Hof Amsterdam, 18-07-2018, nr. 23-003372-14
ECLI:NL:GHAMS:2018:2583
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
18-07-2018
- Zaaknummer
23-003372-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:2583, Uitspraak, Hof Amsterdam, 18‑07‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:88
Uitspraak 18‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Onderzoek Mercedes II. Veroordeling tot drie jaren gevangenisstraf voor oplichting, witwassen en deelname aan een criminele organisatie die oplichting en witwassen als doel had. Verdachte heeft twee banken, door bij het verrichten van handelingen met opties van een systeemgebrek gebruik te maken, voor ruim € 44 miljoen opgelicht. De bedragen die hij hierdoor heeft verkregen, zijn steeds snel naar andere, onder meer buitenlandse, rekeningen van derden doorgesluisd en voor een deel contant opgenomen. Hij heeft bij dit alles een essentiële rol vervuld. Door snel ingrijpen hebben de banken ongeveer € 41 miljoen kunnen terughalen. Uiteindelijk zijn zij echter met een schade van ruim € 3 miljoen blijven zitten.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003372-14
datum uitspraak: 18 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-710004-11 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres (voorheen): [woonplaats] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 oktober 2015, 14 juni 2016, 17 juni 2016, 24 oktober 2016, 3 april 2018, 9 april 2018, 11 april 2018,
13 april 2018, 29 mei 2018, 27 juni 2018 en 4 juli 2018 alsmede, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 11 mei 2009 tot en met 23 mei 2011 te Bunschoten-Spakenburg en/of Heerewaarden en/of Amersfoort en/of Nijkerk en/of Altforst en/of Hoenderloo en/of Putten en/of Zeewolde, althans in Nederland en/of in Hongarije en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit de navolgende mededader(s):
- [medeverdachte 1] en/of
- [medeverdachte 2] en/of
- [medeverdachte 3] en/of
- [medeverdachte 4] en/of
- [medeverdachte 5] en/of
een of meerdere andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het oplichten van een of meerdere rechtsperso(o)n(en) (artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het verduisteren van een of meerdere geldbedrag(en) toebehorende aan een of meerdere rechtsperso(o)n(en) (artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het (gewoonte)witwassen van een of meerdere geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) uit misdrijf afkomstig (artikel 420(ter/bis/quater) van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het afpersen van een of meerdere perso(o)n(en) (artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht),
terwijl hij, verdachte, die organisatie (onder meer) heeft opgericht en/of geleid en/of bestuurd en/of binnen die organisatie een oprichtende en/of leidinggevende rol en/of besturende rol heeft vervuld;
2.
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 11 mei 2009 tot en met 13 mei 2009 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hoenderloo en/of Putten en/of Zeewolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere rechtsperso(o)n(en), te weten [bank 1] en/of [bank 1] en/of [bank 1] en/of [bank 1] , heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), te weten
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 11.736.647,00 (aangifte 5), althans enig geldbedrag, bestaande uit (ongeveer) EURO 10.861.647,00 en/of (ongeveer) EURO 875.000,00,
in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- -
zich telkens (onder een valse en/of andere naam) voorgedaan als een (bonafide) klant en/of (vervolgens)
- -
telkens aanzienlijke gecombineerde optieposities ingenomen welke telkens resulteerden in een aanzienlijke premieontvangst met daaraan een gekoppelde dekkingsverplichting van vergelijkbare omvang en/of (vervolgens)
- -
telkens jegens de genoemde rechtsperso(o)n(en) verzwegen het voornemen van hem en/of zijn mededaders om zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtsperso(o)n(en) totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane (optie)posities waren afgewikkeld,
waardoor die [bank 1] en/of die [bank 1] en/of die [bank 1] en/of die [bank 1] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair:
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 11 mei 2009 tot en met 13 mei 2009 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hoenderloo en/of Putten en/of Zeewolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en), te weten
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 875.000,00 (aangifte 5),
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [bank 1] en/of de [bank 1] en/of de [bank 1] en/of de [bank 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als klant (optiebelegger), onder zich had(den), telkens wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk telkens een of meerdere handeling(en) verricht (onder meer het overboeken van een of meerdere geldbedrag(en) naar een of meerdere bankrekening(en)) met als doel zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtsperso(o)n(en) totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane (optie)posities waren afgewikkeld;
3.
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 6 november 2009 tot en met
16 oktober 2010 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hoenderloo en/of Putten en/of Zeewolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere rechtsperso(o)n(en), te weten [bank 2] en/of [bank 1] en/of [bank 1] en/of [bank 1] en/of [bank 1] , heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 33.061.909,00 waaronder (onder meer):
- een bedrag van (ongeveer) EURO 5.279.000,00 (aangifte 1) en/of
- een bedrag van (ongeveer) EURO 9.019.920,00 (aangifte 2) en/of
- een bedrag van (ongeveer) EURO 9.489.740,00 (aangifte 3) en/of
- een bedrag van (ongeveer) EURO 8.990.280,00 (aangifte 4) en/of
- een bedrag van (ongeveer) EURO 284.380,00 (aangifte 6),
in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- -
zich telkens (onder een valse en/of andere naam) voorgedaan als een (bonafide) klant en/of (vervolgens)
- -
telkens aanzienlijke gecombineerde optieposities ingenomen welke telkens resulteerden in een aanzienlijke premieontvangst met daaraan een gekoppelde dekkingsverplichting van vergelijkbare omvang en/of (vervolgens)
- -
telkens jegens de genoemde rechtsperso(o)n(en) verzwegen het voornemen van hem en/of zijn mededaders om zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtsperso(o)n(en) totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane (optie)posities waren afgewikkeld,
waardoor die [bank 2] en/of die [bank 1] en/of die [bank 1] en/of die [bank 1] en/of die [bank 1] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode(n) van 15 oktober 2010 tot en met
16 oktober 2010 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hoenderloo en/of Putten en/of Zeewolde, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere rechtsperso(o)n(en), te weten [bank 2] , te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten:
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 8.990.280,00 (aangifte 4),
in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- -
zich telkens (onder een valse en/of andere naam) voorgedaan als een (bonafide) klant en/of (vervolgens)
- -
telkens aanzienlijke gecombineerde optieposities ingenomen welke telkens resulteerden in een aanzienlijke premieontvangst met daaraan een gekoppelde dekkingsverplichting van vergelijkbare omvang en/of (vervolgens)
- -
telkens jegens de genoemde rechtsperso(o)n(en) verzwegen het voornemen van hem en/of zijn mededaders om zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtsperso(o)n(en) totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane (optie)posities waren afgewikkeld,
waardoor die [bank 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 6 november 2009 tot en met
16 oktober 2010 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hoenderloo en/of Putten en/of Zeewolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 24.071.629,00 waaronder (onder meer):
- een bedrag van (ongeveer) EURO 5.279.000,00 (aangifte 1) en/of
- een bedrag van (ongeveer) EURO 9.019.920,00 (aangifte 2) en/of
- een bedrag van (ongeveer) EURO 9.489.740,00 (aangifte 3) en/of
- een bedrag van (ongeveer) EURO 284.380,00, althans (ongeveer) EURO 282.969,00 (aangifte 6),
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [bank 2] en/of de [bank 1] en/of de [bank 1] en/of de [bank 1] en/of de [bank 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als klant (optiebelegger), onder zich had(den), telkens wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk telkens een of meerdere handeling(en) verricht (onder meer het overboeken van een of meerdere geldbedrag(en) naar een of meerdere bankrekening(en)) met als doel zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtsperso(o)n(en) totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane (optie)posities waren afgewikkeld;
en/of
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode(n) van 15 oktober 2010 tot en met
16 oktober 2010 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hoenderloo en/of Putten en/of Zeewolde, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en), te weten:
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 8.990.280,00 (aangifte 4),
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [bank 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als klant (optiebelegger), onder zich had(den), telkens wederrechtelijk zich toe te eigenen, toen aldaar opzettelijk telkens een of meerdere handeling(en) heeft/hebben verricht (onder meer het regelen van een of meerdere bankrekening(en) waarnaar het/de geldbedrag(en) kon(de) worden overgeboekt en/of het overboeken van een of meerdere geldbedrag(en) naar een of meerdere bankrekening(en)) met als doel zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtspersoon totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane (optie)posities waren afgewikkeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 4 november 2009 tot en met
10 november 2009, te Bunschoten-Spakenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (van) een of meerdere voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten (onder meer):
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 282.969,00, althans EURO 270.000,00 (aangifte 6), in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of wie die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of (gedeeltelijk) overgedragen en/of (gedeeltelijk) omgezet, althans van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Bewijsoverwegingen
Aan de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] is tenlastegelegd dat zij - tezamen - deel uitmaken van een criminele organisatie.
De criminele organisatie heeft volgens de tenlastelegging - kort weergegeven - het oogmerk op
het plegen van de volgende misdrijven:
- het oplichten van rechtspersonen en/of het verduisteren van een of meerdere geldbedrag(en) toebehorende aan rechtspersonen (het hof begrijpt de [bank 1] en de [bank 2] );
- het (gewoonte)witwassen van geldbedragen en/of voorwerpen (het hof begrijpt afkomstig uit oplichting en/of verduistering van geldenbedragen van de [bank 1] en de [bank 2] );
- het afpersen van een of meerdere perso(o)n(en) (het hof begrijpt het afpersen van [slachtoffer] ),
Het hof zal (nu) eerst onderzoeken in hoeverre de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan
de onderliggende misdrijven. Daarna zal het hof de vraag beantwoorden of en zo ja welke verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie.
Oplichting en/of verduistering [bank 1] en [bank 2]
[bank 1] 11 mei 2009 (aangifte 5)
Op 11 mei 2009 nam [verdachte] samen met [betrokkene 1] via het concept Direct Beleggen van de [bank 1] een optiepositie in, middels een computer in de woning van [verdachte] te Bunschoten-Spakenburg, waarbij de beleggingsrekening van [betrokkene 1] bij de [bank 1] werd gebruikt.
Deze optiepositie betrof een zogeheten combinatieorder AEX indexopties, opgebouwd uit verschillende kleinere orders. Die order bestond uit het enerzijds zichzelf verschaffen van een recht, waarvoor de klant van de beleggingsrekening geld moest betalen, en anderzijds het aangaan van een verplichting (ook wel het ‘schrijven’ van een optie) waarvoor de klant geld ontving. De financiële toetsing van deze positie vond plaats op basis van het (geringe) verschil tussen het te betalen en het te ontvangen bedrag,
ook wel ‘agio’ genaamd, aangevuld met de eventueel verschuldigde ‘margin’, zijnde de dekking
die de rekeninghouder ter zekerheid van de bank moet bieden voor het toekomstige voldoen aan de verplichtingen (van de klant) volgende uit de optiepositie.
Deze transacties bleken door een later vastgestelde ‘bug’ in de systemen te kunnen worden uitgevoerd zonder de zogenaamde margin-verplichtingen in aanmerking te nemen.
In de nacht van 11 op 12 mei 2009 wordt door de [bank 1] de optiepositie administratief afgewikkeld, inhoudende dat de uit de optiepositie voortvloeiende betaling en vergoeding worden geboekt.
Vanwege het systeem moest zowel de afschrijving als de bijschrijving behorende bij de optietransactie plaatsvinden op de aan de beleggingsrekening gekoppelde spaarrekening van [betrokkene 1] , eveneens bij
de [bank 1] . Omdat de afschrijving het eerst plaatsvond en deze spaarrekening geen of niet voldoende ‘funding’ had - het saldo op de spaarrekening was daarvoor te laag (een spaarrekening kan niet ‘rood’ staan) - vond voorts deze afschrijving (van vrijwel dezelfde hoogte als de bijschrijving) tijdelijk ten
laste van de tussenrekening van de bank plaats. De bijschrijving even later vond echter wel op de spaarrekening van [betrokkene 1] plaats. Dit leidde ertoe dat van deze order (tijdelijk) een groot bedrag
(als gevolg van het schrijven van de optie) te weten € 11.736.647 beschikbaar kwam op de spaarrekening van [betrokkene 1] , voordat de bank de gecombineerde optieorder volledig had verwerkt. Als er verder (gedurende de administratieve afwikkeling door de bank van de gehele optiepositie) door de rekeninghouder geen handelingen waren verricht, had verrekening van de bancaire tussenrekening met de spaarrekening op reguliere wijze plaatsgevonden. Echter, op 12 mei 2009 om 04.30 uur ’s-nachts werd via het IP-adres 86.90.163.115 ingelogd op de internetsite telebankieren van de [bank 1] , waarna van de genoemde premiebetaling via 18 betalingsopdrachten in totaal een bedrag van € 875.000 vanaf de spaarrekening naar de betaalrekening van [betrokkene 1] werd overgeboekt.
Vervolgens werden op 12 mei en 13 mei 2009 opdrachten tot overboeking ingevoerd om bedragen
over te boeken naar andere rekeningen, hetgeen ook heeft plaatsgevonden. Door ingrijpen van de bank werden deze bedragen teruggehaald of werd de rekening waarnaar deze bedragen waren overgeboekt, geblokkeerd.
Op 6 mei 2009 had [verdachte] reeds een soortgelijke combinatieorder, toen via zijn eigen beleggingsrekening, geplaatst. De afschrijving en bijschrijving, die op dezelfde wijze moeten zijn verwerkt, bedroegen beide ruim € 0,9 miljoen.
Oordeel van het hof
[verdachte] heeft in zijn verklaring van 14 mei 2009 erkend deze gecombineerde optiepositie te hebben ingenomen. Hij heeft in zijn schrijven aan de bank te kennen gegeven verrast te zijn geweest dat ten gevolge van de transactie een dergelijk groot geldbedrag beschikbaar kwam. Vervolgens heeft hij, naar zijn zeggen uit balorigheid, de overboekingen verricht. In de eerste plaats moest het [verdachte] , zeker als ervaren belegger, duidelijk zijn dat het op de rekening van [betrokkene 1] bijgeboekte bedrag van ruim € 11,7 miljoen niet de verwerking van zijn gehele gecombineerde optiepositie was, maar slechts van een deel, te weten de premieontvangst die zag op het schrijven van opties, het aangaan van een verplichting. Het ging immers bij de gecombineerde optiepositie tegelijkertijd om de aan- en verkoop van opties, waarbij het daarmee gemoeide aan- en verkoopbedrag vrijwel gelijk was. Bij de verwerking zouden beide bedragen dan ook logischerwijs vrijwel tegen elkaar worden weggestreept. Het was dan ook evident dat het - nog geen dag na het innemen van de positie - bijgeschreven bedrag alleen de premieontvangst betrof, hetgeen het gevolg was van een systeemfout. Dat [verdachte] toevallig tegen deze systeemfout aanliep, zoals uit het genoemde schrijven zou kunnen volgen, verwerpt het hof op grond van het volgende. [verdachte] had enkele dagen eerder - op 6 mei 2009 - een soortgelijke gecombineerde, zij het kleinschaliger, optiepositie ingenomen. Vervolgens nam hij enkele dagen later - op 11 mei 2009 - deze gecombineerde optiepositie in, die hij ten opzichte van de eerdere tot het tienvoudige van de omvang vergrootte. Vervolgens boekte hij in het holst van de nacht, om 04:30 uur, direct een deel van het geldbedrag dat op de spaarrekening van [betrokkene 1] beschikbaar was gekomen, over naar diens betaalrekening. Daaruit leidt het hof af dat [verdachte] welbewust en met de doelstelling van de systeemfout te profiteren, de optiepositie heeft ingenomen. Daarmee handelde hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij het op 11 mei 2009 wederom innemen van een soortgelijke optiepositie onder de omstandigheden als hiervoor geschetst zich laat kwalificeren als een listige handeling of kunstgreep. De bank stelde het geldbedrag beschikbaar als gevolg van deze oplichtingsmiddelen, daaraan doet niet af dat dit volledig geautomatiseerd verliep. De bank zou dat zonder die oplichtingsmiddelen niet hebben gedaan. De bank werd in juridische zin dan ook door die middelen tot afgifte bewogen. Na de afgifte kon [verdachte] , als degene die toegang tot de bankrekening had, als heer en meester over het geldbedrag beschikken.
[bank 1] 6 november 2009 (aangifte 6)
Op 6 november 2009 werd een soortgelijke gecombineerde AEX-optiepositie ingenomen waarbij gebruik werd gemaakt van de beleggingsrekening van [betrokkene 2] bij de [bank 1] . Deze rekening was op
26 juni 2009 geopend. Het IP-adres dat voor het innemen van de posities werd gebruikt, was het statische IP-adres op naam van [verdachte] , gekoppeld aan zijn woonadres te Bunschoten-Spakenburg.
Als gevolg van deze order werd € 284.386 op de spaarrekening van rekeninghouder [betrokkene 2] bijgeschreven. Vanaf die spaarrekening werd het geld doorgeboekt naar de betaalrekening ten name van [betrokkene 2] , waarna van die rekening tussen 04:50 uur en 07:45 uur gelden werden overgeboekt naar rekeningen ten name van [medeverdachte 6] en [betrokkene 8] .
Op naam van deze [medeverdachte 6] was daaraan voorafgaand al op 4 november 2009 een bestelling van tien kilo goud bij de [bank 3] gedaan. Dit goud werd op 6 november 2009 bij de [bank 3] te Rotterdam door de geïdentificeerde rekeninghouder [medeverdachte 6] en een andere persoon, [medeverdachte 1] , de zoon van
[verdachte] , opgehaald.
Eerder, op 20 en 21 oktober 2009, was reeds een vergelijkbare gecombineerde optiepositie ingenomen. Ook toen waren vervolgens bedragen van de spaarrekening van [betrokkene 2] naar zijn betaalrekening doorgeboekt. Deze bedragen werden van deze betaalrekening vervolgens voor een deel overgeboekt
naar een rekening ten name van [verdachte] .
[bank 2] 19 maart 2010 (aangifte 1)
Op 19 maart 2010 werd gedurende de dag via de rekening van [betrokkene 3] bij de [bank 2] een gecombineerde optiepositie met AEX-opties ingenomen, opgebouwd uit 55 gecombineerde optietransacties. De optiepositie werd ingenomen via een IP-adres gekoppeld aan een bungalow op een bungalowpark te Hoenderloo.
Binnen het systeem van [bank 2] waren de optieposities van de op 19 maart 2010 vervallen opties op enig moment afgeboekt. Op dat moment verviel tevens de marginverplichting. De verrekening van de exercise en de assignment had echter pas enkele uren later plaats. In de tussenliggende periode kreeg de rekening van [betrokkene 3] ten onrechte een te hoge beschikkingsruimte van ruim € 5,6 miljoen. In die periode werd van de rekening van [betrokkene 3] in totaal € 5.279.000 overgeboekt naar bankrekeningen bij de [bank 4] in Hongarije, te weten € 2,43 miljoen naar de rekening van [bedrijf 1] en € 2,849 miljoen naar de rekening van [bedrijf 2] .
Eerder, op 19 en 20 februari 2010, was de rekening van [betrokkene 3] eveneens via een IP-adres gekoppeld aan een bungalow op een bungalowpark bezocht, in dat geval een park te Putten. Via hetzelfde IP-adres, met een korte tijdsduur tussen de bezoeken, was de rekening van [verdachte] bezocht.
[bank 2] 16 april 2010 (aangifte 2)
Op 16 april 2010 werd gedurende de dag via internetbankieren via de rekening van [betrokkene 4] een gecombineerde optiepositie met AEX-opties ingenomen, opgebouwd uit verschillende gecombineerde optietransacties. Deze positie werd ingenomen vanaf een IP-adres gerelateerd aan een bungalow op een bungalowpark te Eerbeek. De afloopdatum van deze opties was 16 april 2010. Binnen het systeem van [bank 2] werden de optieposities van de op 16 april 2010 vervallen opties op enig moment afgeboekt. Op dat moment verviel tevens de marginverplichting. In de tussenliggende periode had [betrokkene 4] ten onrechte een te hoge beschikkingsruimte van € 9.015.951 op zijn rekening. In die periode werd van de rekening van [betrokkene 4] € 9.019.920 overgeboekt naar andere rekeningen.
[bank 2] (aangifte 3 en 4)
Op 15 oktober 2010 werd via een [bank 2] -bankrekening ten name van [betrokkene 5] een gecombineerde optiepositie met AEX-opties ingenomen, opgebouwd uit verschillende gecombineerde optietransacties. Deze positie werd ingenomen vanaf een IP-adres gerelateerd aan een bungalowpark te Zwolle. De afloopdatum van deze opties was 16 oktober 2010. De gekochte put opties kostten totaal ruim € 3,6 miljoen. Voor de verkochte put opties werd ruim €13,1 miljoen ontvangen. Het verschil in betaalde en ontvangen optiepremies bedroeg € 9.489.740. Doordat de beleggingsorders werden afgewikkeld vanaf een spaarrekening (Beleggers Spaar Rekening) in plaats van een rekeningcourant, werd de waardering van de aangegane verplichtingen (de marginberekening) niet toegepast in het fiatsaldo. Hierdoor kon het verschil tussen de betaalde en ontvangen premies (ten onrechte) worden overgeboekt naar de studentenrekening van [betrokkene 5] . Van deze rekening werd het voornoemde bedrag overgeboekt naar diverse andere begunstigden. Op dezelfde datum, 15 oktober 2010, werd gedurende de dag via internetbankieren via de [bank 2] -bankrekening van [betrokkene 6] een gecombineerde optiepositie met AEX-opties ingenomen, opgebouwd uit verschillende gecombineerde optietransacties. Deze positie werd ingenomen vanaf een IP-adres gerelateerd aan hetzelfde bungalowpark te Zwolle. De afloopdatum van deze opties was diezelfde datum, vrijdag 15 oktober 2010. De ontvangst en de betaling van de optiepremie naar aanleiding van de optie-orders en de verrekening van de assignment en exercise vond niet gelijktijdig plaats. In de tussenliggende periode werd getracht het verschil aan gelden, een bedrag van € 8.990.280, door te boeken.
Het oordeel van het hof
Het hof acht bewezen dat [verdachte] telkens de hiervoor besproken optieposities heeft ingenomen en
de daaropvolgende overboekingen heeft verricht. Het voornaamste bewijs voor dat daderschap van
[verdachte] , naast verschillend ander ondersteunend bewijs, wordt gevormd door:
a. a) inloggegevens van IP-adressen (ten name van [verdachte] dan wel adressen waarmee ten laste gelegde overboekingen zijn verricht en die rechtstreeks aan [verdachte] zijn te linken) (aangiftes 6, 1, 3);
b) de herkenningen van de stem van [verdachte] in telefoongesprekken die direct in verband staan met deze feiten (aangiftes 6, 1, 2);
c) uitpeilgegevens van een telefoon die aan [verdachte] kan worden toegeschreven (aangifte 3, aangifte 4).
Het hof is (ad a) van oordeel dat hoewel niet is onderzocht of de internetaansluiting van [verdachte] beveiligd was en daardoor niet kan worden uitgesloten dat anderen dan [verdachte] gebruik hebben gemaakt van het netwerk en dat uit de uitpeilgegevens van een telefoon die aan [verdachte] kan worden gelinkt niet uitdrukkelijk blijkt dat die op een bepaald moment ook daadwerkelijk door [verdachte] werd gebruikt (ad. c) elk van deze bewijsmiddelen een directe en nadrukkelijke aanwijzing vormt voor de betrokkenheid van [verdachte] . Voor elk van de aangiftes is sprake van ten minste twee van de genoemde, nadrukkelijke aanwijzingen, die elkaar onderling versterken en die de mogelijkheid van een alternatief scenario uitsluiten. Voor aangiften 3 en 4 geldt dat het bewijs voor het daderschap over en weer geldt, nu deze optieposities nagenoeg gelijktijdig vanuit dezelfde locatie zijn ingenomen.
Het voorgaande geldt niet voor aangifte 2. Voor dat feit zijn er slechts de herkenningen van de stem van [verdachte] . Dat deze niet door een deskundige op het gebied van stemherkenningen zijn gedaan, maakt niet dat deze herkenningen niet van waarde kunnen zijn voor het bewijs. Alle herkenningen zijn stellig
en eensluidend. Bovendien zijn zij niet alleen verricht door verbalisanten die langer bij dit onderzoek betrokken zijn geweest, maar ook door de echtgenote van [verdachte] .
Verder geldt het volgende.
Het gaat bij alle aangiften van de [bank 2] telkens om ingenomen optieposities met de volgende kenmerken: a) de positie ziet op AEX-opties, b) de positie betreft een gecombineerde positie, waarbij zowel opties worden gekocht als verkocht, c) de positie wordt ingenomen met een relatief beperkt eigen vermogen, c) de positie wordt kort voor de expiratie ingenomen, d) de ontvangen optiepremie wordt nog tijdens de verwerkingsperiode ’s nachts doorgeboekt. Bij de laatste vier aangiftes gebeurde dit telkens vanuit een bungalow op een vakantiepark.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de handel in derivaten - zoals opties - vanwege het specifieke en technische karakter een zekere deskundigheid vergt. [verdachte] was een ervaren belegger en heeft bekend een optiepositie als deze te hebben ingenomen (zie het vermelde bij het onder 2) tenlastegelegde feit, aangifte 5 [bank 1] 11 mei 2009).
Voor elk van de besproken optieposities is voldoende bewijs voor de betrokkenheid van [verdachte] aanwezig. Verder weegt de voorgaande sterke gelijkenis in kenmerken van elk van de ingenomen posities en het patroon dat daaruit naar voren komt, in ondersteunende zin mee voor het bewijs.
De gebeurtenissen bij de [bank 1] op 6 november 2009 (aangifte 6) en die bij de vier [bank 2] aangiften laten zich alle kwalificeren als oplichting. De hiervoor bij het op 11 mei 2009 gepleegde feit (aangifte 5) gemelde omstandigheden gelden ook hier. In aanvulling op de daarin besproken oplichtingsmiddelen is bij de gebeurtenissen bij de [bank 1] op 6 november 2009 en die bij de vier [bank 2] aangiften tevens sprake van het oplichtingsmiddel ‘het aannemen van een valse naam’, aangezien [verdachte] daarbij telkens onbevoegd de naam en rekening van een andere persoon heeft gebruikt, kennelijk met het doel zelf buiten zicht te blijven.
Verduistering
Het hof merkt in het kader van de tenlastegelegde criminele organisatie nog op dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] de bedragen die door de banken op de bankrekeningen werden gestort heeft verduisterd nu het hof van oordeel is dat [verdachte] die bedragen door misdrijf, namelijk door oplichting, onder zich heeft.
Verzoek nader onderzoek
De raadsvrouw heeft verzocht om nader onderzoek dat - zo begrijpt het hof - antwoord zou kunnen geven op de vragen of sprake was van een reële economische waarde van de optietransacties, of het testgedrag alleen bij de zaken van de verdachte voorkwam en of sprake was van ‘unieke’ optieorders. In het verlengde van het nadere onderzoek zou een deskundige op het gebied van de optiehandel moeten worden benoemd en verzoekt de raadsvrouw [betrokkene 7] en de medewerker van de [bank 2] die het rapport AH7030 heeft opgesteld als getuige te horen.
Het hof overweegt dat beantwoording van de door de raadsvrouw genoemde drie vragen niet van belang is voor enige door het hof te nemen beslissing en wijst daarom het verzoek tot nader onderzoek af nu de noodzaak daartoe ontbreekt. Het hof acht – mede op grond van het voorafgaande testgedrag en het direct in het holst van de nacht overboeken van de premieontvangst – bewezen dat de verdachte de orders heeft geplaatst met het opzet om gebruik te kunnen maken van de bugs. Dat het type optieorders dat de verdachte daarvoor gebruikte wellicht ook door anderen dan de verdachte zijn gebruikt (wellicht met een meer bescheiden financiële omvang) en daarmee niet gesproken kan worden van unieke orders, doet daar niet aan af. Hetzelfde geldt voor de vraag of de order onder omstandigheden ook tot winst had kunnen leiden en daarmee een reële economische waarde zou kunnen hebben.
Goudstaven [medeverdachte 6] en witwassen [betrokkene 8]
Zoals uit het bovenstaande ten aanzien van aangifte 6 volgt, heeft [verdachte] op 6 november 2009 de [bank 1] voor € 284.386,- opgelicht. Dit bedrag werd door de bank op de spaarrekening van [betrokkene 2] bijgeschreven. [verdachte] heeft vervolgens € 284.380,- van de spaarrekening van [betrokkene 2] overgeboekt naar diens betaalrekening. Van die rekening heeft hij, nog steeds op 6 november 2009, een klein gedeelte, € 12.969,- naar de rekening van [betrokkene 8] en een groter deel, € 270.000,- naar de rekening van [medeverdachte 6] overgemaakt. Daaraan voorafgaand had [verdachte] al op 4 november 2009
- op naam van [medeverdachte 6] - tien kilo goud besteld bij de [bank 3] te Rotterdam. Dit goud, voor een aankoopbedrag van € 240.500,- is op 6 november 2009 betaald met het overgeboekte bedrag en door
[medeverdachte 6] en de zoon van verdachte, [medeverdachte 1] daadwerkelijk opgehaald. [betrokkene 8] heeft
zijn rekening ter beschikking gesteld. Toen dit met hem besproken werd, was [medeverdachte 1] aanwezig. [betrokkene 8] heeft het naar hem overgemaakte bedrag in het bijzijn van [medeverdachte 1] contant opgenomen.
Het oordeel van het hof
[verdachte] heeft een uit eigen misdrijf (oplichting) verkregen geldbedrag op de rekening van [betrokkene 2] verkregen en voorhanden gehad doordat hij over het geld op de rekening van [betrokkene 2] kon beschikken. Dit geld heeft hij vervolgens overgeboekt naar twee andere rekeningen. Het bedrag van de ene overboeking heeft hij omgezet in goud, het andere bedrag heeft hij contant laten opnemen, hetgeen omzetting van giraal naar chartaal geld inhoudt. Hiermee kan het ten laste gelegde witwassen door [verdachte] worden bewezen.
Criminele organisatie
Zoals hiervóór beschreven heeft [verdachte] in een periode van ongeveer 18 maanden twee keer de [bank 1] en vier keer de [bank 2] - bank opgelicht voor grote bedragen. Vanaf november 2009 gebruikt hij daarbij zonder daartoe formeel gemachtigd/bevoegd te zijn beleggingsrekeningen van derden. Bij het vervolgens doorboeken (en daarmee witwassen) van de aldus verkregen bedragen heeft hij anderen ingeschakeld.
Bij de oplichting van de [bank 2] rond 19 maart 2010, maakt [verdachte] vanaf de rekening
van [betrokkene 3] ruim € 5,6 miljoen over naar de Hongaarse bankrekeningen van twee Hongaarse vennootschappen. [medeverdachte 5] , de directeur van die vennootschappen kan over de saldi
op die rekeningen beschikken, maar is daar (fysiek) niet meer toe in staat als hij onverwacht op
22 maart 2010 wordt aangehouden en in beperkingen wordt gehouden.
[medeverdachte 2] gaat samen met - onder meer - [medeverdachte 4] op bezoek bij [slachtoffer] . [medeverdachte 5] had bij [slachtoffer] stukken (laten) liggen die nodig waren om te beschikken over de saldi op genoemde Hongaarse rekeningen.
Nadat met hulp van [slachtoffer] diverse overboekingen hebben plaatsgevonden, gaan [medeverdachte 4] en
[medeverdachte 3] samen met [betrokkene 9] naar Hongarije om een deel van het geld (€ 850.000,-) contant op te nemen. Het betreft geld dat van een van voornoemde Hongaarse vennootschappen (via een Duitse zakenrekening van [BV] ) was terechtgekomen op een door [betrokkene 9] kort voordien bij de [bank 4] in Boedapest geopende bankrekening. [betrokkene 9] verklaart daarover dat hij eind maart-begin april 2010 was benaderd door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] om een bankrekening te openen in Hongarije, dat het zou gaan om uit de lucht gegrepen geld waardoor [betrokkene 9] begreep dat het geen zuivere koffie zou zijn.
Bij het contant maken van een ander deel van het geld dat door [verdachte] is overgemaakt op de Hongaarse bankrekeningen, komt [medeverdachte 2] andermaal in beeld. Nadat bij [slachtoffer] de benodigde gegevens zijn verkregen wordt op 19 april 2010 van een van de bankrekeningen € 1.950.000,- overgemaakt naar een Duitse bankrekening van [betrokkene 10] . Deze [betrokkene 10] - die [medeverdachte 2] in dit verband herkent als een van de betrokkenen - verklaart dat hij tegen een vergoeding, akkoord is gegaan met
het op zijn rekening laten storten van een omvangrijk bedrag dat hij vervolgens contant moest opnemen en afdragen.
[medeverdachte 1] is al eerder in beeld, en wel bij het witwassen van door oplichting verkregen geld in november 2009. Die oplichting was gepleegd door [verdachte] en het witwassen gebeurt doordat
met voornoemd geld goudstaven worden gekocht en later worden opgehaald door onder andere
[medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] is ook in beeld, samen met [medeverdachte 2] , bij het regelen van een bankrekening op naam van [betrokkene 11] . Deze bankrekening had gebruikt moeten worden voor het doorboeken (en daarmee witwassen) van geld dat was verkregen door oplichting van [bank 2] rond 15 oktober 2010. De poging blijft uiteindelijk zonder resultaat, maar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] regelen wel de benodigde bankrekening. [medeverdachte 4] is betrokken bij het witwassen van gelden via het bedrijf van [BV] .
Voor het bewijs van de hiervoor genoemde feiten wordt verwezen naar hetgeen met betrekking tot
die feiten reeds eerder in dit arrest is overwogen, alsmede naar de bewijsmiddelen aan dit arrest gehecht.
Het hof is gezien het vorenstaande van oordeel dat ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte 1] bewezen kan worden dat zij van november 2009 tot en met oktober 2010 deel hebben genomen aan een criminele organisatie op de wijze als hierna bewezen zal worden verklaard.
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn deel gaan uitmaken van de criminele organisatie vanaf de oplichting van de [bank 2] in maart 2010. [medeverdachte 5] komt vlak na het overmaken van het geld onvrijwillig vast te zitten, maar [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] blijven handelingen verrichten om het uit misdrijf verkregen geld wit te wassen.
Overwogen wordt in dit verband dat op grond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden vaststaat dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen waarbij [verdachte] banken oplichtte en vervolgens de overige personen al dan niet gezamenlijk met [verdachte] witwasactiviteiten ontplooiden. Het uiteindelijke doel van hen allen was te kunnen beschikken over uit misdrijf verkregen gelden en daar voordeel mee te behalen, waarbij ieder een (eigen) rol had in het geheel, in de organisatie. Het hof acht niet bewezen dat de criminele organisatie zich heeft beziggehouden met verduistering of afpersing.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
in de periode van 1 november 2009 tot en met 23 mei 2011 te Bunschoten-Spakenburg en Heerewaarden en Amersfoort en Nijkerk en Altforst en Hoenderloo en Putten en Zeewolde en elders in Nederland en in Hongarije en Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit de navolgende mededaders:
- [medeverdachte 1] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 3] en
- [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het oplichten van rechtspersonen (artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht) en
- het witwassen van geldbedragen en voorwerpen uit misdrijf afkomstig;
2.
in de periode van 11 mei 2009 tot en met 13 mei 2009 te Bunschoten-Spakenburg met het oogmerk zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, rechtspersonen, te weten [bank 1] en [bank 1] en [bank 1] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal € 11.736.647,00 (aangifte 5), hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk
- -
aanzienlijke gecombineerde optieposities ingenomen die resulteerden in een aanzienlijke premieontvangst en
- -
jegens de genoemde rechtspersonen verzwegen het voornemen van hem om zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtspersonen totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane optieposities waren afgewikkeld,
waardoor die [bank 1] en die [bank 1] en die [bank 1] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
in de periode van 6 november 2009 tot en met 16 oktober 2010 te Bunschoten-Spakenburg en Hoenderloo en Putten en Zeewolde, althans in Nederland telkens met het oogmerk zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen, rechtspersonen, te weten [bank 2] en [bank 1] en [bank 1] en [bank 1] , heeft bewogen tot de afgifte van
- een bedrag van € 5.279.000,00 (aangifte 1) en
- een bedrag van € 9.015.951,14 (aangifte 2) en
- een bedrag van € 9.489.740,00 (aangifte 3) en
- een bedrag van € 8.990.280,00 (aangifte 4) en
- een bedrag van € 248.368,- (aangifte 6),
hebbende verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk
- -
zich onder een andere naam voorgedaan als een bonafide klant en
- -
aanzienlijke gecombineerde optieposities ingenomen welke resulteerden in een aanzienlijke premieontvangst en
- -
jegens de genoemde rechtspersonen verzwegen het voornemen van hem om zich te onttrekken aan de verplichting tot het aanhouden van een dekking voor de aangegane verplichtingen jegens genoemde rechtspersonen totdat alle verplichtingen uit hoofde van aangegane optieposities waren afgewikkeld,
waardoor die [bank 2] en die [bank 1] en [bank 1] en [bank 1] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
in de periode van 4 november 2009 tot en met 10 november 2009, te Bunschoten-Spakenburg en in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders van een geldbedrag van in totaal € 282.969,00, (aangifte 6) de werkelijke aard en de herkomst verborgen en verhuld en een geldbedrag van in totaal € 282.969,00 (aangifte 6) verworven en voorhanden gehad en omgezet, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen en voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 primair en 3 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
plegen van oplichting.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich zes keer schuldig gemaakt aan het oplichtingen van banken. De verdachte wist door het gebruik van oplichtingsmiddelen telkens (het systeem van) de banken ertoe te bewegen tijdelijk zeer grote geldbedragen, in totaal ruim € 44.000.000,-, beschikbaar te stellen op bankrekeningen waarover de verdachte feitelijk beschikte, waarna de verdachte in een uiterst kort tijdbestek deze bedragen (of delen daarvan) overboekte naar rekeningen van andere personen of bedrijven in binnen- en buitenland. Vanaf november 2009 gebeurde een en ander in het kader van een criminele organisatie die erop was gericht de door de oplichting verkregen gelden, weg te sluizen en vervolgens contant of in de vorm van goudstaven op te nemen. Het gaat hierbij om ernstige strafbare feiten, die gedurende een langere periode werden gepleegd en waarbij het om zeer hoge bedragen ging. Als reactie op deze feiten kan niet met een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf van langere duur worden volstaan.
Dat dankzij het ingrijpen van de banken is voorkomen dat de criminele organisatie het grootste gedeelte van de vele buitgemaakte miljoenen fysiek in handen kon krijgen en daarmee het witwasproces kon voltooien, is niet een omstandigheid waarmee ten gunste van de verdachte rekening zal worden gehouden, nu dit geen verdienste van hem is maar juist een tegenvaller die hem hinderde in zijn oplichting. Dat gedurende langere tijd door een fout in het systeem van de banken voor de verdachte
deze mogelijkheid heeft bestaan, is evenmin een omstandigheid waarmee ten gunste van de verdachte rekening al worden gehouden. Dit kan immers geen rechtvaardiging vormen voor crimineel handelen.
Uiteindelijk is de schade “beperkt” gebleven tot een bedrag van ruim drie miljoen euro. De rest van het geld hebben de banken kunnen terughalen (AH7049, p. 10).
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en stelt in dit verband voorop dat is komen vast te staan dat gedurende langere tijd de fysieke gezondheid van de verdachte in sterke mate te wensen overlaat. Bij de strafoplegging is hiermee in strafmatigende zin rekening gehouden. Recentelijk bij e-mailbericht van 29 mei 2018 met bijlagen heeft de raadsvrouw van de verdachte het hof geïnformeerd over de huidige psychische toestand van haar cliënt. Zij heeft - zonder nadere onderbouwing - gevraagd dit mee te nemen in de beslissing. Naar aanleiding van dit verzoek wordt het navolgende overwogen. Uit de toegezonden stukken blijkt zonder meer dat de verdachte op dit moment in grote geestelijke nood verkeert. Uit die stukken blijkt echter niet dat bij de verdachte van enige ontoerekeningsvatbaarheid ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake zou zijn geweest. Evenmin kan op grond van die stukken iets gezegd worden over de toekomstige geestelijke gezondheidstoestand van de verdachte. Dat leidt ertoe dat het hof bij het bepalen van de straf met de huidige acute ernstige geestelijke problemen van de verdachte slechts in beperkte mate rekening kan houden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2018 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof overweegt met betrekking tot de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het volgende. Voorop staat dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als daarna hoger beroep volgt geldt in beginsel ook dat binnen twee jaren eindarrest dient te worden gewezen.
De verdachte is op 23 mei 2011 in verzekering gesteld. Vanaf dat moment kon de verdachte verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld en is de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn gaan lopen. De rechtbank heeft vervolgens op 18 augustus 2014 vonnis gewezen.
Het hof doet op 18 juli 2018 uitspraak.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. Tussen de inverzekeringstelling van de verdachte op 23 mei 2011 en de datum van het vonnis in eerste aanleg
18 augustus 2014 zijn meer dan twee jaren verstreken. Ook in hoger beroep is sprake van overschrijding van de redelijke termijn, aangezien het hof op 18 juli 2018 arrest wijst. De totale rechtsgang heeft daarmee zeven jaren en twee maanden in beslag genomen. Het hof zal bij de strafoplegging rekening houden met een overschrijding van de redelijke termijn van drie jaren en twee maanden.
Alles afwegende vindt het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld
in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de gehele strafprocedure in aanmerking genomen, zal het hof in plaats van de hiervoor genoemde in beginsel passende en geboden straf een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M. van Amsterdam en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid
van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 18 juli 2018, zijnde mr. C. de Beer buiten staat het arrest mede te ondertekenen.