Wet op de bedrijveninvesteringszones
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
19-11-2014, Stb. 2014, 506 (uitgifte: 17-12-2014, kamerstukken: 33917)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2014, Stb. 2014, 507 (uitgifte: 17-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De gemeenteraad besluit zo spoedig mogelijk over intrekking van de verordening indien hiervoor voldoende steun is bij bijdrageplichtigen.
2.
Op verzoek van ten minste twintig procent van de bijdrageplichtigen stelt het college van burgemeester en wethouders iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige in de gelegenheid zich schriftelijk voor of tegen intrekking van de verordening uit te spreken.
3.
Het verzoek kan niet worden gedaan:
- a.
binnen een jaar na inwerkingtreding van de verordening, of
- b.
binnen een jaar na toepassing van het tweede lid.
4.
Artikel 4, tweede lid, tweede volzin, vierde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, zijn van toepassing met dien verstande:
- a.
dat de bijdrageplichtigen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te spreken voor of tegen intrekking en
- b.
dat in afwijking van artikel 5, eerste lid, onder b, reeds sprake is van voldoende steun voor intrekking indien ten minste de helft zich voor intrekking heeft uitgesproken.