CRvB, 25-11-2015, nr. 14/2652 WAO
ECLI:NL:CRVB:2015:4266
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
25-11-2015
- Zaaknummer
14/2652 WAO
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2015:4266, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 25‑11‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.
14/2652 WAO
Datum uitspraak: 25 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2014, 13/3330 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Spanje (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.J.T.J. Meuwissen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Meuwissen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
1.1.
Appellant is op 11 mei 1992 wegens knieklachten uitgevallen voor zijn werk als bankwerker. Per einde wachttijd is hij in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant heeft zich in 1995 in Spanje gevestigd. Naar aanleiding van een claim van appellant dat hij meer arbeidsongeschikt is door toegenomen gewrichts- en psychische klachten heeft het Uwv appellant in 2008 laten onderzoeken door een orthopeed en een psychiater. Op basis van de aldus verkregen informatie heeft een verzekeringsarts geconcludeerd dat de medische situatie van appellant op 12 november 2008 niet is gewijzigd ten opzichte van de laatste herbeoordeling per 8 mei 2007.
1.2.
Op 12 september 2011 heeft appellant zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld met ingang van 22 augustus 2011, de datum waarop zijn huisarts hem heeft verwezen naar een psycholoog. Bij besluit van 25 januari 2013 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant met ingang van 29 november 2012 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
45 tot 55%. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij ingaande 22 augustus 2011 volledig arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 16 mei 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 25 januari 2013 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak is daartoe overwogen dat de medische grondslag van het bestreden besluit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat het Uwv appellant opnieuw heeft laten onderzoeken door een orthopeed en een psychiater om te beoordelen of er sprake was van een wijziging van de medische situatie van appellant ten opzichte van die ten tijde van de voorlaatste beoordeling in 2007. Voorts blijkt volgens de rechtbank uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 april 2013 dat de door appellant ingebrachte medische informatie uit Spanje is meegenomen bij de beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv op goede gronden tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van toegenomen medische beperkingen. Uit de geactualiseerde arbeidskundige beoordeling die heeft geleid tot een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de belastbaarheid van appellant wordt overschreden. Wat appellant heeft aangevoerd over de passendheid van de hem voorgehouden functies kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep.
3. In hoger beroep heeft appellant, evenals in bezwaar en beroep, aangevoerd dat zijn
beperkingen zijn onderschat en dat hij ingaande 22 augustus 2011 volledig arbeidsongeschikt was. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat een onjuiste ingangsdatum voor de herziening van zijn uitkering is gekozen.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en zowel medisch als arbeidskundig voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft de door appellant aangevoerde gronden gericht tegen het bestreden besluit uitvoerig besproken en weerlegd. Nu appellant in hoger beroep zijn stellingen niet nader heeft onderbouwd met nieuwe medische gegevens, ziet de Raad geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen dan dat waartoe de rechtbank heeft geconcludeerd.
4.3.
Uit wat in 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en J.J.T. van den Corput en
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2015.
(getekend) M. Greebe
(getekend) I. Mehagnoul
RB