De kwalificatie, die het Hof aan het bewezenverklaarde heeft gegeven, bevat “een ‘gewoonte maken van”. Dit is echter niet bewezenverklaard. Zie daarover nader het tweede middel en mijn bespreking daarvan.
HR, 08-11-2022, nr. 20/04163
ECLI:NL:HR:2022:1570
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-11-2022
- Zaaknummer
20/04163
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1570, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑11‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:748
ECLI:NL:PHR:2022:748, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1570
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Caribische zaak Curaçao. Medeplichtigheid aan het medeplegen van mensenhandel in “trago-meisjes” (art. 2:239 SrC) en medeplichtigheid aan gewoonte maken van werkverschaffing aan illegalen (art. 2:155.2 SrC). 1. Bewijsklacht mensenhandel, feit van algemene bekendheid m.b.t. “trago-meisjes”. 2. Bewijsklacht gewoonte maken van werkverschaffing aan illegalen. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 20/03710 C, 20/04083 C en 20/04164 C.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/04163 C
Datum 8 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 29 oktober 2020, nummer H 215/2019, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2022.
Conclusie 06‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Caribische zaak. Medeplichtigheid aan medeplegen van mensenhandel in Curaçao met betrekking tot uit Venezuela afkomstige ‘trago-meisjes’ en medeplichtigheid aan medeplegen van werkverschaffing aan illegalen. Het eerste middel klaagt tevergeefs over het oordeel van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba dat (in ieder geval binnen de Curaçaose samenleving) het een feit van algemene bekendheid is wat met ‘trago-meisjes’ wordt bedoeld. Het tweede middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaarde medeplichtigheid aan (medeplegen van) werkverschaffing aan illegalen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, omdat de bewijsmiddelen niets inhouden over de (il)legaliteit van de aangeduide personen. Ook dit middel is volgens de AG tevergeefs voorgesteld. Het derde middel klaagt terecht dat de redelijke termijn is geschonden vanwege de te late inzending van het dossier door het Gemeenschappelijk Hof. Conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/04163 C
Zitting 6 september 2022
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
I. Inleiding
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (verder ook: het Hof) heeft de verdachte bij vonnis van 29 oktober 2020 wegens feit 1 “medeplichtigheid aan mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” en feit 3 “medeplichtigheid aan het een gewoonte maken van werkverschaffing aan illegalen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Het Hof heeft verder beslissingen genomen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen en heeft aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd als bedoeld in art. 1:78 van het Wetboek van Strafrecht Curaçao (hierna: SrC), een en ander zoals in het vonnis vermeld.
Er bestaat samenhang met de zaken 20/04083 ( [medeverdachte 4] ), 20/04164 ( [medeverdachte 2] ) en 21/03710 ( [medeverdachte 3] ). Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, drie middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring van de onder feit 1 tenlastegelegde medeplichtigheid aan (het medeplegen van) mensenhandel. Het tweede middel keert zich tegen de motivering van de bewezenverklaring van de onder feit 3 tenlastegelegde medeplichtigheid aan (het medeplegen van) werkverschaffing aan illegalen.1.Het derde middel klaagt over overschrijding van de inzendtermijn in cassatie. Alvorens deze middelen te bespreken (onder III. tot en met V.), geef ik (onder II.) eerst de bewezenverklaringen, de bewijsvoering en de strafmotivering van het Hof weer.
II. Bewezenverklaringen, bewijsvoering en strafmotivering
5. Ten laste van de verdachte is onder feit 1 respectievelijk feit 3 bewezenverklaard:
“Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan mensenhandel
dat medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de periode van 1 maart 2017 t/m 27 september 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging anderen, te weten
- [betrokkene 1] , en/of
- [betrokkene 2] , en/of
- [betrokkene 3] , en/of
- [betrokkene 4] , en/of
- [betrokkene 5] , en/of
- [betrokkene 6] , en/of
- [betrokkene 7] , en/of
een grote hoeveelheid andere onbekend gebleven personen,
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
(sub a)
hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die voornoemde slachtoffers/personen,
en/of
(sub c)
hebben aangeworven, met het oogmerk om die ander in een ander land, te weten Curaçao, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(sub d)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van die een of meer voornoemde slachtoffers/personen
en/of
(sub i)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen hebben gedwongen dan wel bewogen hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde,
immers hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] ,
terwijl zij wisten dat voornoemde slachtoffers/personen in een slechte financiële situatie verkeerden en de (financiële) situatie in Venezuela heel slecht is en die slachtoffers het Papiaments en de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig waren en die slachtoffers (vrijwel) niemand kenden in Curaçao en geen werkvergunningen en/of verblijfsvergunningen in Curaçao hadden,
een of meer van de vernoemde slachtoffers/personen:
- in Venezuela benaderd of laten benaderen met het verzoek om in Curaçao, bij een "snek" ( [A] ), te komen werken (zonder contract), en/of voor hen de reis van Venezuela naar Curaçao laten regelen en betalen,
en/of
- gehuisvest in een (kleine, gedeelde) kamer op de tweede verdieping van [A] op de [a-straat] en een woning te [b-straat 1] en een woning te [c-straat 1] , en/of
- ongeveer 350 gulden per maand in rekening te brengen voor deze kleine gedeelde kamer en/of (daarnaast) een bedrag voor lunch en/of water en/of elektra en/of internet, in rekening te brengen, en
- de regel opgelegd dat zij (maximaal) een keer per dag mochten douchen en/of
- bij aankomst een beginschuld opgelegd van ongeveer NAf 1600,00 en opgelegd dat deze schuld binnen 3 tot 4 weken moest worden afbetaald/ingelost aan/bij verdachten door voor verdachten te werken, en/of
- de regel opgelegd dat zij niet mochten stoppen met werken voor verdachte (in de [A] ) alvorens de schuld werd ingelost, en/of
- uitgelegd/opgelegd dat zij (zonder contract en zonder werkvergunning) moesten werken in de [A] , door klanten te versieren, te amuseren, (trago)drankjes te laten kopen, en met ze te dansen (waarmee zij tokens zouden verdienen om hun schuld of te lossen), en/of
- uitgelegd dat er (meerdere) beveiligingscamera's in de [A] hingen zodat zij, verdachten alles kunnen zien en/of horen, en/of
- opgelegd dat zij zich aan de regels moesten houden, en dat anders boetes in rekening worden gebracht en/of telefoons worden afgepakt, en/of
- hebben uitgescholden en/of bedreigd (wanneer zij zich niet voldoende gedroegen zoals verdachten wensten) en/of
- onder druk gezet om geld te verdienen door zich te prostitueren om hun schuld aan verdachten en/of het geld voor maaltijden en/of internet en/of water en elektra te kunnen (af) betalen, en/of
- de regel opgelegd dat in geval van prostitueren (of anderszins verlaten van de bar), een bedrag (100 of 150 gulden) betaald diende te worden bij de bar (ten behoeve van verdachten) alvorens de klant met voornoemd slachtoffer/persoon [A] mocht verlaten, en/of
- opgelegd dat 6 dagen in de week gewerkt moest worden van 20.00 t/m 04:00/05:00 uur, terwijl zij geen geld uitgereikt kregen en geen pauze kregen en,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 maart 2017 t/m 27 september 2018 in Curaçao, behulpzaam is geweest door:
- voornoemde personen/slachtoffers vanaf de luchthaven van Curaçao naar de woning te [b-straat 1] en de woning te [c-straat 1] te vervoeren, en/of,
- voornoemde personen/slachtoffers tussen voornoemde woningen en [A] te vervoeren;
Feit 3: medeplichtigheid aan werkverschaffing illegalen
dat medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de periode van 1 maart 2017 t/m 27 september 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging anderen, te weten
- [betrokkene 1] , en/of
- [betrokkene 2] , en/of
- [betrokkene 3] , en/of
- [betrokkene 5] , en/of
- [betrokkene 6] , en/of
- [betrokkene 7] , en/of
- een grote hoeveelheid andere onbekend gebleven personen,
die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Curaçao hebben verschaft, krachtens overeenkomst arbeid hebben laten/doen verrichten, terwijl [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] wisten dat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
tot en/of bij welk feit hij, verdachte, in de periode van 1 maart 2017 t/m 27 september 2018 in Curaçao, opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
- (enkelen van) bovengenoemde personen/slachtoffers bij aankomst op Curaçao vanaf de luchthaven vervoerd naar hun verblijfplaatsen, en vanaf hun verblijfplaatsen (meermalen) naar hun werkplaats ( [A] ).”
6. Het Hof heeft voor het bewijs van deze feiten allereerst de bewijsmiddelen uit het vonnis van het Gerecht van 27 september 2019 overgenomen. Deze in de aanvulling op het vonnis opgenomen bewijsmiddelen houden het volgende in (met weglating van de voetnoten):
“1. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 4] d.d. 28 september 2018 (dossierbijlage 1.2), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik kreeg van derden te horen dat men vrouwen aan het zoeken was om in een snack in Curaçao te werken. Ik besloot naar Curaçao te komen gezien mijn woonsituatie in Venezuela.
Ik werd in contact gezet met een vrouw genaamd " [betrokkene 10] ". De vrouw " [betrokkene 10] " liet me vervolgens in contact met " [medeverdachte 4] " komen. Later vernam ik dat " [betrokkene 10] " als een dochter door " [medeverdachte 4] " beschouwd werd en dat ze zodoende alle zaken van [medeverdachte 4] in Punto Fijo (Venezuela) regelt. [medeverdachte 4] en ik hielden contact met elkaar via Whats App. [medeverdachte 4] vertelde mij in onze gesprekken dat zij alles zal regelen zodat ik in Curaçao bij haar kom werken. Zij vertelde mij dat zij onder andere het navolgende zou regelen, namelijk: De dollars om aan de immigratiedienst op Curaçao te tonen, mijn reisticket en mijn verblijflocatie in Green Hill. Verder vertelde zij mij dat ik haar dit allemaal terug moest betalen, op het moment dat ik in Curaçao aankwam.
Op 31 augustus 2018 werd ik door " [betrokkene 10] " naar de luchthaven in Caracas gebracht. Aldaar overhandigde zij mij de $ 850,- dollars. Toen ik hier was aangekomen werd ik door [medeverdachte 4] bij de luchthaven opgehaald. Ik moet ook vertellen dat [medeverdachte 4] de vrouw bijgenaamd [betrokkene 11] ook bij de luchthaven op die dag ging halen. We moesten [medeverdachte 4] de dollars op dat moment overhandigen. [medeverdachte 4] vertelde toen tegen ons dat we in een discotheek zouden gaan werken. Ze vertelde ons dat we onze inkomen via fichas zouden krijgen tot op het moment dat we onze schuld zouden aflossen. Ook vertelde zij aan ons dat als we tips van klanten krijgen dat we deze aan haar moesten geven. [medeverdachte 4] waarschuwde ons dat zij camera’s in de discotheek geplaatst heeft en dat ze alles dat in de discotheek gaande is kon zien en horen.
Vervolgens werden [betrokkene 11] en ik naar de woning van [medeverdachte 4] in [b-straat ] gebracht. [medeverdachte 4] maakte haar huishoudelijke regels toen aan ons bekend. We mochten geen telefoons in de discotheek gebruiken, we mochten met niemand over haar praten, we mochten zo min mogelijk buiten gaan, we moesten haar dagelijks geld voor eten, wifi, elektriciteit en water geven, we mochten een (1) keer per dag baden en we moesten de klanten verliefd op ons maken. Dit laatste zodat deze klanten alle dagen daar kwamen, om met ons te ficheren.
[medeverdachte 4] had alles rond de reis geregeld.
Ik had in mijn thuisland nog geen arbeidsovereenkomst gesloten. [medeverdachte 4] vertelde mij dat zij alles voor mij zou regelen. Zij vertelde mij pas van de regels en schulden toen ik in Curaçao was aangekomen.
Ik moest ANG 1600,- aan schuld betalen.
Ik moest gaan werken bij de discotheek van [medeverdachte 4] . Dit is in een Chinees gebouw gevestigd. Ik was daar werkzaam sinds 31 augustus 2018 tot en met gisteren. De discotheek ligt in Santa Maria.
Ik was niet in het bezit van een tewerkstellingsvergunning. De andere vrouwen ook niet.
Ik moest 15 fichas dagelijks ficheren. De klanten goed behandelen. Met de klanten dansen. We mochten niet zitten zodat de klanten met ons kon ficheren. [medeverdachte 4] kwam meestal op de zaterdagen bij de Discotheek. We mochten zeker op die dag geen water drinken. We moesten door blijven werken.
Ik had een vrije dag alleen op de dinsdagen. Ik moest de andere dagen vanaf 20:00 uur tot en met 04:00 uur - 05:00 uur werken.
[medeverdachte 4] had me nooit met geld betaald. Ik moest [medeverdachte 4] geld voor water, elektriciteit, wifi en eten geven.
Zeker 21 vrouwen zijn in dienst bij de discotheek zoals ik. [medeverdachte 4] adviseerde ons om op onze vrije dagen op stap te gaan en om geld te gaan verdienen. Verder vertelde zij aan ons dat we Curaçao moeten verlaten alvorens wij illegalen werden. Dit omdat alles voor ons dan kon regelen, zodat we naar Curaçao gebracht werden.
De situatie in Venezuela is elke dag erger aan het worden. Men wil hier komen werken zodat ze geld kunnen sturen.
2. Een proces-verbaal van een verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerecht in eerste aanleg te Curacao, van de getuige [betrokkene 4] d.d. 3 oktober 2018 (dossierbijlage 1.9), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Over de rol van [betrokkene 22] kan ik vertellen dat hij de vrouwen ging ophalen bij de luchthaven. [betrokkene 22] kwam dagelijks bij het huis van [medeverdachte 4] . [betrokkene 22] kwam de dames afleveren bij het huis van [medeverdachte 4] . De dames werden wekelijks aangevoerd.
3. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 2] d.d. 28 september 2018 (dossierbijlage 1.3), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik ben verpleegkundige en heb ook een opleiding gedaan op het gebied van criminologie.
Ik moest naar Caracas reizen. Daar werd ik in contact gekomen via [medeverdachte 4] met een onbekende vrouw. Deze onbekende vrouw heeft mij 850 dollars overhandigd. Dit geld was bedoeld om bij aankomst hier te kunnen tonen dat ik als toerist hier kwam. Reisticket werd door [medeverdachte 4] gekocht en zij had ook een reservering gedaan bij "Green Hill hotel" hier op Curaçao. Toen ik nog in mijn thuisland was, legde [medeverdachte 4] mij uit dat ik bij haar kon komen werken maar had mij toen compleet iets anders aangeboden. Zij zei dat ik klanten moest bedienen en dat ik hiervoor "Tokkens" zou ontvangen en dat ik deze voor geld kon wisselen. Eenmaal hier was het compleet anders en ik kreeg geen cent van de "tokkens".
Ik had geen tewerkstellingsvergunning.
Ik moest klanten animeren om voor mij drankjes te kopen zodat ik 'tokkens kon krijgen om deze voor geld te wisselen. Wij moesten ervoor zorgen dat wij zoveel mogelijk drankjes konden krijgen zodat wij de "tokkens" konden inruilen om de schulden te betalen.
Meer dan 20 vrouwen zijn in dienst bij [A] restaurant. Jullie hebben ze gisteren niet allemaal aangetroffen daar zij illegaal zijn. [medeverdachte 4] zegt niet dat wij ons moeten prostitueren maar door de druk die ze op ons zet om de schuld te betalen, worden wij als zodanig wel onder druk gezet om ons te prostitueren. Veel van de andere vrouwen hebben zich wel geprostitueerd.”
4. Een proces-verbaal van een verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerecht in eerste aanleg te Curacao, van de getuige [betrokkene 2] d.d. 5 oktober 2018 (dossierbijlage 1.11), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Over de rol van [betrokkene 22] kan ik vertellen dat ik de eerste keer door hem naar het werk ben gebracht. Ik heb begrepen dat hij voor [medeverdachte 4] de meisjes ophaalde bij het vliegveld als de meisjes aankwamen.
5. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 1] d.d. 28 september 2018 (dossierbijlage 1.4), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Een vriendin heeft mij in contact gebracht met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] heeft me verteld dat ik als serveerster in een discotheek hier op Curaçao aan het werk kon. Door de situatie in Venezuela heb ik ervoor gekozen om akkoord te gaan met het werk als serveerster wat mij aangeboden werd en vertrok ik hiernaar toe. [medeverdachte 4] had een valse reservering gedaan bij een hotel op Curaçao. [medeverdachte 4] heeft ook mijn ticket betaald. Op het vliegveld daar in Maiquetia heb ik USD 1000 ontvangen om mee naar Curaçao te reizen. Het was bedoeld om geld op zak te hebben om Curaçao binnen te komen. Als toerist moest je minimaal ANG 1000 dollar hebben anders laat de immigratie ambtenaar jou niet door. Ik had het geld niet dus kreeg het van [medeverdachte 4] . Bij aankomst op Curaçao moest ik het geld afgeven aan [medeverdachte 4] . Toen ik hier was vertelde [medeverdachte 4] mij over de schuld van USD 1600 die ik bij haar had en over de kosten van het eten, internet en water/elektriciteit. Verder vertelde [medeverdachte 4] over het werk dat ik hier zou gaan verrichten. Ze vertelde dat ik in de discotheek ging ficheren. Ik was niet tevreden met het werk dat ik moest gaan doen maar ik was al hier dus ik had geen uitweg.
6. Een proces-verbaal van een verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerecht in eerste aanleg te Curacao, van de getuige [betrokkene 1] d.d. 3 oktober 2018 (dossierbijlage 1.10), voor zover als haar verklaring inhoudende:
[betrokkene 22] heeft mij opgehaald toen ik op de airport aankwam samen met [betrokkene 16] .
7. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 5] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.5), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Ik moet u vertellen dat ik een schuld van 1600 gulden heb bij [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] vertelde mij pas bij haar thuis dat ik een schuld van Ang 1600,- heb bij haar. [medeverdachte 4] heeft mij verteld dat te maken heeft met mijn reis hier naar toe en dat ik voor haar moest werken om de schuld te betalen. lk moest voor haar gaan ficheren in haar bar om zodoende mijn schuld bij haar af te lossen. In Venezuela was ik administratieve medewerker. lk heb een administratieve opleiding bachelor gedaan. Ik heb ook gewerkt als leidinggevende bij een grote supermarkt. Nu ben ik gekomen om te werken omdat de situatie slecht is in Venezuela. Ik werd een baan aangeboden op Curaçao als serveerster. Ik werd benaderd door een ex werknemer van [medeverdachte 4] die mij vertelde over [medeverdachte 4] . Zij vertelde aan mij dat [medeverdachte 4] een discotheek had waar ik kon gaan werken. Zij stuurde alles door naar voor een vrouw in Venezuela die samenwerkt met [medeverdachte 4] . Die vrouw heet [betrokkene 20] .
8. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 6] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.6), voor zover als haar verklaring inhoudende:
We werden door een man bijgenaamd [betrokkene 22] bij de luchthaven op Curaçao opgehaald. [betrokkene 22] kwam ons in een goudkleurige Kia Rio ophalen. [betrokkene 22] had ons naar de woning van [medeverdachte 4] gebracht.
9. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 7] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.7), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Bij de luchthaven op Curaçao was een zekere " [betrokkene 22] " mij bij de luchthaven komen ophalen. [betrokkene 22] had mij en de andere dame direct naar de woning van [medeverdachte 4] op de [b-straat ] gereden.
10. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de getuige [betrokkene 3] d.d. 1 oktober 2018 (dossierbijlage 1.8), voor zover als haar verklaring inhoudende:
Aangekomen op het vliegveld stopte een auto met een Antilliaanse man. Ik stapte als mede inzittende en het andere meisje ging achteraan zitten. Hierna reden wij naar de woning van [medeverdachte 4] . Onderweg begon ik met de man te praten. Later begreep ik van de andere meisjes, dat deze man is genaamd ' [betrokkene 22] " en dat hij een politie ambtenaar is.
11. Een proces-verbaal van analyse van de verbalisant [verbalisant 3] d.d. 2 oktober 2018 (dossierbijlage 3-7), voor zover inhoudende:
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek onder de naam "FREEDOM" werd er op dinsdag 27 september 2018, een huiszoeking ter inbeslagneming verricht bij de woning te [b-straat 1] . Tijdens deze zoeking werden diverse goederen aangetroffen.
- Een blauwe map waaruit bleek dat op 29 september 2017, [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] bij een notaris het naamloze vennootschap met de naam Bar Restaurante [B] N.V. van naam veranderd heeft in de naam Bar [C] N.V. Ik, verbalisant, zag bij de bovengenoemde notariële acte een Curaçaose identiteitskaart op naam van [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] .
Verder zag ik, verbalisant, diverse formulieren van onder andere de MCB bank, de belastingdienst en de kamer van koophandel waaruit blijkt dat [medeverdachte 4] de oprichtster en directeur is geweest van het naamloze vennootschap Bar Restaurante [B] N.V.
- Een zwartkleurige map, met daarop geschreven: "Copia de Reimond 2018 Reimondo 2018 bar [C] , onder andere inhoudende een vergunning en documenten uit het handelsregister; Ik, verbalisant, zag in de bovengenoemde zwarte map een douane vergunning op naam van [medeverdachte 2] .
Tevens zag ik, verbalisant, een uitdraai van het Handelsregister met dagtekening van 24 november 2017, waarin staat dat [medeverdachte 2] de directeur is van Bar [C] N.V.
- Een oranjekleurige map, onder andere inhoudende documenten uit het handelsregister, ministeriele beschikkingen, vergunningen en een aangifte; Ik, verbalisant, zag in de bovengenoemde oranje map een uitdraai van het handelsregister Curaçao. Het document is afgegeven op 31 mei 2016. Het document betreft de inschrijving van het bedrijf [A] Restaurant N.V. op de [b-straat 2] . Dit is dezelfde locatie als later het naamloze vennootschap Bar [C] N.V. werd opgericht. Ik zag dat het restaurant op 13 mei 2008 was opgericht en dat de directeur op dagtekening van het document [medeverdachte 4] betrof.
- In de slaapkamer (S3) werden de volgende goederen aangetroffen: een cedula de indentidad van Venezuela, op naam van [betrokkene 26] , geboren op [geboortedatum] 1991 to [geboorteplaats] en een geel/oranje kleurig schrift met daarop een hond afgebeeld. In het schrift zag ik, verbalisant, handgeschreven notities. Op deze notities zie ik bovenaan de datum 18 september 2018 staan en het bedrag 1600,- Florines. Vervolgens zie ik de data staan van de volgende dag, hoeveel fiches zij heeft verdiend op die dag en hoeveel de restschuld is van de 1600,- gulden. Uit deze notitie blijkt het volgende
- Elke Fiche is op papier 5,- gulden waard;
- Zij moet 25,- gulden betalen voor een sleutel;
- Zij moet 25,- gulden betalen voor internet;
- Zij moet 50,- gulden betalen voor eten.
In totaal heeft zij in de periode van 18 september 2018 tot en met 26 september 2018 665,- gulden verdiend. Haar resterende restschuld is 935,- gulden.
12. Een proces-verbaal van analyse van de verbalisant [verbalisant 4] d.d. 4 december 2018 (dossierbijlage 3-22), voor zover inhoudende:
In het strafrechtelijk onderzoek genaamd "Freedom", werd op vrijdag, 28 september 2018, de vrouw genaamd [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] en wonende te [c-straat 1] , als verdachte aangehouden ter zake van Mensenhandel en Mensensmokkel. Bij haar aanhouding werd haar mobiele telefoon zijnde een zwartgelakte Samsung in beslag genomen.
Uit analyse van de geheugengegevens van voornoemde mobiele telefoon werd onder andere de navolgende fotoafbeeldingen aangetroffen:
Foto 1: Deze foto geeft de illustratie van een wit papier met opschrift erop. Op het papier staat namen van verschillende vermoedelijk Venezolaanse vrouwen. Achter elk naam staat een cijfer. Vermoedelijk zou dit papier een registratie zijn van namen van Venezolaanse vrouwen die werkzaam waren bij Bar Restaurant [B] , met de hoeveelheid fiches die een elk hebben gemaakt. Bedoelde fiches zouden ze vermoedelijk hebben gemaakt, door de cliënten te bedienen en hun te overtuigen om drankjes te laten kopen daar bij de Bar Restaurant [B] .
Foto 2: Deze foto geeft de illustratie van een wit tissue met opschrift erop. Op het papier staat de naam van vermoedelijk een Venezolaanse vrouw " [betrokkene 20] ".
Vermoedelijk zou dit papier een registratie zijn van de kosten en boetes die [betrokkene 20] moest betalen. Voor onder andere het verblijven bij hun woning (casa), het betalen van vervoermiddel (taxi), schuld die zij bij hun zou hebben gehad (deuda) en boete die zij had gekregen door een plichtverzuim (multa).
Foto 3: Deze foto geeft de illustratie van een wit papier met opschrift erop. Vermoedelijk zou dit papier een registratie zijn van de administratie van Bar Restaurant [B] , inclusief een registratie van fiches en trago's (Trago, Faltan mas fichas) en boetes voor het te laat komen van de Venezolaanse vrouwen (Multas=Tardes).
Foto 8 en 9: Bovenvermelde foto afbeeldingen zijn screenshots van videoafbeeldingen van vermoedelijk Bar Restaurant [B] . De getuigen hebben ook verklaard dat ze door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] middels camerasysteem worden gecontroleerd/bewaakt. En er werd in de telefoon van [medeverdachte 3] inderdaad verschillende screenshots van videoafbeeldingen van Bar Restaurant [B] aangetroffen, waarop Venezolaanse vrouwen in de Bar te bezichtigen zijn, zoals degenen hierboven. Op de foto's is duidelijk waarneembaar dat de dames bezig zijn de mannelijke cliënten te amuseren.
13. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de verdachte d.d. 4 oktober 2018 (dossierbijlage V03-5), voor zover als zijn verklaring inhoudende:
De Venezolaanse vrouwen die bij de Nachtclub van [medeverdachte 4] ficheren vragen mij om ze na het werk een lift te geven door ze bij de woning van [medeverdachte 4] af te zetten.
Ik ken bijna al de dames die bij de Nachtclub van [medeverdachte 4] ficheren.
Ik denk dat ze zowel legaal of illegaal kunnen zijn. In het verleden werden er verschillende controles daar door de politie verricht, waarbij ze illegale dames hadden meegenomen. Ik denk niet dat ze een werkvergunning hebben.
De dames bedienen de cliënten, ze dansen met de cliënten, ze voeren gesprekken met de cliënten. Dit doen ze met de bedoeling om te ficheren.
14. Een proces-verbaal van een politieverhoor van de verdachte d.d. 5 oktober 2018 (dossierbijlage V03-9), voor zover als zijn verklaring inhoudende:
Ik word ook wel " [betrokkene 22] " genoemd.
Op donderdag 27 september 2018 kwam ik bij de nachtclub. Ik herinner me dat ik die dag in de morgenuren met een van de Venezolaanse dames genaamd [betrokkene 19] een whatsapp chat voerde, waarbij zij tegen mij zei dat zij op die dag om 01:00 uur bij de Nachtclub moet beginnen te werken, omdat de illegale dames op die dag om 01:00 uur moeten beginnen.
Ik heb Venezolaanse vrouwen op verzoek van [medeverdachte 4] bij de luchthaven opgehaald.
15. De verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 6 september 2019, voor zover als zijn verklaring inhoudende:
Het kwam regelmatig voor dat ik de vrouwen ophaalde of wegbracht.”
7. Het Hof heeft de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen 1, 3, 5, 7, 9 en 13 aangevuld2.en bewijsmiddel 16 toegevoegd. Door deze aanvullingen en toevoeging zijn de voormelde bewijsmiddelen als volgt komen te luiden (met weglating van de voetnoten):
“1. [betrokkene 4] heeft op 28 september 2018 het volgende verklaard:
"Ik kreeg van derden te horen dat men vrouwen aan het zoeken was om in een snack in Curaçao te werken. Ik besloot naar Curaçao te komen gezien mijn woonsituatie in Venezuela. Ik werd in contact gezet met een vrouw genaamd " [betrokkene 10] ". De vrouw " [betrokkene 10] " liet me vervolgens in contact met " [medeverdachte 4] " komen. Later vernam ik dat " [betrokkene 10] " als een dochter door " [medeverdachte 4] " beschouwd werd en dat ze zodoende alle zaken van [medeverdachte 4] in Punto Fijo (Venezuela) regelt. [medeverdachte 4] en ik hielden contact met elkaar via Whats App. [medeverdachte 4] vertelde mij in onze gesprekken dat zij alles zal regelen zodat ik in Curaçao bij haar kom werken. Zij vertelde mij dat zij onder andere het navolgende zou regelen, namelijk: De dollars om aan de immigratiedienst op Curaçao te tonen, mijn reisticket en mijn verblijflocatie in Green Hill. Verder vertelde zij mij dat ik haar dit allemaal terug moest betalen, op het moment dat ik in Curaçao aankwam. Op 31 augustus 2018 werd ik door " [betrokkene 10] " naar de luchthaven in Caracas gebracht. Aldaar overhandigde zij mij de USD 850,- dollars. Toen ik hier was aangekomen werd ik door [medeverdachte 4] bij de luchthaven opgehaald. Ik moet ook vertellen dat [medeverdachte 4] de vrouw bijgenaamd [betrokkene 11] ook bij de luchthaven op die dag ging halen. We moesten [medeverdachte 4] de dollars op dat moment overhandigen. [medeverdachte 4] vertelde toen tegen ons dat we in een discotheek zouden gaan werken. Ze vertelde ons dat we onze inkomen via fichas zouden krijgen tot op het moment dat we onze schuld zouden aflossen. Ook vertelde zij aan ons dat als we tips van klanten krijgen dat we deze aan haar moesten geven. [medeverdachte 4] waarschuwde ons dat zij camera's in de discotheek geplaatst heeft en dat ze alles dat in de discotheek gaande is kon zien en horen. Vervolgens werden [betrokkene 11] en ik naar de woning van [medeverdachte 4] in [b-straat ] gebracht. [medeverdachte 4] maakte haar huishoudelijke regels toen aan ons bekend. We mochten geen telefoons in de discotheek gebruiken, we mochten met niemand over haar praten, we mochten zo min mogelijk buiten gaan, we moesten haar dagelijks geld voor eten, wifi, elektriciteit en water geven, we mochten een (1) keer per dag baden en we moesten de klanten verliefd op ons maken. Dit laatste zodat deze klanten alle dagen daar kwamen, om met ons te ficheren. [medeverdachte 4] had alles rond de reis geregeld. Ik had in mijn thuisland nog geen arbeidsovereenkomst gesloten. [medeverdachte 4] vertelde mij dat zij alles voor mij zou regelen. Zij vertelde mij pas van de regels en schulden toen ik in Curaçao was aangekomen. Ik moest NAf 1600,- aan schuld betalen. Ik moest gaan werken bij de discotheek van [medeverdachte 4] . Dit is in een Chinees gebouw gevestigd. Ik was daar werkzaam sinds 31 augustus 2018 tot en met gisteren. De discotheek ligt in Santa Maria. Ik moest haar NAf 25, - voor het wifi betalen. Ook moet ik haar wekelijks NAf 50,- voor het eten betalen. Ook vraagt [medeverdachte 4] om haar extra geld te geven zodat ze mijn persoonlijke goederen kon kopen. Dit gebeurde met alle vrouwen die thuis bij haar bleven. De woning van [b-straat ] heeft 3 slaapkamers. In de 1ste slaapkamer verbleven de vrouwen bijgenaamd " [betrokkene 12] ", " [betrokkene 13] ", " [betrokkene 14] " en " [betrokkene 15] ". In de tweede slaapkamer verbleven [betrokkene 11] , [betrokkene 16] en ik. In de derde slaapkamer verbleef een neef van [medeverdachte 4] genaamd [betrokkene 17] , een nicht van [medeverdachte 4] genaamd [betrokkene 18] en twee vrouwen. Al deze vrouwen werkten in de discotheek. Al deze vrouwen moesten zich aan de regels van [medeverdachte 4] houden. Anders zou men gestraft worden. Als straf nam ze onze telefoons van ons af. Of ze bedreigde ons dat we haar geld terug moeten betalen. En als dit niet gebeurde ze ons niet naar Venezuela zou laten gaan. Ik was niet in het bezit van een tewerkstellingsvergunning. De andere vrouwen ook niet. Ik moest 15 fichas dagelijks ficheren. De klanten goed behandelen. Met de klanten dansen. We mochten niet zitten zodat de klanten met ons kon ficheren. [medeverdachte 4] kwam meestal op de zaterdagen bij de Discotheek. We mochten zeker op die dag geen water drinken. We moesten door blijven werken. Ik had een vrije dag alleen op de dinsdagen. Ik moest de andere dagen vanaf 20:00 uur toten met 04:00 uur - 05:00 uur werken. [medeverdachte 4] had me nooit met geld betaald. Ik moest [medeverdachte 4] geld voor water, elektriciteit, wifi en eten geven. Zeker 21 vrouwen zijn in dienst bij de discotheek zoals ik. Sommige vrouwen deden prostitutiewerkzaamheden. De mannen moeten [medeverdachte 4] eerst een geldboete betalen. Als de vrouwen voor een (1) uur werden gebracht, dan moest de man een boete van NAf 100,- betalen. Anders moeten ze NAf 50,- betalen. Sommige vrouwen verbleven in de appartementen boven de discotheek. Vier vrouwen verbleven in de woning van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] is de dochter van [medeverdachte 4] . Ik had geen privacy; ik moest mijn kamer met andere vrouwen delen. [medeverdachte 4] oefende veel druk op ons uit. Als we ziek zijn dan moeten we [medeverdachte 4] NAf 150,- betalen, omdat we op die dag niet konden werken. [medeverdachte 4] adviseerde ons om op onze vrije dagen op stap te gaan en om geld te gaan verdienen. Verder vertelde zij aan ons dat we Curaçao moeten verlaten alvorens wij illegalen werden. Dit omdat alles voor ons dan kon regelen, zodat we naar Curaçao gebracht werden. De situatie in Venezuela is elke dag erger aan het worden. Men wil hier komen werken zodat ze geld kunnen sturen."
3. [betrokkene 2] heeft op 28 september 2018 het volgende verklaard:
“Ik woon nu tijdelijk op het adres [b-straat 1] te Curaçao. Ik moet NAf 350 aan huur betalen.
Toen wij op 31 augustus 2018 op Curaçao aankwamen, moesten wij iemand vinden die onze reisticket met een maand konden verlengen, wij moesten zelf een transport zoeken om elke dag naar de Bar [A] te gaan alwaar wij voor [medeverdachte 4] moesten werken. Wij moesten 25 gulden voor de "wifi" thuis betalen, wij moesten 50 gulden per week betalen om thuis een keer per dag te kunnen eten. Ook moesten wij zorgen dat wij om 20:00 uur bij de bar stonden anders moesten wij een boete van 150 gulden betalen. Wij moesten de fan om 11:00 uur uit doen en mochten het weer om 15:00 aan doen. Wekelijks moesten wij 25 gulden voor stroom betalen. Wij mochten alleen maar 1 keer per dag douchen. [medeverdachte 4] schold heel veel op ons en noemde ons hoeren, sukkels etc. Over het algemeen woonden wij in een slechte situatie bij [medeverdachte 4] . Ik ben verpleegkundige en heb ook een opleiding gedaan op het gebied van criminologie. Ik moest naar Caracas reizen. Daar werd ik in contact gekomen via [medeverdachte 4] met een onbekende vrouw. Deze onbekende vrouw heeft mij USD 850 dollars overhandigd. Dit geld was bedoeld om bij aankomst hier te kunnen tonen dat ik als toerist hier kwam. Reisticket werd door [medeverdachte 4] gekocht en zij had ook een reservering gedaan bij "Green Hill hotel" hier op Curaçao. Toen ik nog in mijn thuisland was, legde [medeverdachte 4] mij uit dat ik bij haar kon komen werken maar had mij toen compleet iets anders aangeboden. Zij zei dat ik klanten moest bedienen en dat ik hiervoor "Tokkens" zou ontvangen en dat ik deze voor geld kon wisselen. Eenmaal hier was het compleet anders en ik kreeg geen cent van de "tokkens".
Ik voorzie in mijn levensonderhoud door klanten te bedienen waarbij de klanten drankjes voor mij kochten. Voor elk drankje kreeg ik een "tokken". Voor elk "tokken" kreeg ik 5 gulden. Ik kreeg nooit geld van [medeverdachte 4] . Zij zei dat het geld bedoeld was om mijn schuld te betalen.
Opmerking Verbalisant: Getuige overhandigde mij een stuk papier dat zij wekelijks van [medeverdachte 4] kreeg. Hierop staat hoeveel zij die week aan drankjes heeft verdiend en hoeveel de stand van de schuld was tot op dat moment.
Ik had geen tewerkstellingsvergunning. Ik moest klanten animeren om voor mij drankjes te kopen zodat ik 'tokkens kon krijgen om deze voor geld te wisselen. Ook moest ik tegen mijn wil de hele nacht door met de klanten dansen en indien ik de kans had, om mij ook te prostitueren. Ik moest zes (6) dagen per week werken. Dinsdag waren wij vrij. De bar is dicht op dinsdag. Als wij ziek waren, moesten wij gewoon gaan werken. Wij verdienden tussen 250 à 350 guldens per week. Maar ik kreeg dit geld nooit uitbetaald. [medeverdachte 4] hield het in om de schuld te betalen. Het hebben van seks met klanten werd niet geforceerd, maar wij werden door [medeverdachte 4] wel gezegd om uit te gaan met mannen om te prostitueren om aan geld te komen zodat wij de schuld zo snel mogelijk konden betalen. Wij kregen geen salaris. Wij moesten ervoor zorgen dat wij zoveel mogelijk drankjes konden krijgen zodat wij de "tokkens" konden inruilen om de schulden te betalen. Meer dan 20 vrouwen zijn in dienst bij [A] restaurant. Jullie hebben ze gisteren niet allemaal aangetroffen daar zij illegaal zijn. [medeverdachte 4] zegt niet dat wij ons moeten prostitueren maar door de druk die ze op ons zet om de schuld te betalen, worden wij als zodanig wel onder druk gezet om ons te prostitueren. Veel van de andere vrouwen hebben zich wel geprostitueerd. De woning aan de [b-straat ] heeft vier (4) kamers. Er was maar een wc voor iedereen. Ik moest de slaapkamer met vier andere meisjes delen. De kamer was klein en rommelig. Er zijn twee stapelbedden in de kamer. Wij moesten zelf de schoonmaak doen en ook het eten koken. Privacy had ik niet. De druk van [medeverdachte 4] om de schuld te betalen was heel hoog. Ik was niet vrij om weg te gaan. Ik moest eerst de schuld afbetalen. Als wij gedurende de diensttijd in de bar weg wouden gaan, moesten wij een boete van 150 gulden betalen. Er was ook een dag dat wij niet mochten eten van [medeverdachte 4] daar wij geen geld hadden om de 50 guldens te betalen. Die dag liet [medeverdachte 4] ons niet weg gaan van huis en niemand mocht eten op die dag voor ons brengen.”
5. [betrokkene 1] heeft op 28 september 2018 het volgende verklaard:
“Ik verblijf bij [medeverdachte 4] thuis op het adres [b-straat 1] in Buena Vista. We komen aan met een schuld van NAf 1600. Ik betaal 50 gulden per week om warm te eten in de middag. Verder betaal ik voor water en elektriciteit 25 gulden om de 2 weken en 25 gulden voor internet. Natuurlijk betaal ik ook mijn schuld van NAf 1600. Alles dat ik moest betalen met betrekking tot de kosten en de schuld van NAf 1600, betaalde ik aan [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] behandelde ons heel slecht. Als we het geld niet hadden om haar te betalen moesten we van haar het geld ergens vandaan halen anders werd ons telefoon van ons afgepakt. We moesten hoe dan ook aan geld komen om haar te betalen. Ze zegt niet met zoveel woorden om te gaan prostitueren maar je kon dat wel uit haar woorden veronderstellen. Een vriendin heeft mij in contact gebracht met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] heeft me verteld dat ik als serveerster in een discotheek hier op Curaçao aan het werk kon. Door de situatie in Venezuela heb ik ervoor gekozen om akkoord te gaan met het werk als serveerster wat mij aangeboden werd en vertrok ik hiernaar toe. [medeverdachte 4] had een valse reservering gedaan bij een hotel op Curaçao. [medeverdachte 4] heeft ook mijn ticket betaald. Op het vliegveld daar in Maiquetia heb ik USD 1000 ontvangen om mee naar Curaçao te reizen. Het was bedoeld om geld op zak te hebben om Curaçao binnen te komen. Als toerist moest je minimaal USD 1000,00 dollar hebben anders laat de immigratie ambtenaar jou niet door. Ik had het geld niet dus kreeg het van [medeverdachte 4] . Bij aankomst op Curaçao moest ik het geld afgeven aan [medeverdachte 4] . Toen ik hier was vertelde [medeverdachte 4] mij over de schuld van USD 1600 die ik bij haar had en over de kosten van het eten, internet en water/elektriciteit. Verder vertelde [medeverdachte 4] over het werk dat ik hier zou gaan verrichten. Ze vertelde dat ik in de discotheek ging ficheren. Ik was niet tevreden met het werk dat ik moest gaan doen maar ik was al hier dus ik had geen uitweg. [medeverdachte 4] heeft mij nooit betaald. Ik heb nog een schuld openstaan bij [medeverdachte 4] voor een geldbedrag van NAf 1000,-. Ik was niet in het bezit van een tewerkstellingsvergunning. Ik werk 6 dagen per week, van 20:00 uur tot en met 04:00 uur. Alleen op dinsdag ben ik vrij. Als ik tien minuten te laat kwam moest ik een boete betalen van 150 gulden.
Als ik niet kwam werken moest ik ook 150 gulden betalen. Ik moet mijn schuld afbetalen. Als ik mijn schuld niet heb betaald, kan ik niet weg van haar huis. Ze laat mij niet met mijn spullen uit haar huis gaan als ik haar niet heb af betaald. Ze laat mij niet met mijn koffer vertrekken als ik haar niet al het geld heb betaald.”
7. [betrokkene 5] heeft op 1 oktober 2018 het volgende verklaard:
“lk woon in Venezuela maar ik verbleef hier op Curaçao bij [medeverdachte 4] op het adres [b-straat 1] . Ik moest NAf 50,- aan haar betalen om te lunchen, ik kwam maandag aan op Curaçao en moest woensdag het geld om te lunchen aan haar geven anders zou ik geen eten van haar krijgen. Zij heeft voor eten gezorgd maandag en dinsdag en ze zei tegen mij dat als ik niet betaald, dan krijg ik woensdag niks te eten bij haar. lk moest ook 25 gulden voor het gebruik van internet bij haar betalen en 20 gulden voor de taxi die mij kwam ophalen bij het vliegveld. Ook moest ik haar betalen voor de sleutels, dat was volgens mij 30 gulden. Ik moet u ook vertellen dat ik een schuld van 1600 gulden heb bij haar. [medeverdachte 4] vertelde mij pas bij haar thuis dat ik een schuld van NAf 1600,- heb bij haar. [medeverdachte 4] heeft mij verteld dat te maken heeft met mijn reis hier naar toe en dat ik voor haar moest werken om de schuld te betalen. lk moest voor haar gaan ficheren in haar bar om zodoende mijn schuld bij haar af te lossen. [medeverdachte 4] heeft mij verteld dat een ieder die bij haar woont een dag krijgt om te koken anders moet degene die niet kookt NAf 15 betalen. Degene die wel kookt, maar slecht kookt moet de kosten van de inkoop van het eten aan haar betalen. De woning heeft drie kamers; in elke kamer verbleven 5 dames, lk verbleef samen met nog vier dames in een kamer. lk mocht niet later dan 12:00 uur komen want anders mocht ik niet mee eten terwijl ik wel de NAf 50 aan haar moet betalen. Ik mocht niet te laat komen op mijn werk anders moest ik een boete betalen van NAf 100,-. Ook kreeg je een boete van NAf 100,- als [medeverdachte 4] jou betrapte op je telefoon tijdens het werk. Alles wat ik had verdiend heeft [medeverdachte 4] gekregen; zelfs de fooi die ik had gekregen, ging voor haar. Ik hield niks over om naar Venezuela te sturen om voor mijn kinderen te zorgen. Ze is echt een uitbuiter. In Venezuela was ik administratieve medewerker. lk heb een administratieve opleiding bachelor gedaan. Ik heb ook gewerkt als leidinggevende bij een grote supermarkt. Nu ben ik gekomen om te werken omdat de situatie slecht is in Venezuela. Ik werd een baan aangeboden op Curaçao als serveerster. Ik werd benaderd door een ex werknemer van [medeverdachte 4] die mij vertelde over [medeverdachte 4] . Zij vertelde aan mij dat [medeverdachte 4] een discotheek had waar ik kon gaan werken. Zij stuurde alles door naar voor een vrouw in Venezuela die samenwerkt met [medeverdachte 4] . Die vrouw heet [betrokkene 20] . Ik kreeg het ticket de dag dat ik naar Curaçao moest vliegen op het vliegveld te Las Piedras. [betrokkene 20] heeft het ticket, de reservering van het hotel en de USD 830,00 aan mij op het vliegveld overhandigd. [betrokkene 20] heeft mij verteld dat als de immigratieambtenaar mij vraagt van waar ik het geld had gekregen, moest ik vertellen dat ik het van mijn vriend had gekregen en over de reservering moest ik zeggen dat ik het zelf heb gedaan. Ik werd door [betrokkene 20] geïnstrueerd wat ik tegen de immigratieambtenaar moest vertellen. Er werd door [medeverdachte 4] druk gezet om de schuld te betalen; ik hoorde haar vaak zeggen "ik weet niet hoe jullie het doen maar ik heb mijn geld nodig dus ik weet niet vanwaar jullie het geld gaan halen maar ik heb het geld nodig.”
9. [betrokkene 7] heeft op 1 oktober 2018 het volgende verklaard:
“lk moet de schuld aan [medeverdachte 4] terug betalen. [medeverdachte 4] haar achternaam is [medeverdachte 4] en zij is op het adres [b-straat 1] , woonachtig. Ik verblijf daar met zijn vieren (4) in een kamer. Elke week waren we verplicht om aan [medeverdachte 4] minimaal NAf 300,= te betalen. lk heb mijn Hogeschool in techniek afgerond. Ik was werkzaam in PDVSA in Venezuela. lk ben naar Curaçao gekomen door de crisis die in Venezuela heerst. Ik heb twee kinderen te mijne laste en de situatie daar in Venezuela is heel erg slecht geworden. Twee dagen voordat ik naar Curaçao kwam, overhandigde Leidys mij USD 830,= dollars om mee te nemen naar Curaçao. Deze USD 830,= was in bruikleen om de immigratie op Curaçao te kunnen passeren. Eenmaal op Curaçao aangekomen moesten we de USD 830,= dollar aan [medeverdachte 4] overhandigen. Bij de luchthaven op Curaçao was een zekere " [betrokkene 22] " mij bij de luchthaven komen ophalen. [betrokkene 22] had mij en de andere dame direct naar de woning van [medeverdachte 4] op de [b-straat ] gereden. Als een klant met een dame seks wil hebben dan moet de klant aan [medeverdachte 4] NAf 150,= betalen. [medeverdachte 4] oefende heel veel druk op ons uit in de geest dat we haar moeten betalen. Zij scheldt ons constant uit. In minder dan een maand moet de schuld uitbetaald zijn aan3.
13. De verdachte heeft op 4 oktober 2018 het volgende verklaard:
"De dames vroegen mij soms om ze vanuit de nachtclub bij de woning van [medeverdachte 4] af te zetten of andersom. Ik heb ook dames vanuit de woning van [medeverdachte 3] naar de nachtclub gebracht. Ik ging ook regelmatig naar de woning van [medeverdachte 4] . Sommige vrouwen verbleven in haar woning. Ik ken bijna alle dames die in de nachtclub van [medeverdachte 4] ficheren. Ik denk dat ze zowel legaal of illegaal zijn. In het verleden werden daar verschillende controles door de politie verricht, waarbij illegale dames werden meegenomen. Ik denk niet dat de dames een werkvergunning hebben. Ik ben bij de woning van [medeverdachte 3] geweest omdat ik met een Venezolaanse dame genaamd [betrokkene 34] die bij de woning van [medeverdachte 3] verbleef. Ficheren houdt in dat de dames de klanten moeten overtuigen om drank voor hen te kopen. Voor elk drankje dat de klant koopt, zullen de dames NAf 5,00 innen. Ze krijgen het geld niet meteen, dat wordt later tussen [medeverdachte 4] en de dames geregeld. Op het moment dat drank wordt verkocht, zal dit door de bartenders worden geregistreerd. Er zijn sommige dames die zeggen dat ze slecht door [medeverdachte 4] worden behandeld en dat ze veel dingen aan [medeverdachte 4] moeten betalen. Ik weet dat [medeverdachte 4] degene is die met de vrouwen handelt. De vrouwen werken van 20.00 uur tot 04.00 uur. Zij mogen geen gebruikmaken van hun mobiele telefoons op werk en de nachtclub niet verlaten zonder toestemming aan [medeverdachte 4] of [medeverdachte 2] te vragen."
16. De verdachte heeft op 4 oktober 2018 het volgende verklaard:
"Ik ga met zoveel regelmaat naar de nachtclub dat ik als een familielid wordt beschouwd. Ik ben daar bijna elke dag. Veel van die keren ging ik [betrokkene 34] en [betrokkene 35] bij de woning van [medeverdachte 3] ophalen en bij de nachtclub afzetten. Ik denk dat de schulden door te ficheren werden betaald en ook werden sommige van de boetes door een vriend van de dames betaald. Volgens mij zoekt [medeverdachte 4] die vrouwen om voor haar en [medeverdachte 2] in de nachtclub te komen werken. Ik heb gehoord dat zij de vrouwen in Venezuela zoekt om bij haar in Curaçao te komen werken. Zij moeten een schuld, water, elektriciteit en huur betalen. Ik kan me herinneren dat ik op verzoek van [medeverdachte 4] vrouwen van het vliegveld heb opgehaald. Ik hoorde dat er over "salida" werd gesproken. Dit betekent dat de vrouwen met de klanten gaan seksen of dat zij de lokaliteit verlaten. De praktijk "salida" werd door verschillenden gedaan. [medeverdachte 4] heeft tegen mij gezegd dat ze ooit tegen de vrouwen heeft gezegd dat ik een politieagent ben.””
8. De bewijsoverwegingen van het Hof houden het volgende in:
“Medeplichtigheid aan mensenhandel
Het Hof stelt voorop dat het binnen de Curaçaose samenleving, en in ieder geval binnen de kring waartoe ook de verdachte behoort, een feit van algemene bekendheid is dat met "trago-meisjes" worden bedoeld vrouwen uit (veelal) Venezuela die - zonder werkvergunning - in Curaçao in sexy kleding en op hoge hakken werken in een bar om mannen te amuseren, met en voor hen te dansen en te zorgen dat deze mannen drankjes (trago's) voor hen kopen.
Uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zich hebben schuldig gemaakt aan mensenhandel door trago-meisjes in de [A] te laten werken en hen te bewegen zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met derden tegen betaling. Zij hebben daarbij misbruik gemaakt van het overwicht dat zij op deze vrouwen hadden en van de kwetsbare positie waarin deze vrouwen verkeerden.
Op basis van de verklaringen van [betrokkene 4] , [betrokkene 2] , [betrokkene 1] , [betrokkene 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 3] en [betrokkene 7] kan worden aangenomen dat deze personen het Papiaments en/ of de Nederlandse taal niet machtig waren en dat zij (vrijwel) niemand kenden in Curaçao. Zij verkeerden in die zin in een geïsoleerde positie, hetgeen nog werd versterkt doordat zij verbleven in door de medeverdachten geregelde huisvesting. Uit voornoemde verklaringen volgt voorts dat de trago-meisjes die in de bar werkzaam waren, hun geboorteland Venezuela hadden verlaten in verband met -kort gezegd- de slechte financiële situatie aldaar. Dit feit is van algemene bekendheid (zeker in Curaçao) derhalve ook kenbaar voor de verdachte. De trago-meisjes kwamen naar Curaçao met de veronderstelling om als serveerster in een bar te werken, daarmee geld te verdienen en zodoende (mede) hun familie in Venezuela te onderhouden.
Er was echter sprake van valse voorwendselen en misleiding aan de zijde van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . Ieder van de trago-meisjes werd immers, eenmaal in Curaçao aangekomen, onverwacht met een beginschuld geconfronteerd, die in geen verhouding stond tot de kosten die gemaakt werden met het naar Curaçao reizen van het meisje in kwestie. Een schuld die bovendien binnen korte tijd terugbetaald diende te worden en die steeds toenam doordat kosten in rekening werden gebracht voor (onder andere) huur, eten, internet en water/elektriciteit. Ook bestond steeds de dreiging dat de schuld nog verder zou toenemen omdat boetes werden opgelegd op het overtreden van de binnen de bar geldende regels, zoals het verbod om de mobiele telefoon tijdens het werk te gebruiken of om te laat te komen. De trago-meisjes werden er voortdurend op gewezen dat de schuld (snel) betaald moest worden en tevens werd duidelijk gemaakt dat het verkopen van (trago)drankjes in de bar onvoldoende was om de schuld te betalen, waarbij hen werd geadviseerd om op andere manieren aan geld te komen, zoals door zich te prostitueren. Een advies met weinig andere feitelijke mogelijkheden dan het laatste, omdat de trago-meisjes geen werkvergunning hadden en deels ook illegaal in Curaçao verbleven.
Uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte daarbij faciliterende handelingen heeft verricht en aldus de in de bewezenverklaring genoemde daders [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] behulpzaam is geweest. Zo heeft hij onder meer (meermalen) op verzoek van [medeverdachte 4] het transport van vrouwen vanaf het vliegveld verzorgd. Ook heeft hij vrouwen opgehaald bij de woning van [medeverdachte 4] en/of de woning van [medeverdachte 3] en naar de bar gebracht en/of vrouwen vanuit de bar bij genoemde woningen afgezet, waardoor hij het telkens feitelijk (mede) mogelijk heeft gemaakt dat de uitbuiting plaats kon vinden.
Anders dan het Gerecht heeft geoordeeld, is het voor een bewezenverklaring niet noodzakelijk dat moet vaststaan dat de verdachte met het oogmerk van uitbuiting heeft gehandeld. Voor het bewijs van verdachtes medeplichtigheid moet wel vaststaan dat de verdachte het opzet heeft gehad op het gronddelict, in de zin dat hij opzet had op het feit dat [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] als daders met het oogmerk van uitbuiting hebben gehandeld. Daarvan is sprake geweest. De verdachte wist dat de vrouwen trago-meisjes waren, die door [medeverdachte 4] in Venezuela waren geronseld om in de bar te komen werken, dat zij de bar niet zonder toestemming mochten verlaten en dat binnen de bar voor ieder van hen nog meer - in de kern hun vrijheid sterk beperkende - regels golden. Hij wist dat in de bar het "ficheren" plaatsvond, en ook was de verdachte bekend met de betekenis van het begrip "salida".
Daarnaast is het Hof van oordeel dat de verdachte wetenschap had van de kwetsbare positie waarin de vrouwen zich bevonden. Immers, hij heeft verklaard dat hij wist dat de vrouwen met een schuld naar Curaçao kwamen, dat zij lange uren moesten werken en dat zij veel geld - boetes, water, elektriciteit en huur - dienden terug te betalen. Het Hof is daarom van oordeel dat de verdachte meer dan incidenteel heeft bijgedragen aan het in stand houden van een situatie waarin de vrouwen werden uitgebuit en hierdoor minst genomen ondersteuning heeft geboden aan de verwezenlijking van de mensenhandel. Het verweer van de raadsvrouw dat de handelingen van de verdachte niet gericht waren op de uitbuiting van de vrouwen wordt daarom verworpen.
Medeplichtigheid aan werkverschaffing aan illegalen
De verdachte heeft zijn chauffeursdiensten verleend op verzoek van de in de bewezenverklaring genoemde daders [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . Hij heeft de in de bewezenverklaring genoemde en bedoelde vrouwen in zijn auto vervoerd, steeds wetend dat zij in de door die daders geëxploiteerde bar als trago-meisjes tewerk werden gesteld. Hij was als regelmatige bezoeker van de bar en gezelschap van een of meer van die vrouwen goed op de hoogte van de aard en inhoud van de werkzaamheden van die vrouwen, als ook van hun Venezolaanse nationaliteit. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij dacht dat de vrouwen legaal en illegaal konden zijn en dat hij niet dacht dat ze in het bezit waren van een werkvergunning. Volgens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij welbewust ervan afgezien zich te vergewissen van de rechtmatigheid van hun verblijf in Curaçao. Hij heeft ter zitting immers verklaard dat hij zich daar niet mee ging bemoeien. Bij die stand van zaken heeft hij het risico op de koop toe genomen dat hij met zijn chauffeursdiensten de even genoemde daders ondersteunde bij hun werkverschaffing aan illegalen.
Daarbij geldt dat, hoewel een aantal trago-meisjes legaal op het eiland verbleef, toch sprake was van illegaal verblijf in de zin van artikel 2:155 Sr. Immers, de vrouwen verbleven op basis van een toeristenvisum in Curaçao en waren derhalve niet gerechtigd te werken. Door het onder die omstandigheden verrichten van arbeid ontstaat een wederrechtelijk verblijf.
Voorts kan bij het bestaan van een verblijfstitel toch een wederrechtelijk verblijf worden aangenomen indien duidelijk blijkt dat die titel op grond van onjuiste informatie is verleend en niet zou zijn verleend zonder die onjuiste informatie. Daarvan is naar het oordeel van het Hof eveneens sprake. Zo kregen de trago-meisjes een geldbedrag om daarmee een toeristenvisum te kunnen verkrijgen, maar dit geldbedrag was niet van henzelf en moesten zij teruggeven zodra zij in Curaçao waren aangekomen.”
9. Ten aanzien van de strafoplegging heeft het Hof overwogen:
“Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte zijn te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan mensenhandel en medeplichtigheid aan (het een gewoonte maken van) werkverschaffing aan illegalen. De verdachte heeft de vrouwen die door anderen werden uitgebuit in de [A] onder meer van het vliegveld opgehaald en van en naar hun werkplek gebracht en opgehaald. De vrouwen, die in Curaçao niet gerechtigd waren om te werken, verkeerden in een situatie waarin hun lichamelijke en geestelijke integriteit werden ondergeschikt gemaakt aan financieel gewin. Door het verrichten van de bewezenverklaarde "diensten" heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de illegaliteit van deze vrouwen en de uitbuitingssituatie waarin zij zich bevonden.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Daartoe overweegt het Hof dat met de strafoplegging mede is beoogd aan anderen duidelijk te maken dat op het zich schuldig maken aan medeplichtigheid aan deze vorm van moderne slavernij met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt gereageerd.
Gelet op het feit dat relevante justitiële antecedenten ontbreken, zal een deel van de gevangenisstraf aan de verdachte voorwaardelijk worden opgelegd.
Het Hof is na alles te hebben afgewogen - met eenparigheid van stemmen - tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.”
III. Het eerste middel en de bespreking daarvan
10. Het middel klaagt dat het Hof “ten onrechte, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat het een feit van algemene bekendheid is dat met ‘trago-meisjes’ wordt bedoeld vrouwen uit (veelal) Venezuela die - zonder werkvergunning - in Curaçao in sexy kleding en op hoge hakken werken in een bar om mannen te amuseren, met en voor hen te dansen en te zorgen dat deze mannen drankjes (trago’s) voor hen kopen”.
11. Deze klacht richt zich tegen het eerste onderdeel van de bewijsoverwegingen van het Hof. Voor het gemak van de lezer herhaal ik hier dat deel van de in randnummer 8 integraal weergegeven overwegingen:
“Het Hof stelt voorop dat het binnen de Curaçaose samenleving, en in ieder geval binnen de kring waartoe ook de verdachte behoort, een feit van algemene bekendheid is dat met "trago-meisjes" worden bedoeld vrouwen uit (veelal) Venezuela die - zonder werkvergunning - in Curaçao in sexy kleding en op hoge hakken werken in een bar om mannen te amuseren, met en voor hen te dansen en te zorgen dat deze mannen drankjes (trago's) voor hen kopen.”
12. Bij de bespreking van het middel kan het volgende worden vooropgesteld. Art. 339, tweede lid, van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering bepaalt dat feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs behoeven. Art. 382, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering Curaçao bevat een overeenkomende bepaling. Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid betreffen gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen.4.Bij dergelijke feiten of omstandigheden gaat het in de regel om gegevens die geen specialistische kennis veronderstellen en waarvan de juistheid redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is.5.De rechter is niet verplicht om een gegeven dat evident van algemene bekendheid is bij het onderzoek ter terechtzitting ter sprake te brengen. Als echter niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een gegeven dat van algemene bekendheid is, dan dient de rechter dat gegeven bij de behandeling ter terechtzitting aan de orde te stellen. Daarmee wordt voorkomen dat de rechter zijn beslissing (mede) baseert op gegevens die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven zodat zij zich daarover ook niet hebben kunnen uitlaten. Indien bij dat onderzoek op de terechtzitting vervolgens het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt wordt ingenomen dat en waarom het gegeven niet van algemene bekendheid is, zal de rechter in geval van afwijking van dat standpunt in zijn uitspraak de redenen dienen op te geven die daartoe hebben geleid.6.
13. In de toelichting op het middel worden onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad eerst enkele van de hiervoor weergegeven vooropstellingen herhaald. Vervolgens wordt daaraan de conclusie verbonden dat “de inhoud van het begrip ‘trago-meisje(s)’ gezien het voorgaande niet aan te merken [is] als een feit van algemene bekendheid”. Deze gevolgtrekking ‘berust’ daarmee enkel op algemene overwegingen uit de rechtspraak van de Hoge Raad over het gebruik van feiten van algemene bekendheid door de rechter.
14. Zonder nadere toelichting, die in de schriftuur dus ontbreekt, kan ik echter niet onjuist of onbegrijpelijk achten het oordeel van het Hof dat een feit van algemene bekendheid is wat met het begrip trago-meisjes wordt bedoeld, “zeker binnen de Curaçaose samenleving en in ieder geval binnen de kring waartoe ook de verdachte behoort” zoals het Hof heeft geconcretiseerd. Daarbij neem ik in aanmerking dat op de openbare website van de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (de ANVR)7.bij de reisinformatie voor Curaçao onder het kopje “Tips van de Vertegenwoordiging” staat vermeld “Prostitutie en mensensmokkel / –handel Let op: In Curaçao doet zich het fenomeen ‘trago-meisje’ voor. Dit is een soort gedwongen prostitutie en uitbuiting van vooral ongedocumenteerde migranten. Het aanbieden maar ook het aannemen van deze diensten is streng verboden en strafbaar.” Dit aan een internetbron ontleende gegeven veronderstelt geen specialistische kennis – het is immers geplaatst op een website die een breed niet-ingevoerd publiek beoogt te informeren over de situatie ter plaatse in Curaçao – en de juistheid ervan lijkt mij redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar. Dat brengt mee dat het Hof heeft kunnen oordelen, zoals het kennelijk heeft gedaan, dat het in Curaçao – het land waar zich het fenomeen trago-meisje voordoet – een feit van algemene bekendheid is dat een trago-meisje een ongedocumenteerde migrant betreft die in Curaçao diensten verricht in een uitbuitingsituatie.
15. Uit het voorafgaande volgt dat het middel tevergeefs is voorgesteld. Daarbij veroorloof ik mij nog de opmerking dat ik zonder nadere toelichting in de schriftuur niet kan inzien welk belang de steller van het middel met zijn klacht beoogt. Ook als het oordeel van het Hof dat sprake is van een feit van algemene bekendheid de cassatietoets niet zou kunnen doorstaan, blijven de door de verdachte afgelegde verklaringen (bewijsmiddelen 13, 14, 15 en 16) staan waarin de verdachte (samengevat) erkent: dat hij weet dat de veelal uit Venezuela afkomstige vrouwen die in de bar “ficheren” zowel illegaal als legaal zijn; dat het “ficheren” inhoudt dat de vrouwen de klanten moeten overtuigen om drank voor hen te kopen; dat de vrouwen het geld van de drank niet meteen krijgen; dat de vrouwen werken van 20.00 uur tot 04.00 uur; dat de vrouwen de bar niet mogen verlaten zonder toestemming van de uitbater(s) van de bar; dat de vrouwen door te “ficheren” hun schulden moesten afbetalen; en dat de verdachte de vrouwen regelmatig ophaalde van de luchthaven en/of van de plek waar zij verbleven en de vrouwen bij de bar bracht waar zij hun werkzaamheden verrichtten en de vrouwen daar ook ophaalde om ze terug naar hun verblijfplaats te brengen. In het licht bezien van deze door de verdachte afgelegde verklaringen en de overige bewijsmiddelen, lijkt mij de door de steller van het middel bestreden overweging van het Hof over het begrip trago-meisje aan te merken als een overweging ten overvloede die, indien en voor zover dit nodig mocht zijn, ook kan worden weggedacht zonder dat daardoor het bewezenverklaarde ontoereikend gemotiveerd is.8.
16. Het middel faalt.
IV. Het tweede middel en de bespreking daarvan
Middel
17. Het middel klaagt dat “de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan het een gewoonte maken van werkverschaffing aan illegalen ten aanzien van [betrokkene 1] , [betrokkene 3] , [betrokkene 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] en een grote hoeveelheid andere personen, niet kan volgen uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, omdat deze bewijsmiddelen in het geheel niets inhouden met betrekking tot de legaliteit/illegaliteit van deze personen”. In de toelichting op het middel wordt ter onderbouwing van deze klacht naar voren gebracht dat “uit de bewijsmiddelen van het hof […] slechts ten aanzien van [betrokkene 2] [kan] volgen dat zij illegaal is. Zij verklaart immers zelf in haar verklaring dat zij geen tewerkstellingsvergunning heeft.” Verder wordt aangevoerd dat het enkele bewijs dat [betrokkene 2] illegaal is, onvoldoende is om te komen tot de kwalificatie van ‘een gewoonte maken’ van werkverschaffing aan illegalen.
Juridisch kader
18. Het onder feit 3 bewezenverklaarde is toegesneden op het bepaalde in art. 2:155 SrC. Deze bepaling luidt:
“1. Hij die een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Curaçao heeft verschaft,
krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doet verrichten, terwijl hij weet of ernstige
reden heeft om te vermoeden dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
2. Hij die van het in het eerste lid omschreven feit een beroep of gewoonte maakt wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.”
19. Art. 2:155 SrC komt overeen met het bepaalde in art. 197b en 197c SrNL. De laatstgenoemde artikelen luiden als volgt:
- Art. 197b SrN
“Hij die een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doet verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie.”
- Art. 197c SrNL
“Hij die van het in artikel 197b omschreven feit een beroep of gewoonte maakt wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
20. Indachtig het concordantiebeginsel zullen deze artikelen zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze moeten worden uitgelegd. Aan de rechtspraak van de Hoge Raad over de artikelen 197b en 197c SrNL valt onder meer het hiernavolgende te ontlenen.
21. Het in art. 197b SrNL omschreven misdrijf betreft een vergrijp dat het beleid om illegaal verblijf in Nederland tegen te gaan, frustreert en een acute gevaarzetting oplevert voor de publieke kas.9.Voor de toepasselijkheid van art. 197b SrNL is niet vereist dat sprake is van georganiseerde handel in illegale arbeidskrachten en evenmin dat de arbeid is verricht in een onderneming van handel of nijverheid.10.
22. Met betrekking tot het maken van een ‘gewoonte’ heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1701, NJ 2022/79, m.nt. Jörg onder meer het volgende overwogen:
“2.5.1 Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet verder het volgende worden vooropgesteld. Het maken van een ‘gewoonte’ fungeert soms als wettelijke strafverzwaringsgrond, in de vorm van een extra bestanddeel of als bijzondere strafbepaling. Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een ‘gewoonte’, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat wordt vastgesteld dat de verdachte ‘de neiging’ had om telkens weer zich schuldig te maken aan het misdrijf (vgl. HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:734), of dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan.
2.5.2 Het maken van een gewoonte van het misdrijf moet worden tenlastegelegd en bewezenverklaard, wil daaraan het wettelijke strafverzwarende gevolg zijn verbonden. In de tenlastelegging komt aan de term ‘gewoonte’ voldoende feitelijke betekenis toe (vgl. HR 30 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1770). Als wordt bewezenverklaard dat de verdachte van het plegen van het misdrijf een gewoonte heeft gemaakt, moet ook dit onderdeel van de bewezenverklaring uit de bewijsvoering kunnen worden afgeleid.”
Bespreking van het middel
23. De klacht dat het onder feit 3 bewezenverklaarde niet kan volgen uit de gebezigde bewijsmiddelen is tevergeefs voorgesteld. Anders dan in de toelichting op de schriftuur tot uitgangspunt wordt genomen, is niet juist dat enkel uit de bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 2] illegaal is omdat zij zelf verklaart dat zij geen tewerkstellingsvergunning heeft. Uit de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen blijkt namelijk óók dat:
(i) [betrokkene 4] heeft verklaard dat zij niet in het bezit was van een tewerkstellingsvergunning en de andere vrouwen ook niet, alsmede dat volgens haar zeker 21 vrouwen bij de bar in dienst zijn zoals zij (bewijsmiddel 1);
(ii) [betrokkene 2] niet alleen heeft verklaard dat zij geen tewerkstellingsvergunning heeft, maar ook dat er meer dan twintig vrouwen in de bar werkzaam zijn en sommigen van hen niet zijn aangetroffen daar zij illegaal zijn (bewijsmiddel 3);
(iii) [betrokkene 1] heeft verklaard dat zij het geld niet had om als toerist Curaçao binnen te komen, maar zij dit geld kreeg en het bij aankomst weer moest afgeven, alsmede dat (ook) zij niet in bezit was van een tewerkstellingsvergunning (bewijsmiddel 5);
(iv) de verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat de vrouwen die hij onder meer naar de bar wegbracht om daar te werken legaal of illegaal kunnen zijn, dat hij weet dat er in het verleden verschillende politiecontroles zijn verricht waarbij illegale dames zijn meegenomen en dat hij niet denkt dat de vrouwen die hij bij de bar bracht en ophaalde een tewerkstellingsvergunning hebben (bewijsmiddel 13); en
(v) tegen de verdachte is gezegd dat de illegale dames op donderdag om 01:00 uur moeten beginnen (bewijsmiddel 14).
24. Gelet op de hiervoor weergegeven, uit verschillende bewijsmiddelen blijkende, feiten en omstandigheden acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd het – overigens ook in de bewijsoverwegingen nader toegelichte – oordeel van het Hof dat voldoende grond bestaat voor de bewezenverklaring van de aan de verdachte onder feit 3 tenlastegelegde, kort gezegd, medeplichtigheid aan (het medeplegen van) werkverschaffing aan illegalen. Dat niet van alle in de bewezenverklaring specifiek aangeduide personen direct uit de bewijsmiddelen blijkt dat zij arbeid hebben verricht zonder dat zij in het bezit waren van een tewerkstellingsvergunning, maakt het vorenstaande niet anders. Uit de als bewijsmiddelen 1, 3, 13 en 14 gebruikte verklaringen van, respectievelijk, [betrokkene 4] , [betrokkene 2] en de verdachte blijkt immers dat er meerdere niet specifiek door hen met naam aangeduide vrouwen in de bar werkzaam waren die zonder tewerkstellingsvergunning werkten en/of illegaal in Curaçao waren.
25. Voor zover de steller van het middel beoogt te klagen dat het Hof het bewezenverklaarde ten onrechte heeft gekwalificeerd als het maken van een ‘gewoonte’ van werkverschaffing aan illegalen geldt het volgende. Aangezien niet is bewezenverklaard (en ook niet is tenlastegelegd) dat sprake is van het maken van een gewoonte van, kort gezegd, werkverschaffing aan illegalen, is de kwalificatie van het Hof onjuist voor zover die inhoudt dat de verdachte medeplichtig is aan het een gewoonte maken van werkverschaffing aan illegalen. Tot cassatie geeft dat echter geen aanleiding. Ondanks dat het maken van een gewoonte van werkverschaffing aan illegalen krachtens het bepaalde in art. 2:155, tweede lid, SrC een strafverzwarende omstandigheid is, blijkt uit de strafmotivering van het Hof niet dat het Hof deze omstandigheid daadwerkelijk in strafverzwarende zin heeft betrokken bij de strafoplegging. De strafoplegging van het Hof vanwege het onder feit 1 en het onder feit 3 bewezenverklaarde tezamen genomen, is bovendien (ruim) gebleven binnen het strafmaximum dat in het licht van de samenloopbepalingen als bedoeld in Titel VII van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao voor die feiten geldt,11.ook als daarbij in aanmerking wordt genomen dat ingevolge art. 1:125, eerste lid, SrC “het maximum van de gevangenisstraffen op het misdrijf gesteld bij medeplichtigheid met een derde [wordt] verminderd”. Dat brengt mee dat zonder nadere toelichting, die in de schriftuur ontbreekt, niet valt in te zien welk belang de steller van het middel beoogt met de kennelijke klacht over de deels onjuiste kwalificatie door het Hof van het onder feit 3 bewezenverklaarde. Daarbij merk ik op dat de Hoge Raad er gelet op het voorgaande ook toe zou kunnen overgaan om de kwalificatie verbeterd te lezen zodat die komt te luiden “medeplichtigheid aan het medeplegen van werkverschaffing aan illegalen”.12.
26. Uit het voorafgaande volgt dat het middel niet tot cassatie behoeft te leiden.
V. Het derde middel en de bespreking daarvan
27. Het middel klaagt dat art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden, nu in de cassatiefase de redelijke (inzend)termijn is overschreden doordat het Hof de stukken van het geding te laat aan de Hoge Raad heeft gezonden.
28. Namens de verdachte is op 11 november 2020 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 24 augustus 2021 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Daarmee is de inzendtermijn van acht maanden overschreden met ruim één maand. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad kan de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen.
VI. Slotsom
29. Het eerste en het tweede middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering. Het derde middel is terecht voorgesteld.
30. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
31. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑09‑2022
Het Hof noemt daarbij kennelijk per abuis ook bewijsmiddel 6. Zijn vonnis bevat echter geen aanvulling op dat bewijsmiddel.
Hier zijn kennelijk per abuis weggevallen de woorden: “haar. Dit komt doordat we alleen maar een maand op Curaçao legaal konden blijven.' (alsook de verwijzing in een noot naar het “Proces-verbaal van politieverhoor van getuige d.d. 1 oktober 2018, dossierbijlage 1.76”). Vgl. daarvoor het vonnis van het Hof in de samenhangende zaak met nummer 20/04164 ( [medeverdachte 2] ), in het bijzonder de aanvulling op bewijsmiddel 9 in dat vonnis.
HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, m.nt. Mevis (rov. 3.2.1). Zie voorts HR 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:853 (rov. 3.5). Aannemelijk is dat met ‘ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen’ – de termen die de Hoge Raad gebruikt in HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, m.nt. Mevis (rov. 3.2.1) – niet enkel is gedoeld op de procesdeelnemers; zie in die zin punt 6 van de noot van Mevis bij voormeld arrest en G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 802.
HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249, m.nt. Mevis (rov. 2.4). Zie voor deze voorwaarden in relatie tot een aan een openbare (internet)bron ontleend gegeven ook: HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1125, NJ 2018/344, m.nt. Reijntjes (rov. 2.4.1 en 2.5) en HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:916 (rov. 2.3.1). Zie voor voorbeelden van gegevens die in de rechtspraak als algemeen bekend zijn aangemerkt: G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 802-803.
HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, m.nt. Mevis (rov. 3.2.2). Zie voorts HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:916 (rov. 2.3.2).
Zie https://www.anvr.nl/reisinformatie/detail.aspx?bestemming=curacao&nummer=1455. Deze website vond ik bij de eerste zoekresultaten na het intypen van de zoekopdracht “trago meisje Curaçao” in de zoekmachine van www.google.nl.
Vgl. HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, m.nt. Van Kempen (rov. 2.3.1 en 2.5.2).
HR 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:222, NJ 2016/143, m.nt. Kooijmans (rov. 2.6.1).
HR 14 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4172, NJ 2004/626 (rov. 3.5).
Mensenhandel is in het Wetboek van Strafrecht van Curaçao strafbaar gesteld in art. 2:239. De aanhef van het eerste lid van dit artikel luidt: “Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaarjaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft: […]”. Het derde lid van art. 2:239 SrC verhoogt het maximum van de gevangenisstraf tot twaalf jaren (onder meer) wanneer de in het eerste lid omschreven feiten worden gepleegd door (zoals in casu) “twee of meer verenigde personen”.
Vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:396 (rov. 2.3). De Hoge Raad kan er ook toe overgaan de bestreden uitspraak enkel te vernietigen wat betreft de kwalificatie en deze te verbeteren zonder dat dit tot vernietiging van de strafoplegging aanleiding behoeft te geven; vgl. HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:377 (rov. 2.4.1 en 2.4.2).