Hof Leeuwarden, 21-07-2011, nr. 24-000376-11
ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2534
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
21-07-2011
- Zaaknummer
24-000376-11
- LJN
BR2534
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2534, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 21‑07‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 21‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde feiten (primair: poging tot doodslag). Verdachte wordt veroordeeld wegens openlijke geweldpleging tegen personen en het medeplegen van zware mishandeling tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Partij(en)
Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000376-11
Uitspraak d.d.: 21 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 9 februari 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 31 maart 2011, 27 juni 2011 en 7 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van feit 1 primair, 2 en 3 primair tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen - voor zover onderworpen aan hoger beroep - zullen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 31 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet, die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of/vervolgens die [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, met kracht in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 31 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of een gebroken neus en/of letsel met een langdurige herstelperiode), heeft/hebben toegebracht, door die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te slaan/stompen en/of/vervolgens die [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag) opzettelijk met kracht meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te schoppen/trappen;
feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 31 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of/vervolgens (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, met kracht in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op of omstreeks 31 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen in de zij/ribbenkast van die [slachtoffer 1] en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd, van die [slachtoffer 2] en/of uit het gooien van metalen steigeronderdelen of ijzeren pinnen/buizen, in ieder geval harde voorwerpen, in de rug, in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of in de richting van voornoemde perso(o)n(en);
feit 3 primair:
hij op of omstreeks 25 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen en/of blauwe plekken en/of schaafwonden op armen en rug), heeft/hebben toegebracht, door deze opzettelijk
- -
bij de keel te grijpen en deze dicht te knijpen en/of (vervolgens)
- -
meermalen, althans eenmaal, met kracht en met gebalde vuist(en) tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- -
meermalen, althans eenmaal tegen de rug en/of in de buik en/of/elders tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen;
feit 3 subsidiair:
hij op of omstreeks 25 juli 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 2] bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of/vervolgens de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 2] met kracht en met gebalde vuist(en) tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 2] tegen de rug en/of in de buik en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
Op 31 juli 2010 heeft in [plaats] een vechtpartij plaatsgevonden tussen enerzijds de groep personen, waartoe aangever behoorde, en anderzijds de groep waartoe verdachte behoorde. Hierbij ging de agressie uit van de groep van verdachte. Tijdens dit incident is aangever [benadeelde 1] gestompt en, toen hij als gevolg hiervan op de grond terecht was gekomen, tegen zijn hoofd geschopt. Vast staat dat medeverdachte [medeverdachte 2] in ieder geval eenmaal tegen het hoofd van [benadeelde 1] heeft geschopt. Hoewel er voldoende wettig bewijs is dat verdachte daarna ook tegen het hoofd van [benadeelde 1] heeft geschopt, heeft het hof naar aanleiding van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 1 heeft gepleegd. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 3
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 3 wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Door en namens verdachte is ter zitting van het hof aangevoerd dat verdachte op 25 juli 2010 weliswaar een jongen van een schutting heeft getrokken en hem heeft geschopt en geslagen, maar dat dit niet heeft plaatsgevonden op een bouwplaats/-terrein, zoals aangever heeft verklaard. De mishandeling waar verdachte op doelt, vond plaats op een oprit, in een hofje. Mogelijk is aangever nadien, toen verdachte al was vertrokken, op de nabijgelegen bouwplaats door een medeverdachte (verder) mishandeld. Bovendien is het mogelijk dat de persoon die door verdachte is mishandeld een andere persoon is dan aangever, aldus de verdediging.
Het hof stelt ten aanzien van de feiten op grond van de verklaringen van aangever, verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] het volgende vast. Nadat er in uitgaansgelegenheid [bedrijf] een ruzie was geweest tussen een persoon uit de groep waartoe verdachte behoorde en een persoon uit de groep waartoe aangever behoorde is aangever, nadat eerst nog een fysiek incident (zonder letsel) had plaatsgevonden bij eetgelegenheid [bedrijf], met zijn vrienden achtervolgd door verdachte en zijn medeverdachten. Toen aangever over een schutting wilde klimmen om aan zijn achtervolgers te ontkomen, werd hij door verdachte naar beneden getrokken. Vervolgens vonden de ten laste gelegde handelingen plaats. Verdachte heeft aangever geschopt en geslagen en ook de beide medeverdachten hebben op dat moment geweld op aangever uitgeoefend. Aangever hield hieraan onder meer een gebroken oogkas en een gebroken jukbeen over.
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar had verteld dat hij rond 25 juli 2010 ruzie had gehad bij [bedrijf]. Verdachte had hierbij gezegd dat zijn witte jasje onder het bloed zat. Verdachte had [getuige] dat jasje laten zien, waarop [getuige] zag dat het jasje inderdaad onder het bloed zat.
Het hof overweegt, dat uit voorgaande blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de zware mishandeling van [benadeelde 2]. Dat de precieze plek waar de mishandeling van [benadeelde 2] heeft plaatsgevonden niet duidelijk is geworden acht het hof van ondergeschikt belang, nu op grond van voornoemde verklaringen is vast komen te staan dat [benadeelde 2] de persoon is die die nacht door verdachte en zijn medeverdachten is mishandeld.
Bovendien sluit de aard van de gewelddadige handelingen in de verklaringen van verdachte en aangever in zoverre mate op elkaar aan, dat niet aannemelijk is geworden dat de mishandeling waar [benadeelde 2] over heeft verklaard, ziet op het tijdsbestek dat verdachte reeds was afgehaakt. Ook staat vast dat verdachte nog aanwezig was bij de mishandeling op het moment dat aanzienlijk letsel bij aangever ontstond, gelet op verdachtes jasje dat nadien onder het bloed zat.
Het verweer van de verdediging dat verdachte rond hetzelfde tijdstip, in de directe nabijheid van waar de mishandeling van [benadeelde 2] heeft plaatsgevonden mogelijk een andere persoon, en dus niet [benadeelde 2], heeft mishandeld, wordt op geen enkele manier onderbouwd en is ook anderszins niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt op grond van voorgaande het verweer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 2:
hij op 31 juli 2010, te [plaats], met anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het slaan in de zij/ribbenkast van die [slachtoffer 1] en het meermalen slaan in het gezicht van die [slachtoffer 2] en uit het gooien van metalen steigeronderdelen of ijzeren pinnen/buizen in de rug van die [slachtoffer 3] en in de richting van voornoemde personen;
feit 3 primair:
hij op 25 juli 2010, te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en een gebroken jukbeen en blauwe plekken en schaafwonden op armen en rug), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- -
bij de keel te grijpen en deze dicht te knijpen en vervolgens
- -
meermalen met kracht en met gebalde vuist tegen het hoofd te stompen en
- -
tegen de rug en elders tegen het lichaam te schoppen en te slaan/stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsdelicten, te weten het medeplegen van zware mishandeling (op 25 juli 2010) en het plegen van openlijk geweld tegen personen (op 31 juli 2010). Beide incidenten vonden plaats na het uitgaan, onder invloed van alcoholhoudende drank en zonder noemenswaardige aanleiding. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Uit de stukken die zijn overgelegd door aangever [benadeelde 2] ten behoeve van de voeging als benadeelde partij, blijkt dat het op hem uitgeoefende geweld veel nare lichamelijke en psychische gevolgen voor hem heeft (gehad). Dit moet verdachte zichzelf aanrekenen.
Het hof heeft bij de straftoemeting - ten nadele van verdachte - in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 maart 2011 - eenmaal eerder, te weten in 2009, onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict, tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden wederom de fout in te gaan. Hoewel verdachte ter zitting een (deels) bekennende verklaring heeft afgelegd, heeft het hof niet de indruk bekomen dat verdachte (volledig) inzicht heeft in het laakbare van zijn handelen.
Het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de advocaat-generaal en de rechtbank. Dit werkt door in de strafoplegging.
Gelet op voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan niet met een andere straf worden volstaan dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur (24 maanden). Het hof ziet aanleiding om van de op te leggen gevangenisstraf een deel (6 maanden) voorwaardelijk op te leggen. Het hof beoogt met het opleggen van het voorwaardelijke deel tevens verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 3.450,27. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 3.290,29. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.415,11. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De verdachte zal, als de in het ongelijke gestelde partij, in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil, worden veroordeeld.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1],
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 2], terzake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.415,11 (tweeduizend vierhonderdvijftien euro en elf cent) bestaande uit EUR 415,11 (vierhonderdvijftien euro en elf cent) materiële schade en EUR 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 2.415,11 (tweeduizend vierhonderdvijftien euro en elf cent) bestaande uit EUR 415,11 (vierhonderdvijftien euro en elf cent) materiële schade en EUR 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 21 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.P. van Stempvoort is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.