Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.1:2.1 Inleiding
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.1
2.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. B.J. Engberts, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
mr. B.J. Engberts
- JCDI
JCDI:ADS620204:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De voorlopige voorzieningen en dwangregeling van art. 287 lid 4, 287a en 287b zijn verzoekschriftprocedures. Deze procedures zijn slechts in beperkte mate beschreven in de Faillissementswet. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevat een uitgebreide regeling voor verzoekschriftprocedures. Maar art. 362 lid 2 bepaalt dat ‘[d]e derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering niet van toepassing [is] op verzoeken ingevolge deze wet.’
In dit hoofdstuk wordt eerst nagegaan waarom het procesrecht in de Faillissementswet tot het terrein van het burgerlijk procesrecht gerekend kan worden en wat de aard en functies zijn van burgerlijk procesrecht (par. 2.2). Tevens wordt aandacht besteed aan enkele recente ontwikkelingen. Daarna worden de (hoofd) beginselen van het burgerlijk procesrecht beschreven (par. 2.3.). Er wordt een beschrijving gegeven van de verzoekschriftprocedure (titel 3), de voorlopigevoorzieningenprocedures en van de provisionele vordering/voorziening in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (par. 2.4). Deze beschrijving is nodig omdat de te onderzoeken drie artikelen verzoekschriftprocedures alsook verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen (art. 287 lid 4 en 287b) zijn. Bij de beschrijving van de drie wetsartikelen zullen nadere vergelijkingen met de regelingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden getrokken. Tevens wordt aandacht besteed aan het met art. 287b vergelijkbare art. 5 Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening dat een breed moratorium in het minnelijke traject mogelijk maakt, maar nog niet is ingevoerd.
Vervolgens zal in par. 2.5 worden onderzocht wat de verhouding is tussen insolventieprocesrecht en burgerlijk procesrecht; en wat de specifieke uitgangspunten en bijzondere kenmerken van het insolventieprocesrecht zijn (samengenomen ook: het systeem en de aard).”
Daarbij komt de vraag aan de orde waarom titel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing is op procedures ingevolge de Faillissementswet. Vervolgens wordt in beeld gebracht welke gevolgen de geïsoleerde plaats van het insolventieprocesrecht heeft in de rechtspraak en de rechtswetenschap.
Het hoofdstuk sluit af met een samenvattende beschrijving van het systeem en de aard van insolventieprocesrecht (par. 2.5.11) en een procedureel kader van waaruit de drie te onderzoeken procedures worden bezien (par. 2.6).