Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad
Einde inhoudsopgave
Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (R&P nr. InsR11) 2019/2.7.1:2.7.1 Algemeen
Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (R&P nr. InsR11) 2019/2.7.1
2.7.1 Algemeen
Documentgegevens:
mr. A. Karapetian, datum 01-01-2019
- Datum
01-01-2019
- Auteur
mr. A. Karapetian
- JCDI
JCDI:ADS348514:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Materieel strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voordat de term ‘ernstig verwijt’ als zodanig haar intrede had gedaan in onze rechtspraak en literatuur, waren er auteurs die meenden dat bestuurders enkel in geval van opzet, kwade trouw en grove zorgeloosheid persoonlijk aansprakelijk waren. Van Creveld betoogde dat dit in ieder geval gold voor verenigingen die niet winstverdeling onder de leden als doel hebben.1 De onderbouwing hiervan zocht hij echter niet in overwegingen van dogmatische aard over de positie van de bestuurder, maar in ‘zakelijke motieven’ van algemeen belang. Uitsluitend indien het in het algemeen belang was om de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder uit te sluiten, diende dat te gebeuren. Want, ‘het enkele feit dat voor een Vennootschap, of voor eene Vereeniging gehandeld is, zegt niets’, aldus Van Creveld.2 Hij hanteerde daarbij de regel dat hoewel de dader bij een onrechtmatige daad die hij pleegt op het terrein van zijn bevoegdheid de ‘corporatie’ bindt, hij in de eerste plaats zichzelf bindt. Dit is overigens ook in lijn met de opmerking van Van der Grinten dat een ‘rechtsorde van vrije mensen mede tot grondslag [heeft] dat eenieder verantwoordelijk is voor eigen daden, ongeacht of hij in de uitoefening van een functie heeft gehandeld’.3