Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/1852 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie
Artikel 7 Benoemingen door bevoegde rechtbanken of nationale benoemingsinstanties
Geldend
Geldend vanaf 03-11-2017
- Bronpublicatie:
10-10-2017, PbEU 2017, L 265 (uitgifte: 14-10-2017, regelingnummer: 2017/1852)
- Inwerkingtreding
03-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-10-2017, PbEU 2017, L 265 (uitgifte: 14-10-2017, regelingnummer: 2017/1852)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Algemeen
Europees belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
1.
Indien een raadgevende commissie niet is ingesteld binnen de in artikel 6, lid 1, vastgestelde termijn, bepalen de lidstaten dat de belanghebbende in kwestie zich kan wenden tot een bevoegde rechtbank of een andere instantie of persoon die krachtens het nationale recht van die lidstaten bevoegd is om een dergelijke functie te vervullen (nationale benoemingsinstantie), om de raadgevende commissie in te stellen.
Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen, kan de belanghebbende de bevoegde rechtbank of de nationale benoemingsinstantie in die lidstaat verzoeken een vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen uit de in artikel 9 bedoelde lijst.
Indien de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten zulks hebben nagelaten, kan de belanghebbende de bevoegde rechtbanken of de nationale benoemingsinstantie van elke lidstaat verzoeken de beide vooraanstaande onafhankelijke personen te benoemen uit de in artikel 9 bedoelde lijst. Deze vooraanstaande onafhankelijke personen benoemen overeenkomstig artikel 8, lid 3, de voorzitter door loting uit de lijst van onafhankelijke personen.
Belanghebbenden delen hun verzoek om de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers te benoemen mee aan elk van hun respectieve woonstaten indien meer dan één belanghebbende bij de procedurehandelingen betrokken is, dan wel aan de lidstaten waarvan de bevoegde autoriteiten hebben nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen indien het slechts één belanghebbende betreft.
2.
De benoeming van de onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers in overeenstemming met lid 1 van dit artikel wordt pas aan een bevoegde rechtbank van een lidstaat of een nationale benoemingsinstantie voorgelegd na het verstrijken van de in artikel 6, lid 1, genoemde termijn van 120 dagen, en binnen een termijn van dertig dagen na het verstrijken van die termijn.
3.
De bevoegde rechtbank of de nationale benoemingsinstantie doet overeenkomstig lid 1 uitspraak en stelt de verzoeker daarvan in kennis. De door de bevoegde rechtbank te volgen procedure voor het benoemen van de onafhankelijke personen wanneer de lidstaten zulks nalaten, is dezelfde procedure als die welke uit hoofde van de nationale voorschriften bij arbitrage in civielrechtelijke en handelszaken toepasselijk is wanneer rechtbanken of nationale benoemingsinstanties arbiters benoemen omdat partijen er niet in geslaagd zijn overeenstemming ter zake te bereiken. De bevoegde rechtbank of nationale benoemingsinstantie van de lidstaat stelt de bevoegde autoriteit van die lidstaat in kennis, die op haar beurt onverwijld de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten in kennis stelt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat die in eerste instantie heeft nagelaten de vooraanstaande onafhankelijke persoon en diens plaatsvervanger te benoemen, kan beroep aantekenen tegen het besluit van de rechtbank of nationale benoemingsinstantie in die lidstaat, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit hiertoe het recht heeft krachtens nationale wetgeving. In geval van een afwijzing heeft de verzoeker het recht om tegen de uitspraak van de rechtbank beroep in te stellen overeenkomstig de nationale procedurevoorschriften.