Hof 's-Hertogenbosch, 04-08-2015, nr. HD 200.136.845, 01
ECLI:NL:GHSHE:2015:2999
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
04-08-2015
- Zaaknummer
HD 200.136.845_01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:2999, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 04‑08‑2015; (Hoger beroep)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2014:993
ECLI:NL:GHSHE:2014:993, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 08‑04‑2014; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2015:2999
Uitspraak 04‑08‑2015
Inhoudsindicatie
Bewijswaardering
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.845/01
arrest van 4 augustus 2015
in de zaak van
Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn te Amstelveen,
tegen
[geïntimeerde] (in de appeldagvaarding aangeduid als [geïntimeerde] ),
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J.A. Dielissen te Wouw,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 8 april 2014 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda onder zaaknummer 723714 CV EXPL 12-3832 gewezen vonnissen van 25 juli 2012, 31 oktober 2012 en 31 juli 2013.
6. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenarrest van 8 april 2014;
- -
het proces-verbaal van de enquête van 12 juni 2014;
- -
het proces-verbaal van de voortzetting van de enquête en van de contra-enquête van 22 september 2014;
- -
de memorie na enquête tevens akte overlegging producties van Delta Lloyd met producties;
- -
de antwoordmemorie na enquête van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
7. De verdere beoordeling
7.1.
Bij genoemd tussenarrest van 8 april 2014 heeft het hof Delta Lloyd toegelaten te bewijzen dat [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 hagelschade aan zijn auto heeft geclaimd, die al op 25 mei 2009 was opgelopen. Delta Lloyd heeft daartoe als getuigen doen horen [schaderegelaar] , [kennis van geïntimeerde] , [buurman van geïntimeerde] , [buurvrouw van geïntimeerde] , [zoon 1 van geïntimeerde] , [zoon 2 van geïntimeerde] en [geïntimeerde] . In contra-enquête heeft [geïntimeerde] [medewerker van Vluchtelingenwerk] en [baas van zoon 1 van geïntimeerde] als getuigen voorgebracht.
7.2.
De raadsheer-commissaris ten overstaan van wie Delta Lloyd de eerste vier van genoemde zeven getuigen in enquête heeft doen horen, wijst dit arrest niet mee vanwege zijn vertrek bij het hof.
7.3.1.
Getuige [schaderegelaar] (hierna “ [schaderegelaar] ”) heeft verklaard medio 2009 als schaderegelaar werkzaam te zijn geweest bij Acura Assuradeuren, destijds gevolmachtigd agent voor Delta Lloyd. [schaderegelaar] behandelde de schades die onder de verzekeringen van Delta Lloyd vielen. [schaderegelaar] heeft aan de hand van een digitaal aangemaakte, op 27 mei 2009 gedateerde notitie van een telefoongesprek verklaard te hebben gesproken met een persoon die zich [geïntimeerde] noemde. [schaderegelaar] heeft daarbij naar voren gebracht zich niet meer te herinneren wat er precies is besproken tijdens dit gesprek, maar de strekking daarvan nog wel te weten: genoemde persoon meldde dat hagel schade had toegebracht aan de verzekerde auto en vroeg of deze schade onder de dekking van de ten behoeve van de auto gesloten verzekering viel. [schaderegelaar] heeft naar zijn verklaring de gespreksnotitie direct nadat het gesprek was gevoerd opgesteld. Volgens [schaderegelaar] kan de datum van deze gespreksnotitie niet zijn gewijzigd. De inhoud daarvan kan wel zijn veranderd.
7.3.2.
Een zogenaamd screenshot van genoemde gespreksnotitie is aan het proces-verbaal gehecht. De tekst van deze (al eerder bij productie 4 inleidende dagvaarding in de procedure gebrachte) notitie luidt als volgt: “VN heeft hagelschade opgelopen aan zijn voertuig door de storm van de nacht van 25.05.2009. Aangegeven dat wij helaas niets voor hem kunnen betekenen daar hij uitsluitend een WA dekking heeft op zijn auto.”
7.3.3.
Getuige [buurman van geïntimeerde] (hierna “ [buurman van geïntimeerde] ”) heeft verklaard dat de auto van [geïntimeerde] hagelschade heeft opgelopen bij de hagelbui in [woonplaats] van 25 mei 2009. [buurman van geïntimeerde] was op deze datum buurman van [geïntimeerde] . Hij heeft deze schade in de dagen dan wel weken na 25 mei 2009 op enig moment voor het eerst gezien. Getuige [buurvrouw van geïntimeerde] (hierna “ [buurvrouw van geïntimeerde] ”), de echtgenote van [buurman van geïntimeerde] naar het hof uit de dossierstukken begrijpt, heeft verklaard dat de auto van [geïntimeerde] door de hagelbui van 25 mei 2009 is beschadigd. Zij heeft verder verklaard dat zij meent deze schade nog op dezelfde dag te hebben gezien. Beide getuigen hebben verklaard een (zeer) slechte verstandhouding te hebben met [geïntimeerde] .
7.3.4.
Getuige [kennis van geïntimeerde] (hierna “ [kennis van geïntimeerde] ”) kent de familie [familie geïntimeerde] uit het AZC [plaats] . Zij heeft verklaard de familie [familie geïntimeerde] te hebben uitgenodigd voor een bezoek in haar nieuwe woning in [plaats] . De heer en mevrouw [familie geïntimeerde] (naar het hof begrijpt [geïntimeerde] en zijn echtgenote) hebben een aantal maanden na december 2008 [kennis van geïntimeerde] in haar nieuwe woning in [plaats] bezocht. Zij hebben toen daar gelogeerd. Mevrouw [vrouw van geïntimeerde] heeft volgens [kennis van geïntimeerde] na dit bezoek per telefoon aan [kennis van geïntimeerde] verteld dat er in hun woonplaats een hagelbui was geweest, waarbij tuinmeubilair en ramen van hun woning kapot waren gegaan. Naar de verklaring van [kennis van geïntimeerde] was de auto van de familie [familie geïntimeerde] vanwege de logeerpartij in [plaats] onbeschadigd gebleven.
7.3.5.
[geïntimeerde] heeft als door Delta Lloyd opgeroepen getuige verklaard op 25 mei 2009 met zijn auto tussen 15.00 uur en 16.00 uur van zijn woning te zijn vertrokken met zijn echtgenote en zijn drie kinderen. Zij gingen op bezoek bij een kennis in [plaats] die [geïntimeerde] uit het AZC kende en die een nieuwe woning had betrokken. Op 26 mei 2009 zijn zij om 8.30 uur weer teruggekeerd uit [plaats] . Toen [geïntimeerde] thuis kwam, bleek hij schade te hebben opgelopen in zijn achtertuin. Ter zake de schade aan zijn tuinmeubelen heeft [geïntimeerde] vervolgens een claim ingediend bij de verzekering, maar er volgde geen uitkering. [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij slechts eenmaal een schadeclaim heeft ingediend betreffende zijn auto. Deze claim betrof hagelschade die de auto had opgelopen tijdens een autorit die zijn zoon [zoon 1 van geïntimeerde] in 2010 naar Polen heeft gemaakt. [zoon 1 van geïntimeerde] , die in 2008 zijn rijbewijs heeft gehaald, had de bij aankoop van de auto gesloten autoverzekering uitgebreid naar een verzekering die beter bij de familie paste, een zogenaamde WA-Plus verzekering. De bij de aankoop van de auto gesloten verzekering was een minimale verzekering. [geïntimeerde] begreep het verschil in verzekeringen toen niet goed, aldus [geïntimeerde] .
7.3.6.
Getuige [zoon 1 van geïntimeerde] (hierna “ [zoon 1 van geïntimeerde] ”) is een zoon van [geïntimeerde] . Hij heeft verklaard dat de Opel Vectra van zijn vader hagelschade heeft opgelopen tijdens een autorit naar Polen in 2010. [zoon 1 van geïntimeerde] bestuurde toen de auto. Hij bracht spullen naar zijn stageverblijf aldaar en kwam onderweg naar zijn verklaring in een flinke hagelbui terecht, waarbij de auto allemaal kleine deukjes opliep. [zoon 1 van geïntimeerde] had eerder de autoverzekering uitgebreid, omdat hij vaker met de auto op pad ging en daarbij ook naar het buitenland ging. Bij vertrek naar Polen vertoonde de auto nog geen deukjes. De auto was in goede staat en had alleen wat kleine gebruiksbeschadigingen. Volgens [zoon 1 van geïntimeerde] had de auto bij de hagelbui in [woonplaats] geen schade opgelopen. Na uitzoekwerk achteraf (het hof begrijpt: in het kader van onderhavig geschil) is gebleken dat de familie [familie geïntimeerde] op de dag van de hagelbui in [woonplaats] in mei 2009 in [plaats] was, zo heeft [zoon 1 van geïntimeerde] ten slotte nog verklaard.
7.3.7.
Getuige [zoon 2 van geïntimeerde] (hierna “ [zoon 2 van geïntimeerde] ”), eveneens een zoon van [geïntimeerde] , heeft bevestigd dat de auto van [geïntimeerde] schade heeft opgelopen toen [zoon 1 van geïntimeerde] daarmee naar Polen reed en in een hagelbui terecht kwam. Bij terugkomst van de auto uit Polen heeft [zoon 2 van geïntimeerde] over de hele auto kuiltjes waargenomen. De auto had voorafgaand aan deze rit geen schade opgelopen, op wat kleine bumperschade na. Tijdens een eerdere hagelbui in [woonplaats] was het gezin van [geïntimeerde] in [plaats] met de auto. Deze hagelbui heeft de tuinmeubelen volledig verwoest. Bij aankoop van de auto werd een standaard WA-verzekering geadviseerd. [zoon 1 van geïntimeerde] heeft later het initiatief genomen deze verzekering om te zetten in een WA-Plus verzekering. Dit leek verstandig, omdat [zoon 1 van geïntimeerde] veel met de auto op weg was. Het prijsverschil is daarbij meegewogen. [zoon 2 van geïntimeerde] kan zich naar zijn verklaring niet meer herinneren of hij het door hem verklaarde betreffende de wijziging van de autoverzekering destijds reeds heeft vernomen of pas op een later moment.
7.3.8.
Getuige [medewerker van Vluchtelingenwerk] (hierna “ [medewerker van Vluchtelingenwerk] ”) kent de familie [familie geïntimeerde] via Vluchtelingenwerk. Zij heeft de familie [familie geïntimeerde] geholpen met hun papieren, huisvesting e.d.. Zij heeft verklaard de auto van [geïntimeerde] nooit zorgvuldig te hebben bekeken. Ernstige schade zou haar volgens haar verklaring wel zijn opgevallen. Op enig moment heeft [medewerker van Vluchtelingenwerk] gehoord dat [zoon 1 van geïntimeerde] schade aan de auto had opgelopen. [zoon 1 van geïntimeerde] was op reis naar Polen in noodweer terecht gekomen. Er waren grote hagelstenen op het dak van de auto gevallen, waardoor grote butsen waren ontstaan. [medewerker van Vluchtelingenwerk] heeft zelf deze schade nooit gezien. Het voorval in Polen heeft plaatsgevonden na de “hageltoestand” in [woonplaats] , waar [medewerker van Vluchtelingenwerk] zelf ook mee te maken heeft gehad, omdat zij in de omgeving van [woonplaats] woont. Zij heeft toen van de familie [familie geïntimeerde] gehoord dat zij schade hadden in de tuin en aan een luifel, maar haar is toen niets verteld over schade aan de auto. Volgens [medewerker van Vluchtelingenwerk] zou zij dit laatste wel hebben gehoord als dat het geval was geweest.
7.3.9.
Getuige [baas van zoon 1 van geïntimeerde] (hierna “ [baas van zoon 1 van geïntimeerde] ”) is eigenaresse van een uienverwerkingsbedrijf. Naar haar verklaring werkt [zoon 1 van geïntimeerde] al jaren voor haar bedrijf. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] kent ook de familieleden van [zoon 1 van geïntimeerde] . [zoon 1 van geïntimeerde] is naar Polen gereisd om daar een stage te lopen in een vestiging van het bedrijf van [baas van zoon 1 van geïntimeerde] . Toen hij terugkwam van een reis naar Polen, heeft hij [baas van zoon 1 van geïntimeerde] opvallende hagelschade aan de auto laten zien. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] zag overal deuken, kleine putjes. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] had deze Opel Vectra al vaak eerder gezien. [zoon 1 van geïntimeerde] kwam voorafgaand aan zijn reis naar Polen wekelijks met deze auto op het bedrijf van [baas van zoon 1 van geïntimeerde] . De staat van de auto was steeds goed. [baas van zoon 1 van geïntimeerde] heeft voor de hagelschade nooit eerdere schade aan de auto gezien, aldus [baas van zoon 1 van geïntimeerde] .
7.3.10.
Delta Lloyd heeft bij de door haar genomen memorie na enquête onder meer nog gewezen op het feit dat [geïntimeerde] zijn opstal en inboedel elders had verzekerd en dat bij de schademelding in augustus 2010 is meegedeeld dat [geïntimeerde] zelf de schade zou hebben opgelopen. Ook heeft Delta Lloyd nog rapporten van de weersomstandigheden in het gebied waar [zoon 1 van geïntimeerde] op 6 augustus 2010 zou hebben moeten gereden. Daaruit blijkt slechts van regen, maar niet van hagelbuien.
7.4.
Het hof komt evenals de rechtbank tot het oordeel dat Delta Lloyd in beginsel voldoende heeft aangedragen als bewijs van het probandum, maar dat hier voldoende tegenbewijs tegenover staat om dit te ontzenuwen. De door [kennis van geïntimeerde] , [geïntimeerde] , [zoon 1 van geïntimeerde] , [zoon 2 van geïntimeerde] , [medewerker van Vluchtelingenwerk] en [baas van zoon 1 van geïntimeerde] afgelegde verklaringen ondersteunen alle in meerdere of mindere mate de stelling dat de auto niet beschadigd is geraakt bij de hagelbui in [woonplaats] op 25 mei 2009. Deze verklaringen zijn zowel op zichzelf als in onderling verband consistent. Gelet hierop en op de diversiteit van de getuigen, acht het hof genoemde verklaringen geloofwaardig en is het hof van oordeel dat zij voldoende tegenbewijs vormen tegenover de door Delta Lloyd aangedragen bewijsmiddelen. Dat een aantal specifieke punten, zoals de aanwezigheid van de onder 7.3.2. vermelde gespreksnotitie niet in deze verklaringen aan de orde zijn gekomen en dat de vragen die het bestaan van deze gespreksnotitie oproepen, onopgehelderd blijven, doet hieraan niet af. Hetzelfde geldt voor de onder 7.3.10. vermelde omstandigheden. Delta Lloyd is daarom niet in haar bewijsopdracht geslaagd.
7.5.
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven falen. Het bestreden vonnis van 31 juli 2013 zal derhalve worden bekrachtigd. Delta Lloyd zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep.
8. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep van 31 juli 2013;
veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 299 aan verschotten (griffierecht) en € 1.896 aan kosten advocaat;
verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, E.K. Veldhuijzen van Zanten en H.E.G. van der Flier en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 augustus 2015.
griffier rolraadsheer
Uitspraak 08‑04‑2014
Inhoudsindicatie
bewijsopdracht
Partij(en)
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.845/01
arrest van 8 april 2014
in de zaak van
Delta Lloyd Schadeverzekering N.V,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn,
tegen
[de man] (in de appeldagvaarding aangeduid als [andere aanduiding van appellant]),
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J.A. Dielissen,
op het exploot van dagvaarding van 29 oktober 2013 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Breda, team kanton Bergen op Zoom, onder zaaknummer/rolnummer 723714 CV EXPL 12-3832 gewezen vonnissen van 25 juli 2012, 31 oktober 2012 en 31 juli 2013 tussen appellante – Delta Lloyd – als eiseres en geïntimideerde – [geïntimeerde] – als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
- -
de memorie van antwoord;
- -
het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.
In rechtsoverweging 2 van het vonnis van 31 oktober 2012 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten zij is uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
( a) Partijen hebben op of omstreeks 19 februari 2008 door bemiddeling van Q Direct een motorrijtuigenverzekeringsovereenkomst (hierna: de autoverzekering) gesloten, die onder meer inhield dat Delta Lloyd WA-dekking verleende aan een auto, merk Opel, type Vectra in eigendom van [geïntimeerde], wonende te [woonplaats] aan de [perceel].
( b) Op de autoverzekering zijn de Algemene Voorwaarden Motorrijtuigenverzekering van toepassing.
( c) Op 25 mei 2009 heeft hevig noodweer gewoed in West-Brabant, waaronder [woonplaats], met onder meer zware hagelbuien. Deze hagelbuien hebben ertoe geleid dat veel auto’s, huizen en tuinmeubilair beschadigd zijn geraakt.
( d) [geïntimeerde] heeft schade aan zijn tuinmeubilair geclaimd bij zijn inboedelverzekeraar. Omdat tuinmeubilair niet viel onder deze inboedelverzekering, is de claim door de inboedelverzekeraar afgewezen. Hiervan is een aantekening gemaakt in het zogeheten FISH-register.
( e) Op 4 mei 2010 is de dekking van de autoverzekering van [geïntimeerde] op zijn verzoek uitgebreid met de dekking ‘beperkt casco’.
( f) Op 6 augustus 2010 heeft [geïntimeerde] bij Delta Lloyd hagelschade aan zijn auto geclaimd, die op die dag (of kort daarvoor) zou zijn ontstaan toen de zoon van [geïntimeerde] met de auto van [geïntimeerde] onderweg was naar Polen.
( g) Op verzoek van ‘Acura Assuradeuren/VM Erasmus’ heeft CED Forensic B.V. te [vestigingplaats 1.] (hierna: CED) een onderzoek ingesteld naar de door [geïntimeerde] geclaimde hagelschade. De achtergrond van het onderzoek was dat [geïntimeerde] volgens Delta Lloyd eerder ook al hagelschade aan zijn auto had geclaimd die zou zijn opgelopen op 25 mei 2009, maar dat Delta Lloyd deze claim niet in behandeling had genomen omdat de autoverzekering slechts een WA-dekking kende. CED heeft naar aanleiding van haar onderzoek een rapport gedateerd 8 november 2010 opgesteld.
( h) Bij brief van 23 november 2010 heeft Delta Lloyd de door [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 geclaimde hagelschade afgewezen, de autoverzekering ontbonden, en [geïntimeerde] verzocht de met het onderzoek door CED gemoeide kosten ten bedrage van € 2.604,91 te voldoen.
( i) [geïntimeerde] heeft geweigerd het bedrag van € 2.604,91 aan Delta Lloyd te betalen.
4.2.
Delta Lloyd heeft in eerste aanleg gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van (1) haar schade ten bedrage van € 2.604,91 vermeerderd met de wettelijke rente, (2) haar buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 535,50 (incl. BTW), en (3) de proceskosten.
Delta Lloyd heeft als grondslag voor deze vorderingen aangevoerd dat [geïntimeerde] door ten onrechte hagelschade aan zijn auto te claimen jegens Delta Lloyd is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, zodat [geïntimeerde] is gehouden tot betaling van de kosten gemoeid met het onderzoeken van deze claim (€ 2.604,91).
4.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.4.
Bij vonnis van 31 oktober 2012 heeft de rechtbank Delta Lloyd opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 hagelschade aan zijn auto heeft geclaimd, die al op 25 mei 2009 was opgelopen.
Bij vonnis van 31 juli 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat Delta Lloyd niet was geslaagd in voormelde bewijsopdracht, en vervolgens de vorderingen van Delta Lloyd afgewezen, onder veroordeling van Delta Lloyd in de proceskosten.
4.5.
Hoewel Delta Lloyd in haar appelexploot aanzegt dat zij in hoger beroep komt tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 31 juli 2013 en de in die zaak gewezen tussenvonnissen, vordert zij in het petitum (slechts) vernietiging van het vonnis van 31 juli 2013 en richt zij geen grief tegen de tussenvonnissen van 25 juli 2012 en 31 oktober 2012. Het hof verstaat de omvang van het hoger beroep daarom aldus – en zo heeft ook [geïntimeerde] de omvang van het hoger beroep verstaan – dat dit niet is gericht tegen de tussenvonnissen van 25 juli 2012 en 31 oktober 2012.
4.6.
De grieven I tot en met III zijn gericht tegen de bewijswaardering door de rechtbank in het vonnis van 31 juli 2013 en de afwijzing in dat vonnis van de vorderingen van Delta Lloyd.
Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
4.7.
Delta Lloyd heeft geen grief gericht tegen het tussenvonnis van 31 oktober 2012 en derhalve ook niet tegen het – overigens ook juiste – oordeel van de rechtbank dat op Delta Lloyd de bewijslast rust van haar stelling dat [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 hagelschade aan zijn auto heeft geclaimd, die al op 25 mei 2009 was opgelopen. Dit oordeel strekt het hof derhalve tot uitgangspunt.
Delta Lloyd biedt aan voormelde stelling in hoger beroep opnieuw te bewijzen, zodat het hof zich een eigen oordeel kan vormen over de (betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de) getuigen. Het hof zal Delta Lloyd overeenkomstig haar bewijsaanbod in staat stellen opnieuw haar stelling te bewijzen dat [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 hagelschade aan zijn auto heeft geclaimd, die al op 25 mei 2009 was opgelopen.
Overigens staat tussen partijen vast dat [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 hagelschade aan zijn auto heeft geclaimed bij Delta Lloyd, maar partijen verschillen met elkaar van mening of de hagelschade die toen werd geclaimed was opgelopen op 25 mei 2009 (stelling Delta Lloyd) dan wel op of kort voor 6 augustus 2010 (stelling [geïntimeerde]).
4.8.
Voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
laat Delta Lloyd toe te bewijzen dat [geïntimeerde] op 6 augustus 2010 hagelschade aan zijn auto heeft geclaimd, die al op 25 mei 2009 was opgelopen;
bepaalt, voor het geval Delta Lloyd bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. L.R. van Harinxma thoe Slooten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 22 april 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van Delta Lloyd tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.R. van Harinxma thoe Slooten, E.K. Veldhuijzen van Zanten en H.E.G. van der Flier en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 april 2014.