Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
Artikel 29 Spoedbewaring van opgeslagen computergegevens
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / ICT
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Een Partij kan een andere Partij verzoeken de spoedbewaring te bevelen of op soortgelijke wijze de spoedbewaring te bewerkstelligen van gegevens die zijn opgeslagen door middel van een computersysteem dat zich bevindt op het grondgebied van die andere Partij en ten aanzien waarvan de verzoekende Partij voornemens is een verzoek om wederzijdse bijstand in te dienen voor het doorzoeken van, het zich op vergelijkbare wijze toegang verschaffen tot, het in beslag nemen of op vergelijkbare wijze zekerstellen van of het verstrekken van de bedoelde gegevens.
2.
In een verzoek om vastlegging ingevolge het eerste lid wordt het volgende vermeld:
- a.
de autoriteit die om de bewaring verzoekt;
- b.
het strafbare feit waarop het strafrechtelijk onderzoek of de strafvervolging betrekking heeft en een korte uiteenzetting van de daarop betrekking hebbende feiten;
- c.
de opgeslagen computergegevens die moeten worden bewaard en de relatie hiervan met het strafbare feit;
- d.
alle beschikbare informatie die het mogelijk maakt de beheerder van de opgeslagen computergegevens te identificeren of de locatie van het computersysteem te achterhalen;
- e.
de noodzaak van de bewaring; en
- f.
het feit dat de Partij voornemens is een verzoek om wederzijdse bijstand in te dienen voor het doorzoeken van, het zich op vergelijkbare wijze verschaffen van toegang tot, het in beslag nemen, het op vergelijkbare wijze zekerstellen of het verstrekken van de opgeslagen computergegevens.
3.
Na ontvangst van het verzoek van een andere Partij, neemt de aangezochte Partij alle passende maatregelen om over te gaan tot de spoedbewaring van de vermelde gegevens, in overeenstemming met haar nationale recht. Om aan een verzoek te voldoen mag dubbele strafbaarheid niet worden vereist als voorwaarde voor zodanige bewaring.
4.
Een Partij die dubbele strafbaarheid vereist als voorwaarde voor het voldoen aan een verzoek om wederzijdse bijstand voor het doorzoeken van, het zich op vergelijkbare wijze verschaffen van toegang tot, het inbeslagnemen, het op vergelijkbare wijze zekerstellen of het verstrekken van de gegevens kan, ten aanzien van andere feiten dan die welke overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 11 van dit Verdrag strafbaar zijn gesteld, zich het recht voorbehouden het verzoek om bewaring ingevolge dit artikel te weigeren wanneer zij redenen heeft om aan te nemen dat op het tijdstip van de verstrekking niet aan de voorwaarde van dubbele strafbaarheid kan worden voldaan.
5.
Daarnaast kan een verzoek om vastlegging alleen worden geweigerd indien:
- a.
het verzoek een strafbaar feit betreft dat door de aangezochte Partij wordt aangemerkt als een politiek delict of een strafbaar feit dat verband houdt met een politiek delict, of
- b.
de aangezochte Partij van oordeel is dat de inwilliging van het verzoek het risico in zich draagt van aantasting van haar soevereiniteit, haar veiligheid, haar openbare orde of andere wezenlijke belangen.
6.
Wanneer de aangezochte Partij van mening is dat de bewaring de toekomstige beschikbaarheid van de gegevens niet waarborgt of de vertrouwelijkheid van het onderzoek van de verzoekende Partij in gevaar brengt of het onderzoek van de verzoekende Partij anderszins schaadt, brengt zij de verzoekende Partij hiervan terstond op de hoogte, die vervolgens bepaalt of het verzoek niettemin moet worden uitgevoerd.
7.
Iedere bewaring die wordt gerealiseerd in antwoord op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, blijft gehandhaafd gedurende een termijn van ten minste 60 dagen, teneinde de verzoekende Partij in de gelegenheid te stellen een verzoek in te dienen voor het doorzoeken van, het zich op vergelijkbare wijze toegang verschaffen tot, het in beslag nemen of op vergelijkbare wijze zekerstellen van of het verstrekken van de gegevens. Na de ontvangst van een dergelijk verzoek blijft de bewaring van de gegevens gehandhaafd in afwachting van een beslissing op het verzoek.