Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/2.2.2:2.2.2 Europese richtlijnen
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/2.2.2
2.2.2 Europese richtlijnen
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS433275:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Europese richtlijnen maken deel uit van het recht van de Europese Unie. Een richtlijn is één van de instrumenten die de Europese wetgever ter beschikking staat tot het uitoefenen van de bevoegdheden die hij heeft krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (artikel 288 VwEU). Andere instrumenten zijn: verordeningen, besluiten, aanbevelingen en adviezen. Verordeningen hebben een algemene strekking en zijn verbindend in alle onderdelen en zijn rechtstreeks toepasselijk in iedere lidstaat. Besluiten zijn eveneens verbindend in alle onderdelen. Indien een besluit is gericht tot bepaalde entiteiten – ‘adressaten’ –, dan is het besluit alleen voor die adressaten bindend. Aanbevelingen en adviezen zijn niet verbindend.
Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is. De nationale instanties van de lidstaten hebben de mogelijkheid de vorm en de middelen te kiezen hoe het door de richtlijn voorgeschreven resultaat wordt bereikt (artikel 288 derde volzin VwEU). Op de lidstaten rust een resultaatsverplichting. Omdat de lidstaten zelf de vrijheid hebben te bepalen hoe het beoogde resultaat wordt bereikt, vertolkt de richtlijn als instrument tevens de idee van subsidiariteit: de Europese wetgever gaat met gebruikmaking van een richtlijn niet verder dan strikt noodzakelijk voor het nastreven van het nader tot elkaar brengen van wetgevingen van lidstaten.1 Omdat richtlijnen slechts verbindend zijn ten aanzien van het bereiken van het voorgeschreven resultaat, werken de bepalingen van een richtlijn in principe niet rechtstreeks door in de nationale rechtsordes van de lidstaten. De inhoud van de regels van de richtlijn krijgen eerst hun normatieve status in de rechtsordes van de lidstaten na implementatie.
Omdat richtlijnen slechts verbindend zijn voor de lidstaten ten aanzien van het te bereiken resultaat, hebben de lidstaten de vrijheid de vorm en de middelen te kiezen hoe dit resultaat wordt bereikt. Het resultaat moet echter wel voldoende rechtszekerheid bieden en daarom is de keuzevrijheid ten aanzien van de vorm en de middelen om het resultaat te bereiken betrekkelijk.2
Richtlijnen moeten worden geïmplementeerd in nationale wetgevingen en hebben als zodanig altijd een dwingend karakter, tenzij de implementatie van de gehele richtlijn facultatief is. De implementatie van de richtlijn in nationale wetgeving dient te geschieden met dwingende kracht, voldoende specificiteit, nauwkeurigheid en duidelijkheid om te voldoen aan het rechtszekerheidsvereiste.3