Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, district Maas en Leijgraaf, genummerd PL21ZO-2014017996, aantal doorgenummerde bladzijden: 105.
Rb. Oost-Brabant, 02-09-2015, nr. 01/845129-14
ECLI:NL:RBOBR:2015:5182, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
02-09-2015
- Zaaknummer
01/845129-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:5182, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 02‑09‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:3477, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft het slachtoffer met een aardappelschilmes in de buik gestoken. Bewezenverklaring van poging tot doodslag. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren op.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845129-14
Datum uitspraak: 02 september 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [1984] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2014, 27 augustus 2014, 19 november 2014 en 19 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 mei 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2014 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans een maal, met een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, in de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2014 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een hard en/of puntig voorwerp, meermalen, althans een maal, in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2014 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een hard en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal, in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. Zij acht niet bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot moord moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken van poging tot moord en poging tot doodslag. De verdediging heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] over de persoon van verdachte verschillen van de verklaringen van de getuigen en stelt dat de verklaringen van [slachtoffer] daarom als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. De verdediging verzoekt de rechtbank derhalve om de aangifteverklaring van 24 februari 2014, alsmede het verhoor van aangever [slachtoffer] van 25 februari 2014 uit te sluiten van het bewijs, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat er geen bewijs bestaat voor opzet op de dood nu uit de aard van de verwonding niet zonder meer kan volgen dat het steken met het mes op zodanige wijze en met een dusdanige kracht is gebeurd dat er een aanmerkelijke kans op de dood bestond.
Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat er hooguit een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond, gelet op de locatie van de steekwond.
Het oordeel van de rechtbank.1.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever.
Ten aanzien van de feiten komen de verklaringen van aangever, getuigen en verdachte op significante punten onderling overeen en heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid daarvan. De rechtbank acht derhalve de verklaringen van aangever ten aanzien van het ten laste gelegde betrouwbaar en geloofwaardig en zal deze ook gebruiken voor het bewijs.
Het incident.
Op 24 februari 2014 bevonden verdachte en aangever zich op een slaapkamer van de woning gelegen aan [adres] te [plaats] . Er ontstond een handgemeen tussen verdachte en aangever. Toen het handgemeen eindigde, ging verdachte naar beneden en pakte hij in de keuken een aardappelschilmes met een lemmet van ongeveer negen centimeter. Vervolgens ging verdachte weer terug naar de slaapkamer en stak hij aangever met het aardappelschilmes in zijn buik. Verdachte heeft dat ook bekend.2.,3.
[getuige ] zag dat de Letse man (verdachte) zich haastte richting de Poolse man (aangever). [getuige ] zag dat de Letse man iets zwarts in zijn handen had en dat hij daarmee recht vooruit tegen de buik van de Poolse man sloeg. Toen aangever nadien zijn shirt omhoog deed, zag [getuige ] dat aangever een bloedende wond op zijn buik had. [getuige ] probeerde eerste hulp te verlenen en probeerde de wond met een handdoek dicht te drukken.4.
Uit de medische informatie van het Bernhove ziekenhuis te Uden blijkt dat aangever een steekwond in zijn linker onderbuik had opgelopen.5.
Voorwaardelijk opzet op de dood van aangever?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood van aangever.
Verdachte heeft aangever met een aardappelschilmes met een lemmet van ongeveer negen centimeter in de linker onderbuik gestoken. Door met een mes van genoemde omvang met een stekende/slaande beweging een niet gefixeerd slachtoffer te steken bestond er een aanmerkelijke kans dat het mes vitale lichaamsdelen zou raken en ernstige, levensbedreigende schade zou toebrengen. De buikstreek is een plek waar zich enkele centimeters onder de huid vitale lichaamsdelen zoals darmen en (andere) interne organen bevinden. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het steken met een mes in de buikstreek komt te overlijden aanmerkelijk, indien ten gevolge van het steken orgaanletsel ontstaat.
Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan heeft hij deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard. De rechtbank stelt vast dat er (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever bij verdachte bestond.
Voorbedachte raad.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank zal verdachte derhalve van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Conclusie.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 24 februari 2014 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 18 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De op de beslaglijst vermelde goederen onder de nummers 1 tot en met 6 kunnen worden teruggegeven aan verdachte. Het op de beslaglijst vermelde goed onder nummer 7 dient te worden verbeurdverklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank er rekening mee te houden dat aangever ook een groot aandeel in het incident heeft gehad, verdachte zelf de alarmcentrale heeft gebeld en dat verdachte van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven. Voorts merkt de verdediging op dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van geweldsdelicten, alsmede dat verdachte zijn zorgen heeft geuit jegens aangever. Gelet op vorenstaande verzoekt de verdediging de rechtbank om aansluiting te zoeken bij de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 24 februari 2014 was verdachte woonachtig in een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] . Verdachte deelde in voornoemde woning samen met aangever een slaapkamer. Tussen verdachte en aangever ontstond op voornoemde datum onenigheid met als gevolg een vechtpartij. Verdachte verliet de slaapkamer, ging naar beneden naar de keuken, pakte een aardappelschilmes en ging vervolgens weer naar boven naar zijn slaapkamer, naar eigen zeggen om zich aan te kleden. Op de slaapkamer gekomen, stak verdachte het aardappelschilmes in de buik van het slachtoffer. Verdachte heeft door zijn gedraging welbewust een levensbedreigend gevaar voor een ander in het leven geroepen. Dat de gevolgen voor aangever beperkt zijn gebleven, is een omstandigheid die volkomen buiten verdachte ligt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 juli 2015 en uit ECRIS blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder voor soortgelijke delicten werd veroordeeld. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte zelf de alarmcentrale heeft gebeld, het door hem gepleegde feit in een vroeg stadium van het onderzoek heeft toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Beslag. De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van subsidiair:poging tot doodslag.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.Ten aanzien van subsidiair:gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit .
Ten aanzien van subsidiair:teruggave in beslag genomen goederen, aan [verdachte] te weten:- 1 blauw shirt goednummer 620454;- 1 blauwe broek, goednummer 620456;- 1 paar zwart/gele schoenen, Groundwork, goednummer 620458.Ten aanzien van subsidiair:teruggave in beslag genomen goederen, aan [slachtoffer] te weten:- een wit shirt , goednummer 620492.Ten aanzien van subsidiair:teruggave in beslag genomen goederen, aan de rechthebbende te weten:- 1 mes, goednummer 620552;- 1 mes, goednummer 620551.
Ten aanzien van subsidiair:verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten: - 1 mes, goednummer 620547.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. I.S. Peskens, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 2 september 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 02‑09‑2015
Verklaring van [slachtoffer] , aangever, d.d. 24 februari 2014 p. 34, 35
Verklaring van [verdachte] , verdachte, d.d. 27 februari 2014 bij de rechter-commissaris
Verklaring van [getuige ] , getuige, d.d. 24 februari 2014 p. 72, 73
Medische informatie d.d. 4 maart 2014 Bernhoven ziekenhuis te Uden p. 41