Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/4.4.2
4.4.2 Post-faillissementsschuldeisers
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS379578:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Rb. Dordrecht 11 februari 2004, JOR 2004/314, nt. Prinsen.
Zie hierover Asser/Maeijer/Van Solinge/Nieuwe Weme 2-11*, nr. 202.
Vgl. Prinsen in zijn noot onder Rb. Dordrecht 11 februari 2004, JOR 2004/314.
Dat de faillissementspauliana niet kan worden ingesteld wegens benadeling van de schuldenaar, de post-faillissementsschuldeisers en/of de aandeelhouders, staat aan de mogelijkheid dat zo een situatie zich voordoet niet in de weg. Dit komt doordat het moment waarop vast moet staan dat de schuldeisers als gevolg van de aangevochten rechtshandeling zijn benadeeld niet samenvalt met het moment waarop vast komt te staan wie van het beroep op de faillissementspauliana uiteindelijk profijt hebben gehad.
Dit onderscheid wordt in de literatuur nog wel eens uit het oog verloren, zie Wessels 2010, nr. 3080 e.v.
Zie § 5.1 van dit hoofdstuk.
Heeft de aangevochten rechtshandeling slechts geleid tot benadeling van de schuldenaar zelf of een of meer post-faillissementsschuldeisers, dan kan het beroep op de faillissementspauliana niet slagen. Post-faillissementsschuldeisers kunnen zich voor hun vorderingen op de schuldenaar niet rechtstreeks of door middel van verificatie op het actief van de faillissementsboedel verhalen. Aan een reconstructie van (de verifieerbare aanspraken op) de faillissementsboedel in het kader van de afwikkeling van het faillissement bestaat derhalve geen behoefte.
Een succesvol beroep op de faillissementspauliana is evenmin mogelijk als de aangevochten rechtshandeling slechts heeft geleid tot benadeling van de aandeelhouders van een gefailleerde vennootschap.1 Net als post-faillissementsschuldeisers, kunnen aandeelhouders niet rechtstreeks of door middel van verificatie aanspraak maken op de opbrengst van het boedel-actief. Een aandeelhouder is uit hoofde van zijn aandeelhouderschap geen schuldeiser van de vennootschap. Evenmin is een aandeel in het kapitaal van een vennootschap een (gewone) vordering,2 die op de voet van art.
108 en 110 Fw ter verificatie kan worden ingediend. De omstandigheid dat aandeelhouders in hun hoedanigheid van aandeelhouder een vordering op de vennootschap kunnen verkrijgen, indien en voor zover er na ontbinding (art. 2:19 lid 1 sub c BW) een batig saldo resteert, maakt het voorgaande niet anders.3 Een dergelijke vordering ontstaat pas na het moment waarop de uitdelingslijst - waaruit blijkt dat alle faillissementsschulden van de vennootschap volledig kunnen worden voldaan - verbindend is geworden. Ten aanzien van deze vordering is de aandeelhouder dus een post-faillissementsschuldeiser.
De vraag rijst wat rechtens is als op het moment waarop de benadeling moet vaststaan duidelijk is dat één of meer faillissements- of boedelschuldeisers zijn benadeeld, maar vervolgens wanneer het faillissement is geëindigd blijkt dat de vorderingen van deze schuldeisers toch volledig uit het actief van de faillissementsboedel kunnen worden voldaan. In dat geval hebben de schuldenaar, de post-faillissementsschuldeisers en/of de aandeelhouders uiteindelijk (mede) profijt gehad van het beroep op de faillissementspauliana. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als na het geslaagde beroep op de faillissementspauliana een onverwachte bate in de boedel vloeit, of het actief van de boedel toeneemt als gevolg van een winstgevende voortzetting van de onderneming van de schuldenaar door de curator.4 Geldt dan dat de aangevochten rechtshandeling achteraf bezien niet vernietigd had mogen worden en de vernietiging moet worden teruggedraaid? Ik neig naar een ontkennende beantwoording van deze vraag. Ook bij de actio Pauliana buiten faillissement blijft de vernietiging in stand als de schuldenaar op enig moment na de vernietiging weer materieel solvent wordt. Zou de vernietiging in het geschetste geval in stand blijven, dan heeft dit voor de schuldeisers jegens wie met succes de voldoening van een - al dan niet opeisbare - schuld is aangevochten overigens geen nadelige gevolgen. Door de vernietiging van de voldoening is hun vordering herleefd. Omdat de faillissementsboedel toereikend is om alle boedel- en faillissementschuldeisers te voldoen, zullen deze schuldeisers - indien zij hun vordering ter verificatie hebben ingediend - alsnog volledig voldaan worden.
Uit het voorgaande volgt dat de vraag welke schuldeisers voor een geslaagd beroep op de faillissementspauliana moeten zijn benadeeld, strikt bezien moet worden onderscheiden van de vraag welke partijen van de vernietiging uiteindelijk profijt hebben gehad.5 Terwijl de eerste vraag uiterlijk zal moeten worden beantwoord op het moment waarop in hoogste feitelijke instantie over het beroep van de curator op de faillissementspauliana wordt beslist,6 kan de laatste vraag pas worden beantwoord wanneer het faillissement is geëindigd. Dit is het gevolg van het systeem van de faillissementspauliana, waarin inbreuken op de positie van de schuldeisers 'via de boedel' ongedaan worden gemaakt en er tussen het moment waarop de curator moet hebben aangetoond dat de schuldeisers zijn benadeeld en het moment waarop het faillissement is geëindigd, zich nog verschillende wijzigingen met betrekking tot de omvang en de samenstelling van de boedel kunnen — en in de regel ook zullen — voordoen.