NJB 2014/2024
Er dient steeds een expliciete wettelijke grondslag te zijn voor verrekening van een bestuursrechtelijke geldschuld met een bestaande vordering. Bepalingen zoals het door appellant genoemde artikel 6:131 van het BW kunnen dit niet anders maken. De redenen die de wetgever ertoe hebben gebracht om een wettelijke grondslag verplicht te stellen, gelden in beginsel in gelijke mate voor bestuursrechtelijke geldschulden waarop titel 4.4 van de Awb niet van toepassing is
CRvB 22-10-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3493
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
22 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. Van der Kolk, Van der Kris, Van der Vos
- Zaaknummer
12-813 ZW
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Verbintenissenrecht / Overgang en tenietgaan verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:CRVB:2014:3493, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 22‑10‑2014
- Wetingang
(Awb art. 4:85, lid 3, art. 4:93)
Essentie
Er dient steeds een expliciete wettelijke grondslag te zijn voor verrekening van een bestuursrechtelijke geldschuld met een bestaande vordering. Bepalingen zoals het door appellant genoemde artikel 6:131 van het BW kunnen dit niet anders maken. De redenen die de wetgever ertoe hebben gebracht om een wettelijke grondslag verplicht te stellen, gelden in beginsel in gelijke mate voor bestuursrechtelijke geldschulden waarop titel 4.4 van de Awb niet van toepassing is
Uitspraak
(….)
Overwegingen
1.1.
Appellant heeft in verband met een terugvordering van uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) een vordering van (oorspronkelijk) € 38.519,56 op betrokkene. Betrokkene betaalt op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.