Rb. Groningen, 12-04-2010, nr. 18/630673-09 (Promis)
ECLI:NL:RBGRO:2010:BM0845
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
12-04-2010
- Zaaknummer
18/630673-09 (Promis)
- LJN
BM0845
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2010:BM0845, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 12‑04‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Dood door schuld. Roekeloosheid. gevangenisstraf 3 jaren
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer:18/630673-09 (Promis)
datum uitspraak: 12 april 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. J.C. Spigt
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [plaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apel, Ter Apelervenen 10.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 december 2009, in de gemeente Groningen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met
dat opzet met een revolver, althans met een vuurwapen, die [slachtoffer] een kogel in
het hoofd, althans het lichaam, geschoten, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 21 december 2009, in de gemeente Groningen, door
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend en/of onachtzaam, een vuurwapen ter hand heeft genomen en/of
(vervolgens) dat vuurwapen heeft gericht op [slachtoffer] en/of de trekker van dat
vuurwapen heeft overgehaald, waarna dat wapen is afgegaan en die [slachtoffer]getroffen werd door een kogel uit dat wapen, waardoor het aan zijn schuld te
wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een
schotverwonding in het hoofd (inschotwond aan de binnenzijde van het linker
boven ooglid), heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 december 2009 tot en met 22 december
2009, in de gemeente(n) Groningen en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
een of meer wapens van categorie III, te weten twee revolvers (kaliber .22),
voorhanden heeft gehad.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ervan uit ging dat het wapen niet geladen was. Verdachte heeft niet de bewuste wetenschap gehad van het feit dat er wel een kogel in het wapen zat en verdachte heeft eveneens het gevolg niet gewild. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans op de dood niet aanvaard.
Het primair tenlastegelegd kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen en verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
De officier van justitie is van mening dat er wel sprake is geweest van roekeloos handelen. Verdachte is met twee wapens naar de woning aan de Lierstraat gegaan. Verdachte heeft aangegeven geen verstand te hebben van wapens en had van [getuige 1] gehoord dat de wapens niet deugden. Voorts heeft verdachte die avond joints gerookt. Verdachte en [getuige 1] hebben de patronen in en uit de wapens gehaald en er is vervolgens met de wapens "geklikt". Verdachte is, toen hij weg wilde gaan, gaan staan en heeft - ervan uitgaande dat er geen patronen in de wapens zaten- welbewust een wapen gepakt, waarna het wapen is afgegaan, waarbij [slachtoffer] op dodelijke wijze is geraakt. Naar de mening van de officier van justitie was er sprake van een ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Er is derhalve naar de mening van de officier van justitie sprake van dood door schuld, waarbij de schuld bestond uit roekloosheid.
Feit 2 kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman is van mening dat zowel uit de verklaring van verdachte als de verklaringen van alle (de-auditu) getuigen blijkt, dat het schot ongewild is afgegaan. Zowel [getuige 1] als verdachte hebben met het pistool "geklikt." Vast staat dat verdachte het schot heeft gelost. Het blijft echter onduidelijk of het verdachte is geweest die "per ongeluk" een patroon in de trommel van het betreffende wapen heeft laten zitten. Aangezien de kogels nog op tafel lagen, ging verdachte ervan uit dat het wapen ongeladen was. In ieder geval heeft verdachte bij het oppakken van het wapen niet bewust op [slachtoffer] gericht. Bij het afgaan van het wapen realiseerden zowel verdachte als [getuige 1] zich aanvankelijk niet dat [[slachtoffer]] was geraakt. Verdachte had voorts geen motief. Er is sprake geweest van een noodlottig ongeluk. Het is duidelijk dat er geen sprake is geweest van opzet, noch van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft toen hij het wapen oppakte om met [slachtoffer] te vertrekken, niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handeling dodelijk zou worden getroffen. Het primair ten laste gelegde kan derhalve niet worden bewezen en verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
De feitelijke toedracht dient te worden gezocht in het leerstuk van de (on) (bewuste) schuld. Naar de mening van de raadsman is er geen sprake van roekeloosheid maar is er, alles overziend, sprake van overtreding van artikel 307 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
De door verdachte afgegeven vuurwapens zijn in beslag genomen om door het NFI te worden onderzocht, onder andere om de categorie van beide vuurwapens te achterhalen. Dit rapport bevindt zich niet bij de stukken, waardoor het niet mogelijk is de categorie te bepalen.
Uit het toegezonden rapport van het NFI (18 maart 2010) blijkt dat beide revolvers oorspronkelijk gas/alarmrevolvers zijn geweest en dat de oorspronkelijke cilinder en loop vervangen zijn.
Daardoor is het niet uitgesloten dat de aanvalskracht is verhoogd, waardoor zij in een andere categorie vallen (categorie II). Gelet op vorenstaande dient verdachte te worden vrijgesproken. Mocht de rapportage wel aanwezig zijn en matchen met de inhoud van de tenlastelegging dan kan het feit bewezen worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 29 maart 2010 afgelegd, zakelijk weergeven:
Ik ben samen met [slachtoffer] naar de woning van [getuige 1] gegaan. Ik had twee wapens bij me. In de woning zaten we te dollen en te lachen. We hebben ook een jointje gerookt. We waren met de wapens aan het spelen. We haalden de trekker over en zo. We waren gewoon een beetje aan het "klikken". Ik ben zelf ook een keer stoer met het wapen in de kamer gaan staan. [getuige 1] liet mij zien hoe het wapen werkte en legde mij uit wat er fout was met het wapen en wat er gevaarlijk aan was. Hij had het er over dat er geboord was in de cilinder of zo en dat er geen veiligheid op zat. Ook had hij het over de ligging van de kamers of zo. Ik heb zelf geen verstand van wapens. Ik heb zelf de kogels uit het ene wapen gehaald en [getuige 1] uit het andere. We hebben de kogels eruit gehaald en er wel eens weer in gedaan, maar er daarna weer uitgehaald. Ik weet niet hoeveel kogels er in zaten. Dit is een of twee keer gebeurd. Ik wilde weg. Ik wilde het wapen pakken. Ik dacht dat het leeg was. Ik zag dat de kogels op tafel stonden. Het wapen was de hele avond leeg. Ik pakte het wapen en wilde wel degelijk nog een keer klikken, maar het wapen ging toen in een keer af. Ik ben onvoorzichtig geweest, dat staat vast. Ik heb niet op [slachtoffer]gericht. Ik had eerst niet eens door dat ik [slachtoffer] had geraakt. Ik weet niet hoeveel kogels er op tafel stonden. Op het moment dat ik het wapen pakte heb ik mij er niet van vergewist of het wapen echt leeg was.
Ik had geen ruzie met [slachtoffer]. Ik heb per ongeluk mijn beste vriend van het leven beroofd.
Processen-verbaal d.d. 22 december 2009 en 5 januari 2010, opgenomen op pagina 230 e.v. en 237 e.v. van dossier nr. 2009125346 d.d. 24 februari 2010 inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Het was 21 december 2009 rond half elf 's avonds. De deurbel ging en [verdachte] kwam samen met [slachtoffer] langs. [verdachte] liet [getuige 1] een wapen zien.
[getuige 1], [verdachte] en [slachtoffer] zaten in de woonkamer en ik hoorde dat ze over het pistool aan het praten waren. Volgens mij hoorde ik [getuige 1] zeggen dat het pistool niet goed was. Ik hoorde [verdachte] praten over het pistool. Ik hoorde hem zeggen dat het klemde of zo. Op een gegeven moment hoorde ik een hele harde knal.
[verdachte] gaat over het algemeen goed met [slachtoffer] om.
Ik zag dat [verdachte] het wapen in zijn hand had. Ik hoorde het klikken van het wapen. Ik bedoelde hiermee dat hij de trekker overhaalde. Ik ging er daarom vanuit dat er geen kogels in het wapen zaten.
[getuige 1] heeft mij verteld dat [verdachte] 2 pistolen had. Ik weet niet hoe het kan dat er een kogel in dat ding zat.
Processen -verbaal d.d. 24 december 2009 en 7 januari 2009, opgenomen op pagina 249 e.v. en 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergeven:
Ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer] zeggen:"Kom we gaan" en ik hoorde plots hierop een harde knal. Ik keek of ik geraakt was en of er iets kapot was in de kamer.
Ik heb wel 2 wapens gezien. Hij kwam binnen en had 2 wapens bij zich. Hij liet mij eentje zien. Ik haalde de kogels eruit. Toen zei ik: "Deze is niet goed."Ik heb hem teruggegeven. Hij had nog een andere. Daar zat hij mee te ouwehoeren. Hij gaf mij een kapotte revolver. Dat is de revolver op foto 1.1
Ik heb de kogels eruit gehaald. Hij zat vol. Ik heb de kogels aan [verdachte] gegeven. Volgens mij heeft [verdachte] de kogels op tafel gelegd. Hij had er nog een wapen en ging daar mee spelen. Hij ging de kogels eruit halen. Toen stond hij op en hoorde ik een knal.
Ik ging dus kijken of vuurwapen 1 goed was. Ik heb ook naar vuurwapen 2 2 gekeken en ook in mijn handen gehad. Ik heb hem aan [verdachte] teruggeven. Ik heb gekeken en geklikt en zo. Toen ik hem kreeg heb ik gekeken en er zaten geen patronen in. Ik heb hem toen teruggegeven en toen ging hij een beetje ouwehoeren en zo.
Een NFI rapport d.d. 4 februari 2010, opgemaakt door F.R.W. van der Goot, (los document horende bij voormeld strafdossier) zakelijk weergeven:
Er was een rafelige huidperforatie aan de binnenzijde van het linker bovenooglid (inschotopening).
Conclusie: Bij [slachtoffer], oud 28 jaren was uitval van het centrale zenuwstelsel en verwikkelingen daarvan ten gevolge van enkelvoudig schotletsel de oorzaak van het intreden van de dood.
Een proces-verbaal, d.d. 24 december 2009, opgenomen op pagina 88 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant G.H. Kappen, zakelijk weergeven:
Gedurende het onderzoek, betrekking hebbende op het schietincident, gepleegd op 21 december 2009 in de Lierstraat 58 te Groningen werden 2 vuurwapens in beslaggenomen. Onderzoek leverde op, dat het hierbij ging om vuurwapens genoemd in artikel 2 lid 1 categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Vrijspraak feit 1 primair
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank gaat er gelet op voornoemde bewijsmiddelen vanuit dat verdachte op 21 december 2009 samen met [slachtoffer] naar de woning van [getuige 1] is gegaan. Verdachte had twee verboden wapens bij zich. Verdachte wist - na zulks van [getuige 1] te hebben vernomen- dat deze wapens niet goed waren. Vervolgens heeft verdachte met deze wapens gespeeld en zijn de kogels (meerdere malen) in en uit de wapens gehaald. Verdachte was met de wapens aan het klikken en heeft ook stoer met het wapen in de kamer gestaan. Verdachte wilde op een gegeven moment samen met [slachtoffer] vertrekken en hij wilde nog één keer klikken. Verdachte heeft zich er toen niet van vergewist dat het wapen daadwerkelijk leeg was, maar ging hier vanuit, omdat hij de patronen op de tafel zag staan.
Niet is gebleken dat er sprake was van een ruzie en voorts is niet komen vast te staan dat verdachte op [slachtoffer] heeft gericht.
Uitgaande van vorenstaande overweegt de rechtbank met betrekking tot het opzet van verdachte als volgt.
De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat verdachte heeft gehandeld met de bedoeling om op [slachtoffer] te schieten. Hij was bevriend met hem. Uit de verklaring van verdachte en uit verklaringen van de getuigen blijkt niet dat er sprake was van animositeit tussen verdachte en [slachtoffer]. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat het wapen niet geladen was op het moment dat hij nog één keer wilde klikken. Tevens blijkt niet dat verdachte het wapen bewust in de richting van [slachtoffer] heeft gehouden. Zowel verdachte als [getuige 1] hadden nadat het schot was gelost in eerste instantie niet door dat [slachtoffer] was geraakt. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte een vergissing heeft begaan. Hij meende dat het wapen niet geladen was en was er zich niet van bewust dat dit wel het geval was. Dit betekent dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen bewuste wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat hij, door het wapen op te pakken en ermee te klikken, een kogel zou afvuren laat staan van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] daardoor dodelijk zou worden getroffen. Verdachte heeft het gevolg niet gewild, noch de aanmerkelijke kans op de dood aanvaard. Nu de rechtbank (voorwaardelijk) opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer] niet aanwezig acht, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Feit 1 subsidiair
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Door met het wapen te "spelen", terwijl hij geen verstand heeft van wapens, onder invloed was van softdrugs, van [getuige 1] had gehoord dat het wapen niet goed was, met dit wapen verschillende handelingen te verrichten strekkende tot het ontladen en laden van het wapen, er stoer mee te doen en uiteindelijk het wapen te pakken om nog een keer te klikken, zonder zich vergewist te hebben of het wapen daadwerkelijk ongeladen was, is er sprake van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Het subsidiair tenlastegelegde, dood door schuld in die zin van roekloosheid, acht de rechtbank derhalve bewezen.
Feit 2
Uit het proces-verbaal d.d. 24 december 2009 opgemaakt door verbalisant G.H. Kappen, blijkt dat de onder verdachte inbeslaggenomen vuurwapens, wapens zijn zoals genoemd in artikel 2 lid 1 categorie III van de Wet wapens en munitie. De rechtbank acht derhalve tevens feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 21 december 2009, in de gemeente Groningen, roekeloos, een vuurwapen ter hand heeft genomen en (vervolgens) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald, waarna dat wapen is afgegaan en
[slachtoffer] getroffen werd door een kogel uit dat wapen, waardoor het aan zijn schuld te
wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een
schotverwonding in het hoofd (inschotwond aan de binnenzijde van het linker
boven ooglid), heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij in de periode van 21 december 2009 tot en met 22 december
2009, in de gemeenten Groningen en Rotterdam wapens van categorie III, te weten twee revolvers (kaliber .22), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. (subsidiair) Aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, terwijl de schuld
bestaat uit roekeloosheid;
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis de aard en de ernst van de feiten, alsmede het strafblad van verdachte meegewogen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. Door zijn roekeloze handelen heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer veel leed aangedaan. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met het reclasseringsrapport dat omtrent verdachte is opgemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de grootste straf die verdachte heeft en zal hebben de wetenschap is dat hij onbedoeld een maat van hem heeft gedood en dat de nabestaanden van [[slachtoffer]] er levenslang mee zullen worden geconfronteerd. Elke op te leggen straf zal het leed niet verzachten. De raadsman is van mening dat aan verdachte een zo'n kort mogelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Subsidiar heeft de raadsman een korte deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal zeer ernstig feiten, te weten dood door schuld en wapenbezit.
Verdachte had op de fatale avond een tweetal geladen vuurwapens in zijn bezit. Verdachte is met deze wapens, samen met het latere slachtoffer naar de woning aan de Lierstraat gegaan. Daar werd, terwijl er een jointje werd gerookt, met het wapen gespeeld en "geklikt" en de kogels werden in en uit de wapens gehaald. Toen verdachte uiteindelijk samen met het latere slachtoffer weg wilde gaan en het wapen oppakte en nog één keer wilde "klikken", ging het wapen af. Het slachtoffer werd door een schot uit het, naar bleek inmiddels geladen, wapen van zeer nabij in het hoofd geraakt en is vrijwel onmiddellijk overleden.
Door verdachtes roekeloze gedrag heeft een 28- jarige man het leven verloren.
Het handelen van verdachte heeft bij de nabestaanden onherstelbaar leed, verdriet en pijn teweeggebracht en hun leven wordt sindsdien hierdoor beheerst. Dit is onder meer tot uitdrukking gekomen in de schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer.
In deze verklaring staat onder meer verwoord hoezeer de familie sinds de dood van hun familielid gebukt gaat onder het gemis van hun dierbare en de wijze waarop hij is omgekomen.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de straf die door de officier van justitie is geëist naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen ervan.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen gelet op het beslagoverzicht d.d. 2 maart 2010. De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een mes en wapens en munitie, moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang en het feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan, dan wel het voorwerp behoort verdachte toe en is bij het onderzoek aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de overige inbeslaggenomen goederen, zoals omschreven in het voornoemde beslagoverzicht, moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 8.018,65.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f,36c,36d, 57 en 307 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
een mes, wapens en munitie zoals vermeld op het beslagoverzicht d.d. 2 maart 2010
Gelast de teruggave van de overige op het beslagoverzicht d.d. 2 maart 2010 genoemde goederen aan de rechthebbende.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 8.018,65.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 8.018,65 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 75 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 8.018,65 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, P.H.M. Smeets en G. Eelsing, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2010.
1 Hier wordt verwezen naar de revolver die staat afgebeeld op de foto op pagina 256 van het strafdossier
2 Hier wordt verwezen naar de revolver die staat afgebeeld op de foto op pagina 257 van het strafdossier
10
[verdachte]/ 18/630673-09