Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de Loonbelasting 1976 [Curaçao]
Artikel 6F
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
15-07-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 37 (uitgifte: 22-07-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-08-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 57 (uitgifte: 02-09-2016, regelingnummer: 16/2178)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Tot het loon worden niet gerekend:
- a.
aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIA gestelde normeringen en beperkingen;
- b.
aanspraken ingevolge de Landsverordening Ongevallenverzekering, de Landsverordening Ziekteverzekering, de Cessantialandsverordening en de Landsverordening basisverzekering ziektekosten;
- c.
aanspraken, die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken als bedoeld in onderdeel b;
- d.
aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon, mits:
- 1°
deze aanspraken voorzien in aan de werknemer of gewezen werknemer toekomende periodieke uitkeringen die niet later ingaan dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt of in periodieke uitkeringen die bij zijn overlijden ingaan en toekomen aan zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot dan wel degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, of aan zijn kinderen of pleegkinderen die de leeftijd van 27 jaar nog niet hebben bereikt;
- 2°
voor deze aanspraken als verzekeraar optreedt een lichaam als bedoeld in artikel 1 van de Beschikking Pensioenen, eerste lid, onderdelen a, b, d of e, of de natuurlijke persoon tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat of heeft gestaan; en
- 3°
deze aanspraken niet zijn opgekomen ingevolge artikel 6C (aandelenoptie);
- e.
aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit;
- f.
aanspraken:
- 1°
op vakantieverlof en compensatieverlof, voor zover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken;
- 2°
op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;
- 3°
op verlof tijdens rust- en feestdagen;
- g.
aanspraken op vergoedingen en verstrekkingen ter zake van op de werknemer drukkende uitgaven voor het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van loon;
- h.
aanspraken van de werknemer op vrije geneeskundige behandeling en verpleging en op tegemoetkoming in ziektekosten;
- i.
aanspraken op een eenmalige uitkering bij de beëindiging van de dienstbetrekking anders dan vanwege arbeidsongeschiktheid of overlijden van de werknemer;
- j.
de premies door de werkgever betaald ingevolge de Landsverordening Ongevallenverzekering, de Landsverordening Ziekteverzekering en de Cessantialandsverordening;
- k.
eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen driemaal het loon over een maand niet overtreffen. Het loon wordt in aanmerking genomen met inachtneming van het volgende:
- 1°
artikel 6G vindt geen toepassing;
- 2°
tantièmes en toevallige bijzondere beloningen, alsmede tot het loon behorende aanspraken worden niet in aanmerking genomen;
- l.
de toeslagen van de werkgever op het loon van de werknemer, ter compensering van de door de werknemer verschuldigde premies, ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering, de Landsverordening Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten en de Landsverordening basisverzekering ziektekosten;
- m.
de bijdragen van de werkgever voor een pensioenregeling een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIA gestelde normeringen en beperkingen;
- n.
de bijdragen van de werkgever ten behoeve van de werknemer, diens echtgenote en kinderen gemaakte kosten in verband met geneeskundige behandeling en verpleging;
- o.
vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, behoudens ter zake van:
- 1°
posten als bedoeld in artikel 9C, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943;
- 2°
vervoerskosten als bedoeld in artikel 9C, derde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 voor zover meer wordt vergoed dan de aldaar genoemde prijs per kilometer;
- 3°
vaste vergoedingen voor zover niet is voldaan aan bij ministeriële regeling met algemene werking te stellen regels;
- p.
uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;
- q.
uitkeringen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van zijn opleiding of studie voor een beroep, alsmede verstrekkingen met betrekking tot zodanige opleiding of studie;
- r.
geschenken ter gelegenheid van algemeen erkende feestdagen, een jubileum van de inhoudingsplichtige, dan wel de verjaardag en andere persoonlijke feestdagen van de werknemer voor zover de waarde die daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend NAf 250 per jaar niet overtreft, met overeenkomstige toepassing van het bij en krachtens artikel 6A, bepaalde;
- s.
de verstrekking en terbeschikkingstelling van computers en bijbehorende apparatuur, als mede de vergoeding van kosten daarvan, dan wel de omwisseling van maximaal 24 verlofuren, voor zover de waarde in het economisch verkeer van de computers en de apparatuur tezamen in het kalenderjaar en de twee voorafgaande jaren niet meer bedraagt en aannemelijk is dat zij mede dienen ter vervulling van de dienstbetrekking;
- t.
verstrekkingen van consumpties tijdens werktijd, niet zijnde maaltijden;
- u.
bijdragen van de inhoudingsplichtige ter aflossing van schulden, die zijn aangegaan ter zake van de financiering van een opleiding of studie voor een beroep, alsmede daarmee verband houdende – bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vast te stellen – kosten en lasten, tot een bedrag van NAf 10.000 per jaar gedurende een periode van maximaal tien jaar. Artikel 8, tweede lid is van overeenkomstige toepassing. De termijn van 10 jaar geldt ook bij opeenvolgende inhoudingsplichtigen.
2.
Bij of krachtens ministeriële regeling met algemene werking kan worden bepaald dat eveneens niet tot het loon behoren andere aanspraken dan bedoeld in het eerste lid, indien zulks tot vergemakkelijking van de heffing van de belasting kan leiden.
3.
Voor zover de aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof aan het einde van het kalenderjaar in totaal de in het eerste lid, onderdeel f, onder i, opgenomen begrenzingen overschrijden, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
4.
Voor aanspraken op periodieke uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, waarvan de uitkeringen eindigen uiterlijk op het tijdstip waarop de gerechtigde de leeftijd van 27 jaar bereikt, is de grootte van de kans op overlijden van de gerechtigde niet van belang.