Rb. Amsterdam, 29-04-2008, nr. 13-520103-05
ECLI:NL:RBAMS:2008:BD2799
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
29-04-2008
- Zaaknummer
13-520103-05
- LJN
BD2799
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2008:BD2799, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 29‑04‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 29‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Vrijspraak voor witwassen. Onvoldoende bewijs dat het geld - afkomstig van een transactie in het kader van Hawala-bankieren - dat verdachte voorhanden had, van misdrijf afkomstig is.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/520103-05
Datum uitspraak: 29 april 2008 (bij vervroeging)
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 februari 2008 en 29 april 2008.
- 1.
Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
hij op of omstreeks 20 september 2005 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geldbedragen, te weten (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 32.200 EURO en/of 23.000 Engelse Ponden voorhanden heeft gehad, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
- 2.
Voorvragen
…
- 3.
Waardering van het bewijs
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en met de raadsman van verdachte - het telastegelegde niet bewezen.
Verdachte wordt verweten dat hij, al dan niet als medepleger, een groot geldbedrag heeft witgewassen. Feitelijk uitgewerkt komt het verwijt erop neer dat verdachte op 20 september 2005 een hoeveelheid bankbiljetten met een waarde van ongeveer € 32.200,= heeft opgehaald in een woning te Amsterdam en dit geld vervolgens in een auto heeft vervoerd.
De verdachte ontkent dat hij het geld voorhanden heeft gehad. Hij heeft tegenover de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij in de woning te Amsterdam een mobiele telefoon heeft opgehaald.
De rechtbank hecht, met de officier van justitie, geen geloof aan deze verklaring van verdachte en gaat er op grond van de verklaringen van de medeverdachten, de overige stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vanuit dat verdachte het geld voorhanden heeft gehad.
Voor een veroordeling terzake van witwassen dient echter te worden bewezen dat het geld van misdrijf afkomstig is en dat bewijs acht de rechtbank niet geleverd.
Voorop staat dat het onderzoek in de onderhavige zaak niet heeft geresulteerd in direct bewijs voor een criminele herkomst van het geld. De herkomst van het geld is niet vastgesteld. Aangenomen mag worden dat het geld dat verdachte in Amsterdam heeft opgehaald, de tegenwaarde vormde van een op 19 september 2005 te Manchester (Engeland) gedane betaling in contanten van 23.000 Engelse pond, maar naar de reden van die betaling en de herkomst van de Engelse ponden kan slechts worden gegist. Dat behoeft nog niet aan een bewezenverklaring in de weg te staan, te minder omdat de wet niet vereist dat vast komt te staan dat het geld van een bepaald misdrijf afkomstig is, mits zodanige omstandigheden komen vast te staan, dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is wel gebleken dat de door de verdachte verrichte geldtransactie plaatsvond onder omstandigheden die als zogenoemde typologieën van - en daarmee kenmerkend voor - witwassen zijn aan te merken. De verdachte heeft een groot geldbedrag in contanten opgehaald en vervoerd en het geld bestond overwegend uit kleine coupures. In het telefoonverkeer tussen de verdachte en zijn medeverdachten werd in versluierde en gecodeerde taal over het geld gesproken. Van een bedrijfseconomische noodzaak voor de transactie is niet gebleken.
Deze omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat het geld dat verdachte heeft opgehaald, van misdrijf afkomstig is, maar leveren daarvan nog niet het sluitend bewijs op.
Vast staat namelijk ook, zo volgt uit de verklaringen van medeverdachten, dat de transactie plaats heeft gevonden in het kader van zogenoemd Hawala-bankieren.
Hawala-bankieren is een systeem van ondergronds bankieren dat binnen bepaalde etnische groeperingen, onder andere binnen Turkse gemeenschappen, wordt gebruikt vooral voor het overboeken van gelden tussen personen in migratielanden en personen in het land van herkomst. Door middel van Hawala-bankieren worden wereldwijd zeer grote geldstromen afkomstig uit legale inkomensbronnen verplaatst en Hawala-bankieren als zodanig is niet gericht op het witwassen van criminele gelden, hoewel ook Hawala-bankieren voor dat doel wordt gebruikt. In de wijze waarop Hawala-bankieren in praktijk wordt gebracht, kunnen verscheidene typologieën van witwassen worden herkend, zoals (uiteraard allereerst) het overhandigen van grote hoeveelheden geld in contanten en het gebruikmaken van codes en versluierende taal.
Het bewijs dat hier via deze vorm van bankieren van misdrijf afkomstig geld van Engeland naar Nederland is gezonden, ontbreekt. Ten nadele van verdachte kan niet gelden dat hij voor de transactie geen verklaring heeft gegeven. Hij ontkent immers het geld in handen te hebben gehad en aan de transactie te hebben deelgenomen.
Het voorgaande moet leiden tot vrijspraak van verdachte. De overige bewijsverweren kunnen onbesproken blijven.
4. Beslissing
Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en G. Demmink , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Baltus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2008.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.