Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2020, nr. 200.264.436
ECLI:NL:GHARL:2020:1402
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-02-2020
- Zaaknummer
200.264.436
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:1402, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑02‑2020; (Hoger beroep kort geding)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1001, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑02‑2020
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.264.436
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 355562)
arrest in kort geding van 18 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Takkenkamp Materieel B.V.,
gevestigd te Zelhem, gemeente Bronckhorst,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Takkenkamp,
advocaat: mr. M.H.M. Deppenbroek,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Neopixels Insulation B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Neopixels,
advocaat: mr. M.R. Ruygvoorn.
1. De procedure in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 23 juli 2019 tussen Neopixels als eiseres en Takkenkamp als gedaagde heeft gewezen.
2. De procedure in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep, met daarin opgenomen de grieven, van 12 augustus 2019;
- de memorie van antwoord met producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het vonnis van 23 juli 2019.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
In deze zaak heeft Neopixels aan de rechter in kort geding gevraagd om Takkenkamp te bevelen 13 vulpistolen en 13 lijmdoseringsunits (hierna ook aangeduid als: de zaken) aan haar terug te geven. Eerder had Neopixels de zaken aan Takkenkamp in bruikleen gegeven zodat Takkenkamp die kon gebruiken voor isolatie van woningen, de branche waarin zij en het concern waartoe zij behoort, actief zijn.
Volgens Neopixels zijn de bruikleenovereenkomsten in juni 2019 geëindigd door opzegging door haar omdat zij nog een vordering van ongeveer € 323.000, - op Takkenkamp had, die ook na aanmaningen niet werd betaald. Neopixels heeft daarom geëist dat Takkenkamp het geleende uiterlijk 6 juni 2019 zou terugbezorgen. Ook heeft Neopixels een boete van € 500, - per vulpistool en lijmdoseringsunit gevorderd voor de periode tussen het einde van de bruikleenovereenkomst en de afgifte van de zaken aan haar. Zij baseert die boete op (artikel 4.4 van) de bruikleenovereenkomsten.
Takkenkamp heeft aangevoerd dat zij de zaken niet terug hoeft te geven omdat zij wel heeft betaald, namelijk door verrekening met haar vordering tot schadevergoeding op Neopixels. Omdat de (ook door Neopixels geleverde) lijm die in de vulpistolen en lijmdoseringsunits wordt gebruikt niet goed was, is schade ontstaan bij de klanten van Takkenkamp en haar zustervennootschap Takkenkamp Isolatie B.V. (hierna TI B.V.). In verband met die vordering tot schadevergoeding op Neopixels heeft TI B.V. in juni 2019 derdenbeslag gelegd op de vulpistolen en lijmdoseringsunits, die zich op dat moment bij Takkenkamp bevonden. Dat beslag verhindert teruggave, zo heeft Takkenkamp bepleit. De voorzieningenrechter heeft dat verweer verworpen en Takkenkamp bevolen om de zaken terug te geven door deze af te geven op het adres van Neopixels in Weurt. De vordering tot betaling van de boetes heeft hij afgewezen.
4.2
Takkenkamp heeft de zaken eind juli 2019 aan Neopixels teruggegeven. Ook heeft zij hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter (hierna: het bestreden vonnis) ingesteld en daartegen drie grieven (klachten) aangevoerd. Neopixels vindt die klachten onterecht en vindt dat het bestreden vonnis in stand moet blijven.
Het hof wijst de klachten van Takkenkamp af en legt hierna uit hoe het tot die beslissing is gekomen.
omvang van het geschil in beroep
4.3
Takkenkamp heeft haar beroep niet gericht tegen (onder meer) de volgende oordelen in het bestreden vonnis, zodat die tussen partijen vast staan en het hof daarvan bij zijn beoordeling is uitgegaan:
- -
Takkenkamp heeft verzuimd de openstaande facturen van Neopixels te voldoen;
- -
De bruikleenovereenkomsten zijn door opzegging (in de e-mail van Neopixels van 3 juni 2019) geëindigd;
- -
Niet aannemelijk is dat de opzegging van de bruikleenovereenkomsten in strijd is met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid;
- -
Niet aannemelijk is dat het eindigen van de bruikleenovereenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
- -
Nu de bruikleenovereenkomsten zijn geëindigd, moet Takkenkamp, zowel op grond van de bruikleenovereenkomsten als op grond van de wet, de vulpistolen en lijmdoseringsunits aan Neopixels teruggeven.
Tegen de afwijzing van haar vordering tot betaling van boetes is Neopixels in beroep niet opgekomen, zodat het hoger beroep ook daarover niet gaat.
4.4
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Naar het oordeel van het hof ligt in de stellingen van partijen in dit hoger beroep besloten en is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat ook in hoger beroep spoedeisend belang aan de zijde van Neopixels als oorspronkelijk eiseres bestaat. Weliswaar heeft Takkenkamp de zaken in juli 2019 aan Neopixels teruggegeven, maar indien het vonnis zou worden vernietigd, zoals Takkenkamp met dit beroep wil bereiken, vervalt de grond aan die teruggave. Daarbij weegt het hof mee dat Neopixels belang had en houdt bij de teruggave omdat zij de zaken dan opnieuw in bruikleen kan geven. Daarop is haar businessmodel immers gebaseerd: zij verdient aan de verkoop van lijm en grafietparels, die verplicht moeten worden gebruikt in de vulpistolen en lijmdoseringsunits.
4.5
Met grief 1 komt Takkenkamp allereerst op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het onder haar gelegde beslag op de zaken niet aan afgifte aan Neopixels in de weg staat.
Omdat het onder haar gelegde derdenbeslag leidt tot schuldeisersverzuim bij Neopixels, althans overmacht bij haar, was de vordering tot afgifte van de zaken niet opeisbaar en dus niet vatbaar voor toewijzing, aldus Takkenkamp. Daarbij speelt een rol dat zij als derde-beslagene de plicht heeft de zaken onder zich te houden totdat de beslaglegger, TI B.V., een executoriale titel heeft om zich daarop te verhalen. Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter dat aspect niet beslissend geacht, althans heeft hij dat in de belangenafweging tussen de belangen van Neopixels en Takkenkamp, mede namens de beslaglegger TI B.V., onvoldoende meegewogen. Volgens Takkenkamp was zij (op basis van de mail van 3 juni 2019) pas op 6 juni 2019 tot afgifte gehouden, terwijl het derdenbeslag al op 4 juni 2019 was gelegd. Door dat (eerdere) beslag was Neopixels eerder in verzuim dan dat Takkenkamp tot afgifte was gehouden en is van verzuim ten aanzien van die afgifte geen sprake.
Neopixels wijst in haar verweer tegen deze grief op feiten en omstandigheden waaruit zou blijken dat Takkenkamp niet bereid was om de zaken terug te geven en daartoe ook niet zou zijn overgegaan als het derdenbeslag niet was gelegd door TI B.V. Bij het leggen van dat beslag is sprake van het opzettelijk creëren van een horde om de zaken niet te hoeven teruggeven, waarbij (alleen) de belangen van het concern waartoe Takkenkamp behoort zijn veiliggesteld. De waarde van de beslagen zaken is immers zeer laag zodat niet het verhaal daarop, maar het frustreren van de rechten van Neopixels het (enige) doel van dat beslag is geweest. Overigens levert het derdenbeslag juridisch geen beletsel voor de gevorderde afgifte, aldus Neopixels.
4.6
Voor zover met grief 1 wordt betoogd dat het door TI B.V. onder Takkenkamp gelegde beslag als zodanig aan afgifte van de zaken in de weg staat, faalt dit betoog. Uit het bepaalde in artikel 475 h lid 2 juncto artikel 453 a lid 1 Rv, mede gelezen in het licht van de Parlementaire Geschiedenis (MvA II Inv., Parl Gesch. Wijziging Rv, invoering 3, 5 en 6, p.119), volgt naar het oordeel van het hof dat een (derde) beslag op zaken niet leidt tot beschikkingsonbevoegdheid van de (derde-) beslagene (HR 5 september 2008, NJ 2009,154 en HR 20 februari 2009, NJ 2009, 376).
De in artikel 453a lid 1 Rv geregelde “blokkerende werking” betekent, anders dan Takkenkamp met grief 1 voorstaat, dat de beslaglegger zich ook na overdracht van de beslagen zaken daarop kan verhalen, maar staat niet aan de gevorderde afgifte van de zaken in de weg.
Ook als dat anders zou zijn, staat in dit geval het door T.I. B.V. gelegde beslag niet aan afgifte van de zaken in de weg. Het hof weegt daarbij de volgende (gestelde en niet of onvoldoende betwiste) feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, mee bij zijn (voorlopig) oordeel:
- -
het derdenbeslag is gelegd op 4 juni 2019, één dag nadat Neopixels bij e-mail aan Takkenkamp heeft laten weten dat de bruikleenovereenkomsten zijn beëindigd en de zaken uiterlijk 6 juni 2019 aan haar dienden te worden teruggeven;
- -
het derdenbeslag is gelegd door T.I. B.V., de zustervennootschap van Takkenkamp en de vennootschap die volgens de eigen stellingen van Takkenkamp, de zaken niet kon en wilde teruggeven omdat haar bedrijfsactiviteiten dan in gevaar zouden komen;
- -
de waarde van de zaken is bij verkoop zeer gering zodat aannemelijk is dat niet de verhaalswaarde, maar de wens de zaken te blijven gebruiken bij het derdenbeslag door Takkenkamp/ T.I. B.V. voorop hebben gestaan.
Tegen die achtergrond is het, zoals Neopixels (subsidiair) heeft aangevoerd, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Takkenkamp zich op het derdenbeslag beroept om de zaken niet te hoeven teruggeven.
4.7
Bij de verdere beoordeling van grief 1, voor zover Takkenkamp daarmee betoogt dat de vordering tot afgifte had moeten worden afgewezen omdat deze niet opeisbaar was door het op 4 juni 2019 onder haar gelegde derdenbeslag dat leidt tot schuldeisersverzuim bij Neopixels, althans overmacht bij Takkenkamp zelf, stelt het hof het volgende voorop.
Indien onder de schuldenaar ten laste van de schuldeiser derdenbeslag gelegd wordt voordat de schuldenaar met de voldoening van zijn verbintenis in verzuim is gekomen, wordt nakoming door de schuldenaar verhinderd door een beletsel opkomend van de zijde van (en toerekenbaar aan) de schuldeiser; de schuldenaar is immers op grond van het derdenbeslag verplicht het beslagene onder zich te houden (artikel 720 Rv in samenhang met artikel 475 lid 1 en artikel 475h lid 1 Rv.). Hoewel in beginsel de schuldenaar die zich op de rechtsgevolgen van schuldeisersverzuim beroept, de stelplicht en bewijslast ter zake van het schuldeisersverzuim heeft (vgl. HR 1 februari 2008, LJN BB8648, NJ 2008, 83), moet in een situatie als deze in beginsel aangenomen worden dat de schuldenaar, gelet op de zojuist vermelde wettelijke regels, verhinderd is na te komen als gevolg van het beslag, zodat voldaan is aan de eisen van schuldeisersverzuim (artikel 6:58 BW). De schuldenaar kan als gevolg daarvan niet zelf in verzuim geraken (artikel 6:61 lid 2 BW).
Indien echter de schuldenaar reeds met de voldoening van zijn verbintenis in verzuim is en hij op die grond gehouden is tot nakoming, maakt een nadien onder hem gelegd derdenbeslag ten laste van de schuldeiser daaraan niet zonder meer een einde. Het ligt dan (overeenkomstig de hoofdregel vermeld in genoemd arrest van 1 februari 2008) op de weg van de schuldenaar de feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat door de beslaglegging schuldeisersverzuim is ontstaan, hetgeen wil zeggen dat de voldoening van de verbintenis is verhinderd doordat het beslag is gelegd. Met betrekking tot dit laatste is in Parl. Gesch. Boek 6, blz. 223-224, opgemerkt: "Slechts dan kan gezegd worden dat de nakoming van de verbintenis uitblijft doordat van de zijde van de schuldeiser een oorzaak van de verhindering is opgekomen, als degeen die de prestatie wil verrichten, ook bereid en in staat is haar naar behoren te verrichten en het zijnerzijds daartoe nodige heeft gedaan, althans voor zover hij daarin niet reeds door de van zijde van de schuldeiser opgekomen oorzaak van de verhindering werd belemmerd". (vergelijk HR 13 april 2012, ECLI: NL: HR:2012: BV2629 en HR 22 september 2017, ECLI: NL: HR:2017:2455).
4.8
De stelling van Takkenkamp dat zij op 4 juni 2019, de dag waarop het beslag onder haar werd gelegd, nog niet in verzuim was in de nakoming van de verplichting tot afgifte van de zaken omdat Neopixels voor die afgifte haar (in de e-mail van 3 juni 2019) een termijn tot uiterlijk 6 juni 2019 heeft gegund, moet worden verworpen. Op zich is juist dat in de e-mail van 3 juni 2019 door Neopixels een termijn tot 6 juni 2019 is gegund. Naar het voorlopig oordeel van het hof is echter niet aannemelijk geworden dat de teruggave van de zaken door Takkenkamp is verhinderd door het beslag. Uit hetgeen Takkenkamp zelf heeft gesteld (onder andere in de pleitnota eerste aanleg onder 27 e.v.) volgt dat Takkenkamp niet bereid was om de zaken na de (tussen partijen vaststaande) beëindiging van de bruikleenovereenkomsten (op korte termijn) aan Neopixels af te staan. Dat zou immers volgens Takkenkamp nadelige gevolgen hebben voor haar bedrijfsvoering en die van haar zustervennootschap: TI B.V. was immers afhankelijk, zo stelt Takkenkamp in haar pleitnota, van het voortgezet gebruik van de zaken. Tegen die achtergrond kan Takkenkamp niet worden gevolgd in haar verweer dat zij door het op 4 juni 2019 gelegde derdenbeslag niet in staat was de zaken af te geven. Takkenkamp was ook voor het beslag niet bereid om de zaken aan Neopixels af te geven. Het gelegde derdenbeslag heeft daarin, naar het voorlopig oordeel van het hof, geen wijziging gebracht. Niet het beslag maar de wens om de zaken voor de bedrijfsvoering onder zich te houden, heeft de afgifte aan Neopixels verhinderd.
Grief 1 faalt.
4.9
Met grief 2 keert Takkenkamp zich tegen de door de voorzieningenrechter bevolen afgifte op het adres van Neopixels te Weurt. Volgens Takkenkamp brengen de bruikleenovereenkomsten en het bepaalde in de wet (artikel 6: 61 BW) mee dat Neopixels de zaken had moeten ophalen op het adres van Takkenkamp. Er is in haar optiek sprake van een haalschuld.
Volgens Neopixels volgt uit de bruikleenovereenkomsten en de wet nu juist dat sprake is van een brengschuld en is Takkenkamp terecht veroordeeld tot afgifte op haar adres te Weurt.
4.10 ·
Zo Neopixels al belang heeft bij deze grief (Takkenkamp heeft immers de zaken al afgegeven in Weurt), faalt deze. Het hof is voorlopig van oordeel, dat op basis van het bepaalde in artikel 4.3. van de bruikleenovereenkomsten dat speekt over “aan Neopixels afstaan” van de in bruikleen gegeven zaken direct na het einde van de bruikleenovereenkomst, in samenhang met het gegeven dat het hier gaat om overeenkomsten om niet en het einde van die overeenkomsten bovendien voortvloeit uit een (in hoger beroep vaststaand) verzuim van Takkenkamp in betaling van openstaande facturen, de bevolen teruggave van de zaken op het adres van Neopixels terecht is.
4.11
Grief 3 behoeft tegen deze achtergrond geen behandeling meer.
5. Slotsom
5.1
Nu het hoger beroep faalt, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd.
5.2
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof Takkenkamp veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, te vermeerderen met de gevorderde nakosten.
5.3
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Neopixels zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 741, -
- salaris advocaat € 1.074, - (1 punt x tarief II)
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep,
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juli 2019;
veroordeelt Takkenkamp in de kosten van hoger beroep, tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 741, - voor griffierecht en op € 1.074, - voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest;
veroordeelt Takkenkamp in de nakosten, begroot op € 157, - met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82, - in geval zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.M. Croes, C.J.H.G. Bronzwaer en S.M. Evers en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2020