiten van de drie personen op elkaar waren afgestemd waardoor het gezamenlijke doel van de autokraak werd verwezenlijkt.5.In zoverre heeft het hof kennelijk ook geoordeeld dat er sprake was van een gezamenlijk plan. Het oordeel van het hof inzake het medeplegen vindt nog steun in de in hoofdzaak gelijke rollen van de drie personen na het delict. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte voor zijn handelen tijdens en na de kraak (bij de politie en bij de rechtbank) geen concrete of verifieerbare verklaring heeft gegeven.6.Gelet op alle omstandigheden had het op de weg van verdachte gelegen op zijn minst voor zijn aanwezigheid een verklaring te geven.
15. Het middel faalt. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
16. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑03‑2017
Vgl. bijvoorbeeld HR 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2126, NJ 2016/420 m.nt. Rozemond.
De terminologie ‘voldoende significante of wezenlijke bijdrage’ wordt gehanteerd in het kader van art. 141 Sr. Zie bijvoorbeeld HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1328.
Vgl. ook de conclusie van mijn ambtgenoot Bleichrodt, ECLI:NL:PHR:2016:1256.
Vgl. Rozemond onder HR 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2126, NJ 2016/420 m.nt. Rozemond.
Vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323, NJ 2016/412.