Einde inhoudsopgave
Europese overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer (herzien)
Artikel 30 Bijzondere bepalingen voor het vervoer door de lucht
Geldend
Geldend vanaf 14-03-2006
- Bronpublicatie:
06-11-2003, Trb. 2007, 103 (uitgifte: 04-06-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-11-2003, Trb. 2007, 103 (uitgifte: 04-06-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Dieren mogen alleen worden vervoerd onder omstandigheden waarin het mogelijk is de luchtkwaliteit, temperatuur en luchtdruk gedurende de hele reis op het juiste niveau te handhaven.
2.
De gezagvoerder dient op de hoogte te worden gesteld van de soort en locatie van en het aantal levende dieren aan boord van het luchtvaartuig, alsmede van eventueel te treffen maatregelen. De gezagvoerder dient zo spoedig mogelijk op de hoogte te worden gesteld wanneer zich onregelmatigheden voordoen met betrekking tot dieren die in toegankelijke vrachtruimen worden vervoerd.
3.
De dieren dienen zo kort mogelijk voor het geplande vertrek van het luchtvaartuig te worden ingeladen.
4.
Geneesmiddelen mogen uitsluitend worden gebruikt indien er zich een specifiek probleem voordoet en dienen te worden toegediend door een veearts of een andere bevoegde persoon die geïnstrueerd is in het gebruik van de geneesmiddelen. De gezagvoerder dient zo spoedig mogelijk op de hoogte te worden gesteld van tijdens de vlucht toegediende geneesmiddelen.
5.
In noodgevallen en indien een begeleider toegang tot de dieren heeft, in overeenstemming met artikel 25 van deze Overeenkomst, dient er een voor de diersoort(en) geschikt kalmerings- en/of euthanasiemiddel voorhanden te zijn dat alleen met instemming van de gezagvoerder mag worden gebruikt.
6.
Voor vertrek dient de begeleider op de hoogte te worden gesteld van de communicatieprocedure tijdens de vlucht; hij dient op doelmatige wijze met de bemanning te kunnen communiceren.