HR, 07-07-2009, nr. 07/10873
ECLI:NL:HR:2009:BI4688
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-07-2009
- Zaaknummer
07/10873
- LJN
BI4688
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BI4688, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑07‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI4688
ECLI:NL:HR:2009:BI4688, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI4688
- Vindplaatsen
Conclusie 07‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. ’s Hofs vaststelling dat verdachte na het feit i.c. opnieuw heeft gehandeld in strijd met de Opw is niet zonder meer begrijpelijk. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie houdt geen onherroepelijke veroordelng in t.z.v. een na de in deze zaak bewezenverklaarde periode gepleegde overtreding van de Opw. De strafoplegging is daarom ontroereikend gemotiveerd.
Nr. 07/10873
Zitting: 19 mei 2009
Mr. Vellinga
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens het in de periode van 1 augustus 2003 tot en met 2 maart 2004 "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte hebben de mrs. G.P. Hamer en M.J.C. Zuurbier, advocaten te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 07/10873 en 07/10887P. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
4. Het middel bevat de klacht dat het Hof de opgelegde straf niet toereikend heeft gemotiveerd, doordat het ten bezware van de verdachte heeft meegewogen dat de verdachte na het bewezenverklaarde feit opnieuw heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, terwijl het Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 mei 2007 waarop het Hof zich ter zake baseert niet inhoudt dat de verdachte voor later gepleegde Opiumwetdelicten onherroepelijk was veroordeeld.
5. De strafmotivering houdt in dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 mei 2007 eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld en dat hij na dit (kennelijk: het in de onderhavige zaak bewezenverklaarde, WHV) feit opnieuw heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. Het Hof heeft, kennelijk mede op grond hiervan, overwogen dat het "dan ook van oordeel [is] dat het noodzakelijk is dat de verdachte er in de toekomst van wordt weerhouden om strafbare feiten te plegen en acht, alles afwegende, een (voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Naast deze gevangenisstraf acht het hof, gezien de ernst van het feit een taakstraf op zijn plaats."
6. Tussen de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een kopie van het klaarblijkelijk door het Hof bedoelde Uittreksel van 2 mei 2007. Daarop staan onder het kopje "Gegevens betreffende afgedane rechtbankzaken" onder meer veroordelingen wegens Opiumwetdelicten, maar daarbij gaat het om feiten gepleegd vóór 2 maart 2004. Onder het kopje "Gegevens betreffende niet afgedane rechtbankzaken" staat een zaak vermeld met als "Instantie/zaaknr" de Officier van Justitie te Alkmaar, welke onder meer een aantal Opiumwetdelicten betreft die zouden zijn gepleegd ná 2 maart 2004.(1)
7. Tegen de achtergrond van genoemd Uittreksel is niet begrijpelijk dat het Hof ten laste van de verdachte acht heeft geslagen op handelen van de verdachte in strijd met de Opiumwet ná het door het Hof bewezenverklaarde feit. Van onherroepelijke veroordelingen voor Opiumwetdelicten nadien kan immers niet blijken. De strafoplegging is dan ook niet genoegzaam met redenen omkleed.(2)
8. Het middel slaagt.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep te worden afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Bij deze zaak is handmatig geschreven: "MK 29-5-2007 aangeh. onbep. tijd".
2 Vgl. HR 6 juni 2006, NJ 2006, 329. Zie ook HR 25 maart 2008, LJN BC4274 (eerdere veroordeling ter zake van soortgelijke feiten als strafverzwarende omstandigheid meegewogen, hoewel van die veroordeling niet kon blijken uit het desbetreffende uittreksel).
Uitspraak 07‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. ’s Hofs vaststelling dat verdachte na het feit i.c. opnieuw heeft gehandeld in strijd met de Opw is niet zonder meer begrijpelijk. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie houdt geen onherroepelijke veroordelng in t.z.v. een na de in deze zaak bewezenverklaarde periode gepleegde overtreding van de Opw. De strafoplegging is daarom ontroereikend gemotiveerd.
7 juli 2009
Strafkamer
Nr. 07/10873
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 juli 2007, nummer 23/003644-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. M.J.C. Zuurbier, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep te worden afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de opgelegde straf ontoereikend heeft gemotiveerd, nu het Hof heeft meegewogen dat de verdachte blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 mei 2007 na het bewezenverklaarde feit opnieuw heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, terwijl dit uittreksel niet inhoudt dat de verdachte voor zodanige later gepleegde feiten onherroepelijk is veroordeeld.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 augustus 2003 tot en met 2 maart 2004 te Broek in Waterland, gemeente Waterland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt in een pand aan de [a-straat], telkens een hoeveelheid van 1664 hennepplanten."
2.3. Het Hof heeft ter motivering van de opgelegde straf het volgende overwogen:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten. Hennep is een voor de gezondheid schadelijke stof. De geteelde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn voor verdere verspreiding en handel. De handel in softdrugs bevordert vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke neveneffecten. De verdachte heeft slechts gehandeld met het oog op financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 mei 2007 is de verdachte eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld, uit ditzelfde uittreksel blijkt ook dat verdachte na dit feit opnieuw heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. Het hof is dan ook van oordeel dat het noodzakelijk is dat de verdachte er in de toekomst van wordt weerhouden om strafbare feiten te plegen en acht, alles afwegende, een (voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Naast deze gevangenisstraf acht het hof, gezien de ernst van het feit een taakstraf op zijn plaats."
2.4. De vaststelling van het Hof "dat de verdachte na dit feit opnieuw heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet" is niet zonder meer begrijpelijk. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie houdt geen onherroepelijke veroordeling in ter zake van een na de in deze zaak bewezenverklaarde periode gepleegde overtreding van de Opiumwet. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 juli 2009.