Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2024/1346 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)
Artikel 19 Algemene bepalingen betreffende de materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1346 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1346)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1346 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1346)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat voor verzoekers materiële opvangvoorzieningen beschikbaar zijn vanaf het moment dat zij hun verzoek om internationale bescherming doen overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2024/1348.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat de materiële opvangvoorzieningen en de gezondheidszorg overeenkomstig artikel 22 voor verzoekers een levensstandaard bieden die hun bestaansmiddelen garandeert, hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt en hun rechten uit hoofde van het Handvest eerbiedigt.
De lidstaten zien erop toe dat de in de eerste alinea bedoelde passende levensstandaard ook gehandhaafd blijft in het specifieke geval van verzoekers met bijzondere opvangbehoeften, alsook in het geval van personen in bewaring.
3.
De lidstaten kunnen de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de verzoekers niet beschikken over de nodige middelen voor een passende levensstandaard als bedoeld in lid 2.
4.
Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten van de verzoekers, indien die verzoekers daartoe over voldoende middelen beschikken, bijvoorbeeld wanneer zij gedurende een redelijke tijd gewerkt hebben, verlangen dat zij de kosten van de materiële opvangvoorzieningen dekken of daaraan een bijdrage leveren.
Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten van verzoekers, indien die verzoekers daartoe over voldoende middelen beschikken, ook vereisen dat zij de kosten van de verkregen gezondheidszorg dekken of daaraan een bijdrage leveren, behalve wanneer de gezondheidszorg gratis wordt verstrekt aan de onderdanen van die lidstaten.
5.
Indien komt vast te staan dat een verzoeker over voldoende middelen beschikte om te betalen voor de kosten van de materiële opvangvoorzieningen of de gezondheidszorg zoals verkregen overeenkomstig lid 4 toen de verzoeker een passende levensstandaard werd geboden, mogen de lidstaten van de verzoeker vereisen om de kosten van die materiële opvangvoorzieningen of die gezondheidszorg terug te betalen.
6.
Wanneer de lidstaten een beoordeling verrichten van de middelen waarover een verzoeker beschikt, wanneer zij van een verzoeker vereisen dat hij de kosten van de materiële opvangvoorzieningen en van de verkregen gezondheidszorg dekt of daaraan een bijdrage levert, of wanneer zij een verzoeker om terugbetaling vragen overeenkomstig lid 5, nemen zij het evenredigheidsbeginsel in acht. De lidstaten houden ook rekening met de individuele omstandigheden van de verzoeker en met de noodzaak om zijn waardigheid en persoonlijke integriteit te eerbiedigen, ook wat de bijzondere opvangbehoeften van de verzoeker betreft.
7.
Wanneer de lidstaten materiële opvangvoorzieningen verstrekken in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen, wordt het bedrag daarvan vastgesteld op basis van de niveaus die door de betrokken lidstaat krachtens het recht of de praktijk zijn vastgesteld om nationale onderdanen een passende levensstandaard te bieden. De lidstaten stellen de Commissie en het Asielagentschap van die niveaus in kennis. De lidstaten kunnen verzoekers in dit opzicht minder gunstig behandelen dan eigen onderdanen, met name indien de materiële steun volledig of gedeeltelijk in natura wordt verstrekt of indien die voor onderdanen geldende niveaus een hogere levensstandaard beogen dan die welke deze richtlijn voor verzoekers vereist.