Hof Leeuwarden, 09-02-2009, nr. 24-002552-07
ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2320
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
09-02-2009
- Zaaknummer
24-002552-07
- LJN
BH2320
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2320, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 09‑02‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 09‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Verduistering van een bromfiets. Werkstraf 30 uur.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002552-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-745086-07 en 19-620795-06 (Tul)
Arrest van 9 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 8 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Bosma, advocaat te Drachten.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde en hem ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 390,- zal worden toegewezen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging - conform de vordering van de advocaat-generaal - is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2006 tot en met 31 oktober 2006, te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2006 tot en met 29 januari 2007, te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], opzettelijk een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als door hem, verdachte, gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit verdacht vrij te spreken van het subsidiair ten laste gelegde, nu het meenemen van de bromfiets vanaf de vuilstort door verdachte niet kan worden aangemerkt als wederrechtelijk toe-eigenen.
Het hof overweegt als volgt.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij de bromfiets vlakbij, doch niet op de vuilstort heeft gevonden. Omdat hij vermoedde dat de bromfiets toebehoorde aan iemand, heeft verdachte naar eigen zeggen diverse pogingen ondernomen om de eigenaar te achterhalen. Dit is hem echter niet gelukt. Op enig moment tussen 30 oktober 2006 en 29 januari 2007 heeft hij de bromfiets verkocht voor € 50,-, omdat zijn moeder geld nodig had, aldus verdachte.
De bromfiets was op het moment dat verdachte hem aantrof en meenam geen res nullius en werd door verdachte ook niet als zodanig beschouwd. Verdachte was derhalve geen eigenaar van de bromfiets geworden, maar hij was houder van die bromfiets voor de rechtmatige eigenaar. Nu verdachte de bromfiets korte tijd later heeft verkocht aan een derde, heeft verdachte zich de bromfiets wederrechtelijk toegeëigend. Het hof acht het subsidiair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
in de periode van 30 oktober 2006 tot en met 29 januari 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk een bromfiets, toebehorende aan [benadeelde], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als door hem, verdachte, gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: verduistering.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een bromfiets door deze bromfiets te verkopen aan een derde, terwijl verdachte houder van deze bromfiets was voor de rechtmatige eigenaar [benadeelde]. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van [benadeelde].
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 november 2008 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde werkstraf van 30 uren passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 19-620795-06)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 10 juli 2006 is verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 390, subsidiair 6 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voormeld vonnis is op 10 juli 2006 onherroepelijk geworden. De proeftijd is ingegaan op 25 juli 2006 en liep tot 24 juli 2008.
De officier van justitie heeft op 21 augustus 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde geldboete, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit.
Gelet op het hierboven bewezenverklaarde strafbare feit, welk feit is begaan voor het einde van de proeftijd, zal het hof de vordering toewijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c (oud), 22d, 63 (oud) en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Assen van 10 juli 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een geldboete van driehonderdnegentig euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.