Rechtbank Rotterdam 24 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voetnoot 25.
Rb. Midden-Nederland, 20-04-2022, nr. 16/085587-21 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2022:1478
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
20-04-2022
- Zaaknummer
16/085587-21 (P)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2022:1478, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 20‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor vier feiten: medeplegen van witwassen en daarvan een gewoonte maken, bezit softdrugs, handel in soft- en harddrugs en als leider deelgenomen aan een criminele organisatie. Gevangenisstraf van 46 maanden. In het vonnis is rekening gehouden met procesafspraken die door de officier van justitie en de verdediging zijn gemaakt.
Partij(en)
nRECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/085587-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 augustus 2021, 3 november 2021, 20 december 2021, 31 januari 2022, 14 maart 2022 en 20 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
2. INLEIDING
2.1
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 3 oktober 2013 tot en met 11 mei 2021 te Hilversum tezamen en in vereniging met anderen,
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en) en/of
- € 11.045,83 aan contante betalingen/aankopen en/of
- in totaal € 8.925 aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van medeverdachte [medeverdachte 1] en/of
- in totaal € 20.430 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van [A] , waarvan de enige afgegeven bankpas in het bezit was van medeverdachte [medeverdachte 1] en/of
- een (contant betaalde) Ford B-Max met kenteken [kenteken] en/of
- een hoeveelheid designer- kinderkleding en/of schoenen en/of accessoires en/of waarvan 16 stuks nieuw waren met een totale waarde van € 1.049,86 en/of
- op 5 maart 2021 te Huizen € 1.000.000 en/of
- op 11 mei 2021 te Hilversum € 33.540 en/of 4.040 Marokkaanse Dirham
heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
feit 2
in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Hilversum en/of Blaricum, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA en/of
- op 5 maart 2021 te Blaricum 156 gram cocaïne en/of 131 pillen MDMA.
feit 3
in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Hilversum en/of Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad
- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en/of
- op 5 maart 2021 te Huizen 100 gram en/of te Blaricum 126,32 kilogram hasjiesj.
feit 4
in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Hilversum en/of Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, meermalen, als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met (onder andere)
[medeverdachte 2] .
2.2
Het afdoeningsvoorstel en de beoordeling
De officier van justitie heeft in deze strafzaak aan de rechtbank - op verzoek van de verdediging - het verzoek gedaan om te komen tot procesafspraken. Partijen hebben overeenstemming bereikt en deze afspraken bevatten onder meer de gezamenlijke zienswijzen van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf.
Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd houdt – kort gezegd – concreet in dat:
- het indienen van onderzoekswensen achterwege blijft alsook het instellen van hoger beroep wanneer de rechtbank meegaat in deze procesafspraken;- verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens;- er tussen partijen overeenstemming is over de bewijspositie en verdachte afziet van het voeren van verweren;- de officier van justitie een gevangenisstraf van 46 maanden vordert;
- de officier van justitie met verdachte een schikking van het wederrechtelijk verkregen voordeel van ten bedrage bedrag van € 216.460,- is overeengekomen waarmee vervolging daarvoor wordt voorkomen, mits aan de betaling van het geldbedrag wordt voldaan.
Deze afspraken hebben tijdens de inhoudelijke behandeling de nodige aandacht gekregen. Daarbij was een belangrijk element of verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. Daarover is op de zitting van 14 maart 2022 met verdachte gesproken. Verdachte heeft bevestigd dat hij weloverwogen, voldoende geïnformeerd en vrijwillig ervoor heeft gekozen in te stemmen met de procesafspraken, en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Centraal bij het onderzoek op de zitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf.
Ook in dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Bij de bepaling van de straf en de motivering daarvan is ook aandacht voor de procesafspraken, waarbij de inhoud en de doorwerking van de procesafspraken worden besproken.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - vanwege de gemaakte procesafspraken met het Openbaar Ministerie - geen specifiek verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1, 2, 3 en 4
De feiten 1 tot en met 4 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van alle feiten:
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2022;
Ten aanzien van feit 1:
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en)
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (geldoverdrachten uitgewerkt aan de hand van dataset SKY-ID
“ [.] ”) van 18 mei 2021, genummerd 210416.1310, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 642 tot en met 654;
- contante betalingen/aankopen
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (contante aankoopbonnen) van 18 mei 2021, genummerd 210517.1453. [verbalisant 7] , opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , doorgenummerde pagina 583;
- € 8.925 aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van medeverdachte [medeverdachte 1]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1 Sv van 10 juni 2021, genummerd 210601.0906. [verbalisant 7] .BOB036A, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , doorgenummerde pagina’s 1226 en 1227;
- € 20.430 aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van
[A] , waarvan de enige afgegeven bankpas in het bezit was van medeverdachte [medeverdachte 1]
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (gebruik pinpas door [medeverdachte 1] ) van 21 juni 2021, genummerd 20210621.1344. [verbalisant 8] , opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina’s 937 en 938;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1 Sv van 14 juni 2021, genummerd 210614.1156. [verbalisant 7] .BOB039A, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , doorgenummerde pagina 1199;
- een (contant betaalde) Ford B-Max met kenteken [kenteken]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal witwassen van
26 juli 2021, genummerd 20210715.1520. [verbalisant 8] , opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina 1299;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal witwassen van
26 juli 2021, genummerd 20210712.1255. [verbalisant 8] , opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina’s 1280 tot en met 1293;
- een hoeveelheid designer- kinderkleding en/of schoenen en/of accessoires en/of waarvan 16 stuks nieuw waren met een totale waarde van € 1.049,86
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (kinderkleding) van 18 mei 2021, genummerd 210518.1327. [verbalisant 7] , opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , doorgenummerde pagina’s 595 en 596;
- op 5 maart 2021 te Huizen € 1.000.000,-
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van observatie van
5 maart 2021, genummerd 2021070391, opgemaakt door politie eenheid Amsterdam, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doorgenummerde pagina’s 216 en 217;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
11 maart 2021, genummerd 110321. [verbalisant 9] .1136, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , doorgenummerde pagina’s 258 en 259;
- op 11 mei 2021 te [plaatsnaam] € 33.540,-
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 12 mei 2021, genummerd 20210511.1432.DZK, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] , doorgenummerde pagina’s 541, 544 en 545;
Ten aanzien van het inkomen van verdachte:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal witwassen van 26 juli 2021, genummerd 20210712.1255. [verbalisant 8] . PV. Witwassen, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina’s 1280 t/m 1293.
Ten aanzien van feit 2:
- meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugshandel door [verdachte] en [medeverdachte 2] zichtbaar in SKY-berichten) van 19 juli 2021, genummerd 20210715.1239, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] , doorgenummerde pagina’s 986 tot en met 1062;
Ten aanzien van feit 3:
- meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugshandel door [verdachte] en [medeverdachte 2] zichtbaar in SKY-berichten) van 19 juli 2021, genummerd 20210715.1239, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] , doorgenummerde pagina’s 986 tot en met 1062;
- op 5 maart 2021 te Blaricum 126,32 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (aantreffen en openen aangetroffen pakketten) van 6 maart 2021, genummerd MDRAA21007-31, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] , doorgenummerde pagina 245 tot en met 247;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal test inzake Opiumwet van 7 maart 2021, genummerd PL0900-MDRAA21007, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina 424;
Ten aanzien van feit 4:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (relaas CSV [verdachte] - [medeverdachte 2] ) van 15 juli 2021, genummerd MDRAA21007 - 548, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] , doorgenummerde pagina’s 1063 tot en met 1082.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van € 11.045,83 aan contante betalingen/aankopen
Aan verdachte is het witwassen van een bedrag van € 11.045,33 aan contante betalingen/aankopen in de periode van 2013 tot en met 2019 tenlastegelegd. In het dossier ontbreken echter de inkomensgegevens van verdachte en zijn partner (medeverdachte [medeverdachte 1] ) van vóór 2017. De rechtbank kan dus niet beoordelen of de (contante) uitgaven vóór 2017 in verhouding staan met het inkomen van verdachte en/of zijn partner (en dus of een witwasvermoeden gerechtvaardigd is). De rechtbank zal verdachte daarom ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, tweede gedachtestreepje, voor zover het ziet op de facturen vóór 2017, partieel vrijspreken.
Het bedrag van de contante betalingen/aankopen in de periode 2017 tot en met 2019 bedraagt € 7.306,89. Deze uitgaven in deze periode zijn relatief hoog, bezien in het licht van het legale inkomen van verdachte in dezelfde periode, zijnde ongeveer € 22.000 netto per jaar. De partner van verdachte had in deze periode geen (legaal) arbeidsinkomen, maar ontving slechts kind gebonden budget en kinderbijslag. Bovendien roept het feit dat deze bedragen contant zijn betaald vragen op. Gelet op die combinatie van feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld. Verdachte heeft hier echter geen verklaring voor gegeven.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Overigens is niet vereist dat het voorwerp geheel uit misdrijf afkomstig is. Ook indien sprake is van een geldbedrag dat deels bestaat uit crimineel geld en deels uit legaal geld, is sprake van een voorwerp dat uit misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van 4.040 Marokkaanse Dirham
De rechtbank is van oordeel dat voor het bedrag aan Marokkaanse Dirham niet is gebleken van aanwijzingen voor een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Niet valt uit te sluiten dat verdachte (en/of medeverdachte [medeverdachte 1] ) dit relatief lage geldbedrag (omgerekend ongeveer € 400,00) hebben meegenomen van een vakantie in Marokko, zoals verdachte heeft verklaard. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten die erop duiden dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zouden zijn. De rechtbank zal verdachte op dit punt (het onder 1 tenlastegelegde, achtste gedachtestreepje) dan ook partieel vrijspreken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 (in vereniging met anderen) - kort gezegd - heeft gehandeld in cocaïne. Verdachte heeft dit ook erkend. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de handel in amfetamine, MDMA en/of MDA partieel vrijspreken, omdat het dossier hiervoor onvoldoende grondslag biedt.
Verdachte zal ook partieel worden vrijgesproken van de handel en/of het bezit van 156 gram cocaïne en/of 131 pillen MDMA op 5 maart 2021. Deze verdovende middelen zijn aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] en het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de handel en/of het bezit van déze specifieke voorraad.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op tijdstippen in de periode van 18 januari 2017 tot en met 11 mei 2021 te [plaatsnaam] en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) van meerdere voorwerpen, te weten
- meerdere (zeer) (grote) geldbedragen en;
- in totaal 7.306,89 euro aan contante betalingen/aankopen en
- in totaal 8.925 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van medeverdachte [medeverdachte 1] en
- in totaal 20.430 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van [A] , waarvan de enige afgegeven bankpas (te weten: pasnummer [pasnummer] ) in het bezit was van medeverdachte [medeverdachte 1] en
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Ford B-Max gekentekend [kenteken] en
- een hoeveelheid designer- kinderkleding en schoenen en accessoires (van onder meer de merken Antony Morato en Moschino en Gucci en waarvan 16 stuks nieuw waren met een totale waarde van 1.049,86 euro) en
- op 5 maart 2021 te Huizen 1.000.000 euro en
- op 11 mei 2021 te [plaatsnaam] 33.540 euro
- de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders (telkens) wisten dat die voorwerpen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 13 december 2020 tot en
met 5 maart 2021 te [plaatsnaam] en/of Blaricum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
op tijdstippen in de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te [plaatsnaam] en/of Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad meerdere (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en
- op 5 maart 2021 te Blaricum tezamen en in vereniging met een ander 126,32 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4
op tijdstippen in de periode van 13 december 2020 tot en
met 5 maart 2021 te [plaatsnaam] en/of Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland,
meermalen, (telkens) als leider heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] , welke organisatie (telkens) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
gewoontewitwassen en/of handelen in strijd met de Opiumwet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van witwassen en van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 is er sprake van eendaadse samenloop.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - conform de procesafspraken - gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 46 maanden met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen bij onherroepelijk worden van het vonnis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - vanwege de gemaakte procesafspraken met het Openbaar Ministerie - geen specifiek strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft (in ieder geval) voor een periode van enkele maanden deel uit gemaakt van een criminele organisatie. Hij onderhield contact met meerdere leveranciers en afnemers omtrent de in- en verkoop van drugs en het regelen van overdrachten van drugs en geld. Deze overdrachten liet hij uitvoeren door andere personen. Verdachte kan worden gezien als een tussenhandelaar en ten opzichte van in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 2] als een leider. In de periode van 18 januari 2021 tot en met 10 februari 2021 zijn in 8 transacties bedragen tussen 1 miljoen en 4,5 miljoen euro overgedragen, in totaal 12,7 miljoen euro.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen van grote geldbedragen en diverse goederen en heeft daarvan een gewoonte gemaakt. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid softdrugs en heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de handel in zowel hard- als softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Door het voorhanden hebben van en het handelen in dergelijke middelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Het handelen van verdachte is slechts gericht geweest op eigen financieel gewin, zonder daarbij acht te slaan op de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 november 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in 2013 eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De op te leggen straf De officier van justitie en verdachte zijn een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden overeengekomen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf voor wat betreft het witwassen - bij gebreke van richtlijnen van de rechtspraak - gekeken naar de Richtlijn van het Openbaar Ministerie. In het geval van witwassen van een bedrag van (meer dan) 1 miljoen euro en wanneer er sprake is van één keer recidive, is het uitganspunt een gevangenisstraf van 40 maanden. Voor het bezit en de handel in drugs bestaan er binnen de rechtspraak wel door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Het uitganspunt voor bezit en/of handel van harddrugs is een forse gevangenisstraf. De rechtbank weegt daarbij als strafverzwarende omstandigheden mee dat verdachte als leider onderdeel
heeft uitgemaakt van een criminele organisatie en dat de feiten in vereniging hebben plaatsgevonden.
Gelet op voornoemde uitgangspunten vindt de rechtbank in deze zaak in beginsel een gevangenisstraf tussen de 5 en 6 jaar (60 tot 72 maanden) op zijn plaats. Gelet op de grote rol van verdachte zit de straf eerder aan de bovenkant dan aan de onderkant van deze bandbreedte.
De door middel van de procesafspraken aan de rechtbank voorgelegde straf van 46 maanden, komt dus neer op een vermindering met grofweg een derde deel. Een ‘korting’ van maximaal 1/3 is bij procesafspraken in internationaal verband geen uitzondering en wordt ook door deze kamer in deze zaak gezien als passende bandbreedte.1.Een korting is daarnaast gerechtvaardigd, omdat verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk leidt tot tijdwinst. Snellere of verkorte afdoening van een specifieke zaak kan zowel in het belang van die ene zaak, als in het belang van andere zaken zijn, omdat – ook in hoger beroep en cassatie - (zittings)capaciteit beschikbaar blijft om andere zaken af te doen. Dit mag uiteraard geen doel op zich zijn, maar de rechtbank kan zijn ogen niet sluiten voor het feit dat zaken als deze, waarin de problematiek speelt van internationaal gekraakte pgp-servers, een groot beslag leggen op de schaarse zittingstijd, waardoor andere zaakstromen (bijvoorbeeld cybercrime, zedendelicten, geweldsdelicten en fraude) in de verdrukking kunnen komen.
Daarnaast zorgen de procesafspraken er ook voor dat de opgelegde straf sneller kan worden geëxecuteerd en dat ook direct het overeengekomen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel door de staat kan worden geïncasseerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van het afdoeningsvoorstel recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt. Kortom, de rechtbank zal verdachte veroordelen tot de in het afdoeningsvoorstel genoemde straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 4 november 2021 geschorst voor onbepaalde tijd. Het bevel tot schorsing voorlopige hechtenis verliest zijn werking op het moment dat het vonnis onherroepelijk wordt, zodat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen op het verzoek van de officier van justitie tot opheffing schorsing bij onherroepelijk worden van het vonnis.
9. 9 BESLAG
Onder verdachte zijn diverse goederen in beslag genomen. Uit de inhoud van de procesafspraken blijkt dat verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens. Ter zitting hebben de officier van justitie en de verdediging deze afspraak bevestigd. Daarom ziet de rechtbank (thans) geen reden om nog een beslissing over dit beslag te nemen.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen
- -
47, 55, 57, 140, 420bis, 420ter van het Wetboek van Strafrecht en
- -
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 46 (zesenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2013 tot en met 11 mei 2021 te Hilversum en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en) en/of
- in totaal 11.045,83 Euro aan contante betalingen/aankopen en/of
- in totaal 8.925 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van medeverdachte [medeverdachte 1] en/of
- in totaal 20.430 Euro aan contante stortingen op rekeningnummer [rekeningnummer] van [A] , waarvan de enige afgegeven bankpas (te weten: pasnummer [pasnummer] ) in het bezit was van medeverdachte [medeverdachte 1] en/of
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Ford B-Max gekentekend [kenteken] en/of
- een hoeveelheid designer-, althans dure kinderkleding en/of schoenen en/of accessoires (van onder meer de/het merk(en) Antony Morato en/of Moschino en/of Gucci en/of waarvan 16 stuks nieuw was met een totale waarde van 1.049,86 Euro) en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Huizen 1.000.000 Euro en/of
- op of omstreeks 11 mei 2021 te Hilversum 33.540 Euro en/of 4.040 Marokkaanse
Dirham,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Hilversum en/of Blaricum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
In elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende
cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Blaricum 156 gram cocaïne en/of 131 pillen
MDMA met een gewicht van 50,89 gram
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of MDA (telkens) een middel als bedoeld
In de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en met 5 maart 2021 te Hilversum en/of Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad
- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Huizen 100 gram en/of te Blaricum 126,32 kilogram hasjiesj
in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Hilversum en/of Huizen en/of Blaricum en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) als leider heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] welke organisatie (telkens) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
gewoontewitwassen en/of handelen in strijd met de Opiumwet.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑04‑2022