Rb. Leeuwarden, 27-09-2012, nr. 17/885178-11 VON
ECLI:NL:RBLEE:2012:BY0071
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
27-09-2012
- Zaaknummer
17/885178-11 VON
- LJN
BY0071
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2012:BY0071, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 27‑09‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 14g Wetboek van Strafrecht; art. 36f Wetboek van Strafrecht; art. 57 Wetboek van Strafrecht; art. 63 Wetboek van Strafrecht; art. 285b Wetboek van Strafrecht
Uitspraak 27‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich, gedurende vijftien maanden, schuldig gemaakt aan belaging van een vrouw met wie hij drieëntwintig jaar geleden een relatie heeft gehad. Er is door verdachte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer gemaakt. Dat de brieven en e-mails niet rechtstreeks naar het slachtoffer zijn gestuurd doet daaraan niets af, nu de naam van het slachtoffer in de berichten werd genoemd en het slachtoffer kennis heeft genomen van deze berichten. Ook is sprake van stelselmatigheid, mede gelet op de eerdere veroordeling van verdachte ter zake van belaging, waarbij sprake was van hetzelfde slachtoffer. De rechtbank had, gelet op de recidive en het gevaar voor de geestelijke gezondheid van het slachtoffer, de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging kunnen opleggen, echter zij is van oordeel dat de aard en de ernst van de belaging in dit geval niet een zo vergaande maatregel als de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigen. Verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Partij(en)
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885178-11
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/885130-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/885071-10
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 september 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 13 september 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd,
in de zaak met parketnummer 17/885178-11 dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2010 tot en met 4 juni 2011 te Kollumerzwaag, in de gemeente Kollumerland Ca, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen (te weten het onderhouden van een relatie en/of contact met verdachte), immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk (op verschillende tijdstippen in voornoemde periode)
- -
meermalen, (via de computer) (een) mailbericht(en) naar diverse personen/instantie(s), waaronder het kerkblad, gezonden en/of (een) brie(f)(ven) aan (een) familielid/familieleden van die [slachtoffer] gestuurd, waarin (telkens) (ondermeer) de naam van die [slachtoffer] wordt genoemd, welk(e) inhoud van voornoemd(e) mailbericht(en) en/of brie(f)(ven) vervolgens (telkens) ter kennis zijn gekomen van die [slachtoffer] en/of
- -
meermalen, zich in de nabijheid van die [slachtoffer] opgehouden en/of/aldus (telkens) op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en/of gedachtegangen ongewenst en/of hinderlijk en/of bedreigend aan die [slachtoffer] opgedrongen;
en in de zaak met parketnummer 17/885130-12 dat:
hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2011 tot en met 27 januari 2012 te Kollumerzwaag, in de gemeente Kollumerland Ca en/of te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen (te weten het onderhouden van een relatie en/of contact met verdachte),
immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk (op verschillende tijdstippen in voornoemde periode)
- -
meermalen, (een) brie(f)(ven) naar/aan (een) familielid/familieleden van die [slachtoffer] gestuurd, waarin (telkens) (ondermeer) de naam van die [slachtoffer] wordt genoemd, welk(e) inhoud van voornoemd(e) brie(f)(ven) (vervolgens (telkens) ter kennis zijn gekomen van die [slachtoffer] en/of
- -
meermalen, zich in de nabijheid van die [slachtoffer] opgehouden en/of/aldus (telkens) op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en/of gedachtegangen ongewenst en/of hinderlijk en/of bedreigend aan die [slachtoffer] opgedrongen.
In de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- -
veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 17/885178-11 en het in de zaak met parketnummer 17/885130-12 ten laste gelegde;
- -
oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest;
- -
oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
- -
tenuitvoerlegging van de op 2 november 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2.120,00;
- -
oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 2.120,00.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het onder parketnummer 17/885178-11 ten laste gelegde en het onder parketnummer 17/885130-12 de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
- 1.
De verklaring van [slachtoffer]2, inhoudende:
Ik doe aangifte van belaging door [verdachte]. Vorig jaar, oktober 2010, is er een rechtszaak geweest in verband met mijn eerder gedane aangifte en die van mijn vader. Na die rechtszaak is [verdachte] gewoon weer begonnen met het sturen van mails, waarin ik weer word genoemd. [verdachte] stuurt de mails via het kerkblad, [emailadres], naar mijn schoonzus [naam 1]. [naam 1] heeft de mails van [verdachte] al geblokkeerd, maar dan stuurt hij mails vanaf een ander adres van een vriend of kennis. Hij stuurt de mails dan via ene [naam 2] en ene [naam 3]. In mails die hij stuurt word ik weer genoemd en dat beangstigt mij zeer.
Het komt er vaak op neer dat hij er nog steeds in gelooft dat hij ooit weer bij mij zal komen. Dat wil ik absoluut niet. Ik heb het gevoel dat hij mij als zijn bezit ziet en dat het ooit weer goed zal komen met ons. Dat idee beangstigt mij ten zeerste en ik wil dat er een einde aan komt.
- 2.
Schriftelijke bescheiden3, te weten:
- -
een e-mail d.d. 22 oktober 2010, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan het emailadres [emailadres], met onder meer als inhoud:
'27
september vond ik na thuiskomst een briefje i.d. brievenbus afkomstig van [slachtoffer] en/of [naam 4] dat ze graag met mij wilden praten', 'Weet zelf na 22 jaar ook niet of het wel of niet klikt tussen ons, maar God weet het dus waar bemoeit justitie zich mee', 'Zelf zou ik het fijn vinden wanneer jij eens contact met de familie [naam 5] op zouden willen nemen.'
- -
een e-mail d.d. 1 november 2010, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [emailadres], met onder meer als inhoud:
'en het gaat nu over een vrouw wat toen nog een meisje was van 16 toen ik 27 jaar was even oud als jij nu bent en dus 22 jaar geleden, en waar God van weet dat ik nog altijd van haar zou kunnen houden + van Godswege op mijn levenspad is gebracht.', 'maar het allerbelangrijkste is dat God haar toen al op mijn levenspad heeft gebracht'
- -
een e-mail d.d. 2 november 2010, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [emailadres], ondertekend door [verdachte], met onder meer als inhoud:
'écht geen toeval dat ik [slachtoffer] zaterdagmorgen tegenkwam om 11:25 uur', 'Groet [verdachte] (zoals je ziet verstuur ik deze mail ook weer naar de broer en schoonzus van [slachtoffer]).'
- -
een e-mail d.d. 5 november 2010, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [emailadres], met onder meer als inhoud:
'Dat is niet goed van jou [naam 6], want als God het wil dan zou ik zelfs nog wel met haar kunnen trouwen en als dat niet zou gebeuren en het zou zijn wil niet zijn, dan hoeven we nog geen vijanden te zijn en zijn we niet.'
- -
een e-mail d.d. 10 februari 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [emailadres], met onder meer als inhoud:
'en ik weet dat ik van haar daar waar ik 22 straks 23 jaar geleden een relatie mee kreeg opnieuw van kan houden'. 'Stuur deze mail nu ook wel naar de fam [naam 5],'
- -
een e-mail d.d.5 maart 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [emailadres], met onder meer als inhoud:
'Nu even iets heel anders, jij zou mij ook wel graag gelukkig met of zonder [slachtoffer] willen zien, dacht ik, misschien of wellicht zeker maakt het wat wanneer jij de fam. [naam 5] eens zou bellen of mailen [emailadres] tel. [telefoonnummer 1], ik weet zó zeker dat ik van Godswege [slachtoffer] heb moeten leren kennen, nu is het wel 23 jaar later maar we moeten voor God niets voor onmogelijk houden.'
- -
een brief, gedateerd van 26 april 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [naam 4], met onder meer als inhoud:
'You were always on my mind, zei [slachtoffer] tegen mij in 1994 dat ben ik niet vergeten.'
'Ook als God het mij vergunt, zou ik [slachtoffer] 40 rozen wel op haar verjaardag willen geven op 1 juli.'
- -
een brief gedateerd van 1 mei 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [naam 4], met onder meer als inhoud:
'Wat denk je dat ik het vreselijk heb gevonden toen ik hoorde dat het slecht met [slachtoffer] ging en psychisch geheel in de war was of nu mogelijk nog is. Bepaalde dingen zijn niet terug te draaien, maar daar heb ik haar of zou ik haar niets minder graag voor terug willen hebben.'
- 3.
Schriftelijke bescheiden4, te weten:
- -
een brief, ontvangen op 18 mei 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan fam. [naam 5], met onder meer als inhoud:
'Zodra je weer vrij bent, moet je haar vragen wil je met mij uit eten, stelde vandaag zaterdag 14 mei een gedetineerde mij voor, ik wil dit graag voorstellen, zeker omdat ik Gods plan er in zie.'
- -
een brief, ontvangen op 4 juni 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [naam 4], met onder meer als inhoud:
'Wat [slachtoffer] betreft, juist daarom of ondanks wat [slachtoffer] heeft meegemaakt zou ik haar graag weer in mijn armen nemen en op haar 40e verjaardag aanwezig willen zijn.'
- 4.
De verklaring van [slachtoffer]5, inhoudende:
Ik doe wederom aangifte van stalking tegen mijn ex-vriend van 23 jaar geleden, [verdachte]. Na 4 juni 2011 heeft [verdachte] weer brieven naar het adres van mijn vader [naam 4], [adres], gestuurd. Zodra mijn vader een brief van [verdachte] krijgt, neemt hij contact met mij op. Bovendien is het zo dat ik meestal iedere maandag/woensdag/vrijdag/zaterdag/zondag bij mijn ouders op genoemd adres op bezoek kom. Volgens mij weet [verdachte] ook wel dat ik vaak bij mijn ouders kom, want hij kwam me in het verleden vaak tegen op de fiets als ik op weg was naar mijn ouders.
In deze brieven, gestuurd na 4 juni 2011, wordt mijn naam ook weer genoemd. [verdachte] schrijft zelfs in één van zijn brieven dat hij denkt dat ik in de toekomst met hem zal trouwen.
Dit soort uitlatingen maken mij erg bang. Op de 1e dinsdag, na 3 augustus 2011, heeft [verdachte] mij opgezocht op mijn werk in Kollumerzwaag. Zo rond 17:00 uur, tegen sluitingstijd, liep [verdachte] plotseling bij me langs. Hij zei 'Hoi [slachtoffer]' en liep toen door. [verdachte] liep toen naar beneden en ging toen vlakbij de koffietafel zitten koffiedrinken. Ik heb stiekem via de achterdeur het pand verlaten, een medewerkster is toen samen met mij naar mijn huis gefietst, omdat ik bang was alleen te fietsen.
Precies een week later, weer tegen sluitingstijd kwam [verdachte] weer binnen. [verdachte] is toen op het verzoek van het hoofd van de afdeling weggegaan, maar kwam even later via een andere deur het pand weer in. Ik ben weer helemaal overstuur op mijn fiets en onder begeleiding van een medewerker in diens auto naar huis gebracht.
Weer een week later tegen sluitingstijd hoorde ik ineens geschreeuw van beneden. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: '[slachtoffer], [slachtoffer], ik wil naar je toe, ik moet je hebben, anders kom ik bij jou!'
Ik was toen helemaal in paniek en bang dat [verdachte] naar me toe zou komen. Ik ben naar een medewerkster gegaan, [naam 7], en zij heeft mij opgesloten in een werkkast. Ik hoorde dat zij de deur op slot draaide. Ik trilde als een blad aan een boom, ik ben claustrofobisch.
Ik ben bang dat ik de rest van mijn leven achtervolgd wordt door [verdachte]. Als hij gevangen zit stuurt hij vanuit de gevangenis brieven naar mijn vader en als hij vrij is zoekt hij me op op mijn werk. Dat beangstigt mij. Ik wil absoluut helemaal niets meer met hem te maken hebben.
- 5.
Schriftelijke bescheiden6, te weten:
- -
een brief, ontvangen op 21 juni 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [naam 4], met onder meer als inhoud:
'Ben ervan overtuigd dat ik van waarde ben en [slachtoffer] heel gelukkig kan maken die ook van ongelooflijke waarde is.'
- -
een brief, gedateerd van 10 juli 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [naam 4], met onder meer als inhoud:
'ook kwam erin voor dat ze de brief die ik heb doorgestuurd hadden ontvangen waar een schadevergoedingbedrag op stond aan [slachtoffer] te betalen i.v.m. belaging terwijl er in mijn hart maar ook in haar hart helemaal geen haat zit.'
'[naam 8] heeft mij verteld dat [slachtoffer] geen man meer vertrouwt, maar ook vertelde [naam 8] mij dat deze met [slachtoffer] had gepraat na een kerkdienst in de thuishaven waar ze niet droevig maar eerder blij vertelde...ja...[verdachte] is een ex-vriend van mij.'
'Ik zie wel hoor wat er allemaal gebeurt straks maar van mij mag/moet [slachtoffer] weten dat toen ik vorig jaar heel blij was dat [naam 9] ([telefoonnummer 2]) zijn zoon terug heeft gekregen van 22 jaar (nu inmiddels 23) ik in mijn auto weg reed en ik toen een visioen kreeg als zij ([slachtoffer]) zat naast mij in de auto als ware het weer 22 of 23 jaar terug.
'dat ik binnenkort met [slachtoffer] naar [naam 9] z'n verjaardag mag gaan, en ze echt naast mij zit in de auto.'
'In de tijd dat [naam 3] haar ook vaak tegen kwam zei [naam 3] onlangs nog tegen mij ze had toen vaak zo'n leuk hoedje op indertijd...maar al die jaren wil God weer goedmaken ook voor [slachtoffer]!!!! Ze behoeft als ik vrij ben alleen maar bij mij te komen en als ze gebied, zeg dat je van mij houdt zal ze het antwoord van mij horen.'
- -
een brief, ontvangen op 16 augustus 2011, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [naam 4], met onder meer als inhoud:
'De waarheid een handje helpen, biddend vragen Heer wat wilt u wat ik ga doen, ik wil niets liever dan [slachtoffer] gelukkig zien.'
'Waarom zou dat dan bij [slachtoffer] niet zo kunnen zijn. Liefde verandert alles ten goede.'
- -
een brief, gedateerd van 27 januari 2012, ondertekend door [verdachte] en verzonden aan [naam 4], met onder meer als inhoud:
'Het belangrijkste wat ik mij nog van [slachtoffer] kan herinneren zijn misschien nog wel toen ze heeft gezegd en verdrietig was...relatie met mij was toen (2e helft 1988) uit, toen ze zei God weet het en in 1994 You were always on my mind. Wanneer ik weer in Westergeest ben, zou ik het misschien wel heel mooi vinden dat ze bij mij komt en als ze dat doet, moet ze niet schrikken dat ik tegen haar zal zeggen...kom je bij mij omdat je graag wil dat ik vraag of je met mij wilt trouwen? Dan zal ik dat doen.'
De verweren van de raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat indirecte belaging weliswaar mogelijk is, echter dat daar in dit geval geen sprake van is en dat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft daartoe gemotiveerd bepleit dat er geen sprake kan zijn van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer], nu de brieven niet gericht waren aan het adres van aangeefster maar aan het adres van haar vader. Gelet op de hoeveelheid brieven die gestuurd zijn naar het adres van de vader van aangeefster, in combinatie met de twee bezoeken op haar werk, is eveneens geen sprake van stelselmatig handelen.
Tevens had verdachte nimmer het oogmerk om [slachtoffer] vrees aan te jagen.
De rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verweren van de raadsman het volgende.
Uit de vaste jurisprudentie volgt dat de vraag of sprake is van stelselmatig handelen in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht afhangt van de omstandigheden van het geval, waarbij de aard, de duur en de frequentie van het handelen van de verdachte een rol spelen, de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de zaak met het parketnummer 17/885178-11 in een periode van 7 maanden vier brieven aan de vader van aangeefster heeft verzonden en dat hij zes e-mailberichten heeft verzonden aan het adres [emailadres]. In de brieven en e-mailberichten wordt steeds de naam van aangeefster genoemd en uit de inhoud ervan blijkt dat verdachte in contact met aangeefster wil komen. In de zaak met het parketnummer 17/885130-12 gaat het om een periode van ongeveer zeven maanden die aansluit op de periode die in de zaak met het parketnummer 17/885178-11 ten laste is gelegd. In deze laatste periode heeft verdachte vier brieven aan de vader van aangeefster verzonden met een inhoud en strekking als hierboven vermeld en heeft verdachte aangeefster [slachtoffer] drie keer op haar werk bezocht.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte in de twee ten laste gelegde zaken is aan te merken als stelselmatig in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank de eerdere veroordeling van verdachte ter zake van belaging, waarbij sprake was van dezelfde aangeefster. Bij het oordeel of sprake is van stelselmatig handelen in de zaak met het parketnummer 17/885130-12 (de meest recente periode) heeft de rechtbank bovendien acht geslagen op de handelingen van verdachte in de zaak met het parketnummer 17/885178-11 die zijn gepleegd in een periode die hier direct aan vooraf is gegaan.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte door dit stelselmatig handelen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft gemaakt. Ondanks het feit dat aan verdachte duidelijk te kennen is gegeven dat aangeefster op geen enkele wijze contact met verdachte wilde hebben en ondanks het feit dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van belaging van aangeefster is hij blijven volharden in het tegen haar wil zoeken van contact met aangeefster door het sturen van e-mailberichten, het verzenden van brieven en het bezoeken van aangeefster op haar werkplek. Hierdoor is de privacy van aangeefster in ernstige mate aangetast en werd zij beperkt in haar (gevoel van) bewegingsvrijheid. Dat de brieven en e-mailberichten niet rechtstreeks aan aangeefster waren gericht kan daaraan niet afdoen. Verdachte had zich moeten realiseren dat deze berichten ter kennis zouden komen van aangeefster. Daarbij wijst de rechtbank er op dat aan verdachte bij rechterlijke uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 november 2010 de bijzondere voorwaarde is opgelegd dat hij gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele manier contact mag zoeken met aangeefster en/of haar vader.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte niet het oogmerk had om [slachtoffer] vrees aan te jagen. Wel is de rechtbank van oordeel dat sprake is van die [slachtoffer] dwingen iets te dulden, te weten het contact met verdachte. De rechtbank zal dat deel van de tenlastelegging dan ook bewezen verklaren.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/885178-11 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/885130-12 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 17/885178-11 dat:
hij in de periode van 22 oktober 2010 tot en met 4 juni 2011 te Kollumerzwaag, in de gemeente Kollumerland Ca, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te dulden, te weten het contact met verdachte, immers heeft verdachte wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk en met voormeld oogmerk, op verschillende tijdstippen in voornoemde periode,
- -
meermalen, via de computer mailberichten naar het kerkblad, gezonden en brieven aan een familielid van die [slachtoffer] gestuurd, waarin telkens, onder meer de naam van die [slachtoffer] wordt genoemd, welke inhoud van voornoemde mailberichten en brieven vervolgens telkens ter kennis zijn gekomen van die [slachtoffer]
en aldus telkens op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en gedachtegangen ongewenst en hinderlijk aan die [slachtoffer] opgedrongen;
en in de zaak met parketnummer 17/885130-12 dat:
hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2011 tot en met 27 januari 2012 te Kollumerzwaag, in de gemeente Kollumerland Ca, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden, te weten het contact met verdachte, immers heeft verdachte wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk en met voormeld oogmerk, op verschillende tijdstippen in voornoemde periode,
- -
meermalen brieven naar een familielid van die [slachtoffer] gestuurd, waarin telkens, onder meer de naam van die [slachtoffer] wordt genoemd, welke inhoud van voornoemde brieven vervolgens telkens ter kennis zijn gekomen van die [slachtoffer] en
- -
meermalen, zich in de nabijheid van die [slachtoffer] opgehouden
en aldus telkens op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en gedachtegangen ongewenst en hinderlijk aan die [slachtoffer] opgedrongen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 17/885178-11: Belaging
in de zaak met parketnummer 17/885130-12: Belaging
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- -
de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- -
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- -
de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 augustus 2012, het psychiatrisch rapport d.d. 8 maart 2012, opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater en het rapport, opgemaakt in het Pieter Baan Centrum door R. Haveman, psycholoog en J. Marx, psychiater, d.d. 30 augustus 2012;
- -
het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
de vordering van de officier van justitie;
- -
het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging gedurende vijftien maanden van een vrouw met wie hij drieëntwintig jaar geleden een relatie heeft gehad. In 2010 was hij door de rechtbank al veroordeeld voor het meerdere jaren belagen van hetzelfde slachtoffer.
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Zij heeft aangegeven bang te zijn voor verdachte. Ook heeft zij hulp gezocht bij een specialist ten behoeve van haar geestelijke gezondheid.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij meermalen in aanraking is gekomen met justitie ter zake van het misdrijf belaging, ook ten aanzien van andere slachtoffers.
Verdachte is onderzocht door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum. De psychiater, J. Marx, en de psycholoog, R. Haveman, zijn van oordeel dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anderszins omschreven) met paranoïde, theatrale en narcistische trekken. Deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft een duurzaam karakter en deze problematiek was aanwezig ten tijde van de feiten. De deskundigen adviseren verdachte als (tenminste) verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het risico op vergelijkbare delicten wordt vooral buiten een behandelsetting hoog geacht. In theorie is behandeling gewenst om herhaling in de toekomst te voorkomen. Zij zien - onder meer - als problemen dat er geen omschreven behandeling bestaat voor belaging, persoonlijkheidsproblemen in het algemeen lastig te beïnvloeden zijn en vooral dat verdachte niet open staat voor enige vorm van therapie.
De deskundigen stellen dat het thans onmogelijk is om door middel van behandeling een intrinsieke verandering bij verdachte teweeg te brengen. Een behandeling in een voorwaardelijk kader achten zij niet haalbaar, gelet op ervaringen in het verleden.
De deskundigen kunnen een escalatiegevaar met betrekking tot gewelddadig gedrag op basis van het onderzoek niet onderbouwen en vragen zich af of behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging dan passend is.
De officier van justitie heeft naast gevangenisstraf oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging geëist.
De rechtbank is van oordeel dat voor "gevaar" in de zin van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht direct fysiek gevaar niet vereist is (HR 31-01-2006, LJN: AU7080). In dit geval kan worden gesteld dat gevaar voor de geestelijke gezondheid van het slachtoffer aan de orde is, mede gelet op de recidive. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging zou daarom opgelegd kunnen worden.
De rechtbank is echter van oordeel dat de aard en de ernst van de belaging in dit geval niet een zo vergaande maatregel als de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigen.
De rechtbank zal daarom volstaan met oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een deels voorwaardelijke straf acht de rechtbank niet aan de orde gelet op het advies van de deskundigen.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/885178-11 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De raadsman heeft afwijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, nu hij van oordeel is dat verdachte van het onder 17/885178-11 moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 november 2010, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot
- -
voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 november 2010. Bij vordering d.d. 1 juli 2011 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezenverklaarde feit in de zaak met parketnummer 17/885178-11 is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 2 november 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 57, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/885178-11 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/885130-12 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.120,00 (zegge: tweeduizend honderd en twintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2011.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.120,00 (zegge: tweeduizend honderd en twintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/885071-10:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de Meervoudige strafkamer te Leeuwarden d.d. 2 november 2010, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. M.F. Meijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2012.
Mr. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
- *
*******************************************************************************
- 1.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 1], gesloten op 7 mei 2011, het aanvullend proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 1], gesloten op 18 juni 2011 en het proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 2], gesloten op 20 februari 2012.
- 2.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], d.d. 9 maart 2011, pagina 12-12c van het proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 1].
- 3.
Schriftelijke bescheiden, te weten e-mails en brieven, door verdachte ondertekend en te vinden achterin het proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 1].
- 4.
Te vinden in het aanvullend proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 1].
- 5.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], d.d. 17 februari 2012, pagina 7-7c van het proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 2].
- 6.
Te vinden achterin het proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 2].