Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 28 Bijstand bij invordering
Geldend
Geldend vanaf 11-12-1997
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding is tevens gepubliceerd in Maandbericht van november 1997. De bepalingen van Overeenkomst en Protocol vinden toepassing voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 01-01-1998.
- Bronpublicatie:
29-05-1991, Trb. 1991, 107 (uitgifte: 28-07-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-12-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-1997, Trb. 1997, 306 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
De Overeenkomstsluitende Staten nemen op zich elkaar hulp en bijstand te verlenen, in overeenstemming met hun onderscheiden wetgeving en administratieve praktijk, bij de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is en de op genoemde belastingen betrekking hebbende verhogingen, boetes, betalingen wegens termijnoverschrijdingen, interest en kosten.
2.
Op verzoek van de verzoekende Staat vordert de aangezochte Staat belastingvorderingen van de eerstgenoemde Staat in overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk met betrekking tot de invordering van zijn eigen belastingvorderingen. Deze vorderingen genieten echter geen voorrang in de aangezochte Staat en kunnen niet worden ingevorderd door middel van in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar. De aangezochte Staat is niet verplicht invorderingsmaatregelen te nemen waarin de wetgeving van de verzoekende Staat niet voorziet.
3.
De bepalingen van het tweede lid zijn slechts van toepassing op belastingvorderingen die onderwerp zijn van een executoriale titel in de verzoekende Staat en die, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten, niet wordt bestreden. Indien de vordering echter een belastingverplichting betreft van een persoon die geen inwoner van de verzoekende Staat is, is het tweede lid slechts van toepassing indien de vordering niet langer kan worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten.
4.
De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van belastingvorderingen betreffende een overledene of zijn nalatenschap is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de goederen verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, afhankelijk van de vraag of de belastingvordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de begunstigden daarvan.
5.
De aangezochte Staat is niet verplicht het verzoek in te willigen:
- a.
indien de verzoekende Staat niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;
- b.
indien en voor zover hij de belastingvordering in strijd acht met de bepalingen van deze Overeenkomst of met enige andere overeenkomst waarbij beide Overeenkomstsluitende Staten partij zijn.
6.
Het verzoek om administratieve bijstand bij invordering van een belastingvordering gaat vergezeld van:
- a.
een verklaring dat de belastingvordering een belasting betreft waarop deze Overeenkomst van toepassing is en die, onder voorbehoud van het derde lid, niet wordt of niet kan worden bestreden;
- b.
een officieel afschrift van de executoriale titel in de verzoekende Staat;
- c.
ieder ander document dat vereist is voor invordering;
- d.
indien van toepassing, een gewaarmerkt afschrift van een op de belastingvordering betrekking hebbende beslissing genomen door een administratief lichaam of een openbare rechterlijke instantie.
7.
De verzoekende Staat vermeldt het bedrag van de verschuldigde belasting die moet worden ingevorderd, zowel in de munteenheid van de verzoekende Staat als in de munteenheid van de aangezochte Staat. De wisselkoers die met het oog op de voorafgaande zin moet worden gebruikt, is de laatstbekende koers, zoals aangegeven door de centrale Bank van de verzoekende Staat. Ieder bedrag dat door de aangezochte Staat wordt ingevorderd, wordt naar de verzoekende Staat overgemaakt in de munteenheid van de aangezochte Staat. De overmaking geschiedt binnen een termijn van drie maanden na de datum van de invordering.
8.
Op verzoek van de verzoekende Staat neemt de aangezochte Staat met het oog op de invordering van een belastingbedrag, conservatoire maatregelen zelfs indien de vordering wordt bestreden of nog niet invorderbaar is, voor zover dat is toegestaan volgens de wetgeving en de administratieve praktijk van de aangezochte Staat.
9.
De executoriale titel in de verzoekende Staat wordt, indien passend en in overeenstemming met de in de aangezochte Staat van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een executoriale titel in de aangezochte Staat.
10.
Vragen betreffende het tijdvak waarbuiten niet langer kan worden ingevorderd vallen onder de wetgeving van de verzoekende Staat. Het verzoek om bijstand bij invordering geeft bijzonderheden aangaande dat tijdvak.
11.
Handelingen betreffende invordering, verricht door de aangezochte Staat ingevolge een verzoek om bijstand die overeenkomstig de wetgeving van die Staat een schorsende werking of een onderbreking van het in het tiende lid bedoelde tijdvak tot gevolg zouden hebben, worden geacht hetzelfde gevolg te hebben voor de toepassing van de wetgeving van de verzoekende Staat. De aangezochte Staat doet de verzoekende Staat mededeling van zodanige handelingen.
12.
De aangezochte Staat kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk dit toestaat in soortgelijke omstandigheden, echter niet zonder de verzoekende Staat hiervan eerst mededeling te doen.
13.
De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten stellen in onderling overlegregels vast betreffende het minimumbedrag van belastingvorderingen waarop het verzoek om bijstand bij invordering betrekking kan hebben, alsmede andere bepalingen betreffende de wijze van toepassing van dit artikel.
14.
De Overeenkomstsluitende Staten zien wederzijds af van de terugbetaling van kosten die voortvloeien uit de onderscheiden hulp en bijstand die zij elkaar verlenen bij de toepassing van deze Overeenkomst.