Richtlijn 2010/18/EU tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst (ouderschapsverlof)
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 353 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/62/EU)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 353 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/62/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 8 maart 2012 aan deze richtlijn te voldoen of zullen zich ervan verzekeren dat de sociale partners via overeenkomsten binnen die termijn de nodige maatregelen vaststellen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.
De lidstaten hebben in geval van bijzondere moeilijkheden of tenuitvoerlegging bij collectieve overeenkomst zo nodig een extra termijn van maximaal één jaar om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan uiterlijk op 8 maart 2012 in kennis, met opgave van redenen waarom een extra termijn noodzakelijk is.
In afwijking van de eerste alinea wordt de aldaar bedoelde extra termijn verlengd tot 31 december 2018 voor Mayotte als ultraperifeer gebied van de Unie in de zin van artikel 349 VWEU.
3.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.