Einde inhoudsopgave
Besluit Beroep in Belastingzaken
6.3.3 Immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn
Geldend
Geldend vanaf 16-11-2021
- Bronpublicatie:
02-11-2021, Stcrt. 2021, 46005 (uitgifte: 15-11-2021, regelingnummer: 2021-18832)
- Inwerkingtreding
16-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-11-2021, Stcrt. 2021, 46005 (uitgifte: 15-11-2021, regelingnummer: 2021-18832)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Griffierecht
Fiscaal procesrecht / Proceskostenvergoeding
Fiscaal procesrecht / Procesorde
1
Als de inspecteur door de rechtbank of het gerechtshof wordt veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zorgt de inspecteur voor uitbetaling daarvan, conform de uitspraak. De schadevergoeding kan, op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990, worden verrekend met van de belanghebbende te innen bedragen.
2
Als tegen de veroordeling tot vergoeding van de immateriële schade door de inspecteur hoger beroep of door de staatssecretaris cassatieberoep is ingesteld kan de inspecteur, alvorens tot vergoeding of verrekening over te gaan, de uitkomst van die procedure afwachten.
3
In alle gevallen waarin de inspecteur de schadevergoeding niet heeft uitbetaald of verrekend binnen vier weken na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarin de veroordeling is opgenomen, vermeerdert hij het te vergoeden bedrag met de wettelijke rente hierover, gerekend vanaf het verstrijken van die termijn tot aan de dag van algehele voldoening van de schuld. De inspecteur neemt hierbij afdeling 4.4.2 Awb in acht. De inspecteur vergoedt ook wettelijke rente als hij de betaling heeft aangehouden, om een beroepsprocedure af te wachten (vgl. HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2358).