Einde inhoudsopgave
Landsverordening economische zones 2000
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 10-06-2011
- Bronpublicatie:
19-04-2011, Publicatieblad van Curaçao 2011, 17 (uitgifte: 10-06-2011, regelingnummer: 11/0892)
- Inwerkingtreding
10-06-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2011, Publicatieblad van Curaçao 2011, 17 (uitgifte: 10-06-2011, regelingnummer: 11/0892)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen alsmede de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.
2.
De in of krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
- a.
alle inlichtingen te vragen;
- b.
inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
- c.
goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;
- d.
alle plaatsen in en buiten een economische zone, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;
- e.
vaartuigen, stilstaande voertuigen, luchtvaartuigen en de lading daarvan te onderzoeken;
- f.
woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.
3.
Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
4.
Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.
5.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de in of krachtens het eerste lid aangewezen personen.
6.
Een ieder is verplicht aan de in of krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.