Vgl. EHRM 1 maart 2007, NJ 2007/349 m.nt. Borgers (Geerings) en HR 10 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AY6714.
HR, 18-04-2017, nr. 15/05191 P
ECLI:NL:HR:2017:728
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-04-2017
- Zaaknummer
15/05191 P
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:728, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑04‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:294, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:294, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑03‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:728, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑10‑2016
- Wetingang
art. 36e Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0212
NbSr 2017/199
Uitspraak 18‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Profijtontneming vervolgprofijt. Hof heeft geoordeeld dat betrokkene gelden die waren verkregen d.m.v. s.f. heeft ingezet bij casinobezoeken, dat de betrokkene daarbij per saldo “speelwinsten” van € 120.000,- en twee keer € 200.000,- tot zijn beschikking heeft gekregen en dat deze in hun geheel zijn aan te merken als w.v.v. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het hof hiermee tot uitdrukking heeft gebracht dat de ‘speelwinsten’ per saldo het resultaat zijn van (bij een hogere inzet) verliezen en (bij een lagere inzet) winsten. CAG gevolgd.
Partij(en)
18 april 2017
Strafkamer
nr. S 15/05191 P
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2015, nummer 20/004271-09, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, tot vermindering van het te betalen bedrag en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het wederrechtelijk verkregen voordeel op onjuiste dan wel onbegrijpelijke wijze heeft vastgesteld, meer in het bijzonder doordat het Hof op onjuiste, althans onbegrijpelijke gronden een bedrag van € 120.000,- als vervolgprofijt heeft aangemerkt.
2.2.1.
De bestreden uitspraak houdt met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende in:
"Het hof neemt hierna tot uitgangspunt de in het onderzoek Carwash/Felis opgemaakte voordeelsrapportage van de Politie Brabant-Noord, Divisie Centrale Recherche (...). Hierna zal dit rapport als "voordeelsrapportage" worden aangeduid. (...)
Veroordeelde is veroordeeld voor een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, er is een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld en uit dat onderzoek is gebleken dat dat feit of andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat wederrechtelijk voordeel is verkregen. Gelet daarop kan op de voet van het bepaalde in artikel 36e, derde lid (oud) Wetboek van Strafrecht aan veroordeelde voordeel worden ontnomen. (...)
In de voordeelsrapportage volgt uit de kasopstelling een negatief kassaldo. Dit betekent met andere woorden dat er door veroordeelde meer contant zou zijn uitgegeven dan op basis van de vastgestelde contante ontvangsten mogelijk is geweest. (...)
De veroordeelde heeft - kort gezegd - als verklaring voor een negatief kassaldo naar voren gebracht dat de contante uitgaven mogelijk zijn geweest door de speelwinsten door hem behaald in casino's.
In dat kader is tevens gewezen op de in het dossier opgenomen notariële verklaring waarin veroordeelde heeft laten vastleggen in 2002 een speelwinst te hebben behaald van € 120.000,- en in 2004 twee speelwinsten van € 200.000,-. Derhalve in totaal een speelwinst van € 520.000,-.
(...) [H]et hof [acht] de verklaring van veroordeelde aannemelijk dat hij in staat is geweest de contante uitgaven te doen door de door hem behaalde speelwinsten van in totaal € 520.000,-, mede gelet op de daaromtrent in het dossier opgenomen notariële verklaring.
In de voordeelsrapportage is ten aanzien van deze speelwinsten verder gerelateerd dat, gelet op de zwakke financiële situatie van veroordeelde, het niet anders kan zijn dan dat deze speelwinsten zijn behaald met de inzet van gelden welke zijn verkregen door middel van strafbare feiten.
In dat kader is gewezen op de omstandigheid dat veroordeelde in de jaren 2000 tot en met 2003 een WAO-uitkering ontving van ongeveer € 1.000,- netto per maand en vanaf januari 2004 een salaris van € 2.800,- ontving. Verder zou de echtgenote van veroordeelde tot oktober 2001 een bijstandsuitkering hebben gehad welke nadien zou zijn geëindigd (blz. 85).
De verdediging heeft dit betwist en heeft gesteld dat de enkele omstandigheid dat de speelwinsten onmogelijk behaald zouden kunnen zijn met het legale inkomen van veroordeelde onvoldoende is om deze winsten als "vervolgprofijt" aan te merken. Bovendien zou niet vaststaan dat de speelwinsten zijn behaald door het doen van hoge inzetten.
Het hof volgt de verdediging niet in voormeld betoog. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat veroordeelde een beroepsgokker was.
Veroordeelde behoorde tot de categorie van "grote" spelers die speelde met penningen van meer dan € 1.000,-. Veroordeelde heeft ook zelf een entreeverbod bij de casino's verzocht voor een periode van vijf jaar. Een dergelijk verbod wordt doorgaans alleen door een gokker verzocht wanneer hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost.
Aannemelijk is derhalve dat veroordeelde met grote regelmaat in casino's te vinden is geweest en met hoge inzetten uiteindelijk de door hem notarieel vastgelegde speelwinsten ter hoogte van € 520.000,- heeft behaald.
Een dergelijk gokgedrag is gelet op de hiervoor vastgestelde zwakke financiële positie van veroordeelde in de onderzoeksperiode niet goed denkbaar. Veroordeelde heeft ook voor het overige geen aannemelijke en onderbouwde verklaring gegeven waardoor hij in staat is geweest het kostbare casinobezoek te bekostigen.
Overeenkomstig de voordeelsrapportage is het hof dan ook van oordeel dat aannemelijk is dat de speelwinsten zijn behaald met inleg van gelden welke afkomstig zijn uit strafbare feiten. De speelwinsten zijn derhalve als "vervolgprofijt" aan te merken welke aan veroordeelde dienen te worden ontnomen.
Gelet op het vorenstaande wordt het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 520.000,-."
2.2.2.
Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Het hof stelt vast dat veroordeelde in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 21 september 2004 in casino's aanzienlijke speelwinsten heeft behaald. Deze speelwinsten zijn aannemelijk, immers notarieel door veroordeelde vastgelegd en voorts vastgelegd in schriftelijke bescheiden.
In februari 2002 is door veroordeelde bij het Holland Casino een speelwinst behaald van € 120.000,-. Vervolgens is door veroordeelde op 14 januari 2004 bij Casino Hohensyburg in Duitsland een speelwinst behaald van € 200.000,- en nog geen twee maanden later wederom een speelwinst van € 200.000,- bij het West Spiel Casino in Duitsland.
Het hof heeft verder vastgesteld dat in de periode van januari 2001 tot en met 2004 veroordeelde nauwelijks inkomsten had en een gering banksaldo.
Het ligt voor de hand dat veroordeelde vanwege zijn geringe financiële draagkracht niet in staat moet worden geacht het casino te bezoeken en daar veelvuldig geldbedragen in te leggen in het Amerikaanse roulettespel. De spelvorm die veroordeelde klaarblijkelijk beoefende.
Hoewel het hof oog heeft voor de mogelijkheid dat een eenmalig casinobezoek met een geringe inleg een hoge speelwinst kan opleveren, is het van oordeel dat daarvan in het geval van veroordeelde geen sprake is geweest.
In de eerste plaats zou veroordeelde dan wel heel veel geluk hebben gehad, waarvoor met name tekenend zijn de speelwinsten in Duitsland behaald van elk € 200.000,- in nog geen drie maanden tijd. Het hof wijst daarbij met name op het geringe winstpercentage van 2,7% voor een speler van Amerikaans roulette zoals uit informatie van Holland Casino blijkt (zie hierna bewijsmiddel 2). In de tweede plaats vormen de door veroordeelde zelf aangevraagde speelverboden "uit zelfbescherming" bij het Holland Casino in Breda sterke aanwijzingen dat veroordeelde veelvuldig aan het Amerikaanse roulettespel deelnam en daarmee aanzienlijke bedragen verloor. Vorenstaande feiten en omstandigheden geven ondersteuning aan de getuigenverklaring van [betrokkene 2] dat veroordeelde als een grote speler moest worden aangemerkt. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan deze verklaring.
Gelet op vorenstaande vaststellingen is het hof van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde met inkomsten uit enig strafbaar feit (op de voet van artikel 36e derde lid (oud) Sr), heeft gespeeld in een casino en de daaruit verkregen voormelde speelwinsten ten bedrage van € 520.000,- door veroordeelde verkregen vervolgprofijt vormen die aan hem ontnomen dienen te worden."
2.2.3.
De bewijsmiddelen houden het volgende in:
"De hierna opgenomen bewijsmiddelen zijn - voor zover niet anders wordt vermeld - afkomstig uit de ontnemingsrapportage van de politie Brabant-Noord, Divisie, Centrale Recherche met nummer 04012/HELV069. Deze rapportage bestaat uit:
- een relaasproces-verbaal op 24 maart 2006 opgemaakt door [verbalisant 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina's 1 tot en met 92; hierna te noemen: het relaasproces-verbaal;
- bijlagen welke zijn gevoegd bij het relaasproces-verbaal opgenomen op de doorgenummerde dossierpagina's 93 tot en met 906: hierna te noemen: de bijlagen.
1.
Het relaasproces-verbaal, pagina 48, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Periode
Als begindatum is gekozen voor 1 oktober 2001. Enerzijds vanwege het feit dat er vanaf dat moment vermoedelijk sprake is van zowel witwassen als hennephandel en anderzijds vanwege het feit dat vanaf die datum sprake is van samenwoning door [betrokkene] , [betrokkene 1] en hun drie kinderen. Laatstgenoemde reden is van praktische aard omdat vanaf genoemde datum geen splitsing aangebracht hoeft te worden tussen de uitgaven van [betrokkene] en die van zijn gezinsleden.
Als einddatum is gekozen voor 21 september 2004, de datum waarop in het kader van onderzoek Carwash/Felis, een groot aantal doorzoekingen heeft plaatsgevonden.
2.
Het relaasproces-verbaal, pagina 38, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
7.2
Notariële verklaring [betrokkene]
Bij notaris Van Tuijl te Tilburg is een notariële verklaring opgemaakt, waarin de herkomst van zijn financiële middelen door [betrokkene] is verantwoord.
Samengevat is de herkomst als volgt:
• speelwinst Holland Casino Breda d.d. 19 februari 2002 ad 120.000 euro;
• speelwinst Casino Hohensyburg (Duitsland) d.d. 14 januari 2004 ad 200.000 euro;
• speelwinst West Spiel Casino's (Duitsland) d.d. 1 maart 2004 ad 200.000 euro.
7.3
Legaal inkomen [betrokkene]
Volgens informatie van de belastingdienst ontving [betrokkene] tot januari 2004 een WAO-uitkering. De WAO-uitkering van [betrokkene] is per 15 januari 2004 stopgezet ten gevolge van een herkeuring.
7.4.2.
Speelwinsten
Uit de overgelegde bescheiden blijkt dat Holland Casino op 19 februari 2002 een bedrag van € 120.000,- als speelwinst heeft overgemaakt op de bankrekening ten name van [betrokkene] . Overmaking op rekening geschiedt alleen indien volgens Holland Casino vaststaat dat er sprake is van speelwinst.
7.4.4
Speelverliezen
Omdat het niet aannemelijk is dat een persoon 3 keer een casino bezoekt en die 3 keer ook direct een speelwinst behaalt van respectievelijk 120.000 euro, 200.000 euro en 200.000 euro werd aan Holland Casino om informatie gevraagd omtrent het spelgedrag van [betrokkene] .
Volgens informatie van Holland Casino heeft [betrokkene] op 2 september 2002 zelf om een entreeverbod verzocht voor de duur van 5 jaar en een daartoe benodigd formulier ingevuld. Op 1 maart 2004 heeft [betrokkene] verzocht het verbod op te heffen. Na een gesprek met [betrokkene] werd dit verzoek door Holland Casino ingewilligd, met dien verstande dat er een bezoekbeperking werd opgelegd van 2 keer per maand.
Op 24 april 2004 heeft [betrokkene] wederom een speelverbod aangevraagd voor de duur van 5 jaar. Dit entreeverbod geldt nog steeds.
Volgens Holland Casino kan een gast om een entreeverbod verzoeken als hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost.
7.5
Onderzoek speelwinsten en -verliezen [betrokkene] Casino's Duitsland
In de notariële verklaring wordt tevens melding gemaakt van twee speelwinsten in casino's in Duitsland, namelijk:
• speelwinst Casino Hohensyburg (Duitsland) d.d. 14 januari 2004 ad 200.000 euro;
• speelwinst West Spiel Casino's (Duitsland) d.d. 1 maart 2004 ad 200.000 euro.
7.5.1
Inbeslaggenomen bescheiden
Tijdens de doorzoeking in de woning van [betrokkene] werden onderstaande bescheiden aangetroffen en inbeslaggenomen:
x Schrijven van ABNAMRO-bank d.d. 1 maart 2004 betreffende kwitering een cheque ten bedrage van 200.000 euro van West Spiel Casino's te Munster;
x Scheckrucknahme c.q. Ausgabe Quittung Casino Hohensyburg ten name van [betrokkene] d.d. 14 januari 2004 ten bedrage van 200.000 euro.
Genoemde bescheiden zijn als bijlage 30 bij dit proces-verbaal gevoegd.
7.5.4
Samenvatting speelwinsten en -verliezen
Uit de informatie van Holland Casino blijkt tevens dat [betrokkene] gewoonlijk Amerikaans roulette speelde, waarbij de winstkans voor de speler 2,7% bedraagt.
Dit betekent uiteraard niet dat men incidenteel niet zou kunnen winnen, maar het bedrag van de winst is afhankelijk van het ingezette kapitaal en het geluk van de speler. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het volgens Holland Casino niet mogelijk is om in je levensonderhoud te kunnen voorzien door het spelen in een casino.
3.
Bijlage 26, dossierpagina 361, zijnde schriftelijke bescheiden inhoudende, zakelijk weergegeven:
1.
Opdracht tot overmaking
Holland Casino
Datum 19/02/2002 tijd: 02:45
Naam [betrokkene] - Tilburg
Een bedrag van € 60.000.-
2.
Opdracht tot overmaking
Holland Casino
Datum 19/02/2002 tijd: 02:55
Naam [betrokkene] - Tilburg
Een bedrag van € 60.000.-
4.
Bijlage 30, dossierpagina 458, zijnde een schriftelijk bescheid zijnde een zogenaamde Scheckrucknahme c.q. Ausgabe Quittung Casino Hohensyburg ten name van [betrokkene] d.d. 14 januari 2004 ten bedrage van 200.000 euro, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Casino Hohensyburg
Spieltag: 14.01.2004/22:39:33
Scheckrueknahme [betrokkene]
Ausgaben € 200.000,-.
5.
Bijlage 30, dossierpagina 457, zijnde een schriftelijk bescheid zijnde een schrijven van ABN AMRO-bank d.d. 1 maart 2004 betreffende kwitering een cheque ten bedrage van 200.000 euro van West Spiel Casino's te Munster, inhoudende zakelijk weergegeven:
ABN AMRO BANK
Datum 01/03/2004
Betreft kwiteren cheque
Geachte collega,
Bijgaande cheque graag onder gewoon voorbehoud afrekenen:
Rekeningnummer: [001]
Naam Client: [betrokkene]
Chequenummer: Munster
Bedrag: € 200.000,-.
6.
Bijlage 29, dossierpagina 429 e.v., zijnde een proces-verbaal op 24 maart 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2] (brigadier van politie) en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] (hoofdagente van politie) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
Mijn functie is Manager Security & Risk Control (hof: Holland Casino/Breda). Als zodanig ben ik belast met het leiding geven aan de afdeling met dezelfde naam. Mijn afdeling is belast met het zorgdragen voor de veiligheid van gast en medewerker in het algemeen alsmede een groot deel van de controle op interne procedures en de spelveiligheid.
U vraagt of er beroepsspelers of anderszins spelers zijn die door het spelen in het casino in hun levensonderhoud kunnen voorzien. In z'n algemeenheid kan worden gesteld dat dit niet mogelijk is. Spelen in een casino is per definitie je onderwerpen aan het kansspel en accepteren dat de balans voor het casino positief doorslaat. Zodra spelers door behendigheid de balans door zouden kunnen laten slaan is het geen kansspel meer.
U vraagt of er betrouwbare door deskundigen opgemaakte rapportages zijn inzake de kansberekening bij het spelen in de casino's. U bedoelt vermoedelijk winstpercentages voor gasten. Dergelijke rapporten zijn er niet. De kansberekeningen zijn er uiteraard wel. Deze vallen allemaal in het voordeel van het casino uit. (Roulette 2,7 %; Black Jack 0,5 - 1,5%)
Ik beperk mij hier tot de meest gespeelde spellen. Bij alle overige aangeboden spellen is het winstpercentage voor het huis nog gunstiger inclusief speelautomaten.
U vraagt mij of ik kan verklaren omtrent de kans dat iemand kan winnen in een Casino bij het spel Amerikaanse Roulette. Ik verwijs naar het hiervoor aangehaald verliespercentage van de gast. Dit betekent uiteraard niet dat men incidenteel niet zou kunnen winnen. Het bedrag van de winst is afhankelijk van het ingezette kapitaal en het geluk dat iemand op een dag of op meerdere dagen heeft.
U vraagt mij of ik [betrokkene] uit hoofde van mijn functie ken.
Navraag bij floormanagers leerde dat [betrokkene] voornamelijk speelde aan de Amerikaanse Roulettetafels.
U vraagt of er onderverdelingen zijn in categorieën spelers. Vrij strak gekaderde categorieën bestaan niet althans niet in relatie tot inzetten die men in de regel wenst in te zetten. Grof gezegd kun je spreken over kleine spelers, middelmatige spelers en grote spelers. In kamervragen heeft Minister Donner geantwoord dat onder grote spelers dienen te worden verstaan "spelers die doorgaans spelen met speelpenningen van meer dan 1.000 euro". [betrokkene] is gelet op zijn wijze van spelen in te delen in deze categorie. Kleine spelers en middelmatige spelers vallen in ieder geval niet in die categorie.
U vraagt, ondanks het feit dat Holland Casino geen registratie bijhoudt van verliezen, of er iets gezegd kan worden over de verliezen die [betrokkene] heeft geleden. Ik heb daar intern navraag naar gedaan. Het is voorgekomen dat [betrokkene] op een dag meer dan € 100.000,00 verloor. Er zijn mij bedragen genoemd van € 200.000,00. Bij het laatste getal wil ik de opmerking maken dat dit bedrag door een enkeling werd genoemd. Het is uiteraard niet zo dat [betrokkene] bij nagenoeg ieder bezoek een dergelijk bedrag verloor. Hij verloor soms ook lagere bedragen net zo goed als hij soms ook lagere bedragen wist te winnen.
U vraagt hoe een en ander in zijn werk gaat met entreeverboden. De gast kan als hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost om een entreeverbod verzoeken. Een dergelijk verzoek zal altijd worden ingewilligd en is tussentijds niet opzegbaar. De minimumperiode is 6 maanden of 12 maanden indien een entreeverbod wordt aangevraagd voor een jaar of voor onbepaalde tijd.
U vraagt mij tenslotte of het mij uit hoofde van mijn functie bekend is of [betrokkene] in januari en februari 2004 aanzienlijke winsten heeft behaald. U noemt hierbij bedragen van 2 x 200.000 euro gewonnen in een casino in Duitsland. Ik ben bekend met deze winsten.
7.
Bijlage 29, dossierpagina 447 e.v., zijnde een proces-verbaal op 13 september 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2] (brigadier van politie) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
Vraag:
Heeft [betrokkene] bij Holland Casino ooit een entreeverbod gekregen of zelf aangevraagd?
Antwoord:
[betrokkene] heeft nooit een entreeverbod gekregen op initiatief van Holland Casino. [betrokkene] heeft op 2 september 2002 zelf een entreeverbod gevraagd voor de duur van 5 jaar en hij heeft daartoe een benodigd formulier ingevuld.
[betrokkene] heeft op 1 maart 2004 een brief geschreven met daarin het verzoek om dit entreeverbod op te heffen. Hiertoe heeft op 4 maart 2004 een gesprek plaatsgevonden met [betrokkene] . De uitslag hiervan was dat [betrokkene] zijn entreeverbod werd opgeheven. Er is in dat gesprek wel afgesproken dat er een bezoekbeperking zou zijn.
[betrokkene] zou ten hoogste 2 keer per maand een bezoek brengen aan Holland Casino. [betrokkene] heeft op 24 april 2004 een entreeverbod aangevraagd voor de duur van 5 jaar en hij heeft daartoe wederom een benodigd formulier ingevuld. Dit entreeverbod geldt dus vanaf die tijd en nog steeds.
Vraag:
Hoe en waarom worden de entreeverboden vastgelegd bij Holland Casino?
Antwoord:
Zoals ik eerder verklaard heb kan een gast kan als hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost om een entreeverbod verzoeken.
Een dergelijk verzoek dient altijd schriftelijk te geschieden. De klant krijgt dan een formulier wat hij of zij in moet vullen.
8.
Bijlage 29, dossierpagina 450, zijnde een schriftelijk bescheid zijnde een aanvraag ontzegging toegang voor de duur van 6 maanden ter zelfbescherming bij Holland Casino ingevuld/opgemaakt door [betrokkene] , d.d. 21 februari 2002, voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Holland Casino
Vestiging Breda
Datum: 21-02-2002
Ondergetekende:
Naam: [betrokkene]
Voornaam: [voornaam]
Adres: [a-straat 1]
Postcode en woonplaats: [woonplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1969
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Verzoekt met ingang van heden:
A. Ontzegging van de toegang tot alle Holland Casino's voor een periode van 6 maanden
De reden voor mijn verzoek is: zelfbescherming.
Door mij werd hoofdzakelijk gespeeld: Amerikaanse Roulette.
9.
Bijlage 29, dossierpagina 451, zijnde een schriftelijk bescheid zijnde een aanvraag ontzegging toegang voor onbepaalde tijd ter zelfbescherming bij Holland Casino ingevuld/opgemaakt door [betrokkene] , d.d. 1 september 2002, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Holland Casino
Vestiging Breda
Datum: 01-09-2002
Ondergetekende:
Naam: [betrokkene]
Voornaam: [voornaam]
Adres: [a-straat 1]
Postcode en woonplaats: [woonplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1969
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Verzoekt met ingang van heden:
A. Ontzegging van de toegang tot alle Holland Casino's voor een periode van onbepaalde tijd
De reden voor mijn verzoek is: zelfbescherming.
Door mij werd hoofdzakelijk gespeeld: Amerikaanse Roulette.
10.
Bijlage 29, dossierpagina 455, zijnde een schriftelijk bescheid zijnde een aanvraagformulier Bezoekbeperking/Entreeverbod, voor de duur van 5 jaar c.q. onbepaalde tijd d.d. 4 maart 2004 aangaande [betrokkene] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Holland Casino
Vestiging Breda
Datum: 04-03-2004
Ondergetekende:
Naam: [betrokkene]
Voornaam: [voornaam]
Adres: [b-straat 1]
Postcode en woonplaats: [woonplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1969
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Verzoekt met ingang van heden:
Bezoekbeperking voor 2 bezoeken per maand voor de duur van 6 maanden.
De reden voor mijn verzoek is: zelfbescherming.
Door mij werd hoofdzakelijk gespeeld: Amerikaanse Roulette.
11.
Bijlage 29, dossierpagina 456, zijnde een aanvraagformulier Bezoekbeperking/Entreeverbod, voor de duur van 5 jaar c.q. onbepaalde tijd d.d. 24 april 2004 aangaande [betrokkene] , voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Holland Casino
Vestiging Breda
Datum: 24-04-2004
Ondergetekende:
Naam: [betrokkene]
Voornaam: [voornaam]
Adres: [a-straat 1]
Postcode en woonplaats: [woonplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1969
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Verzoekt met ingang van heden:
Entreeverbod voor onbepaalde tijd (5 jaar)
De reden voor mijn verzoek is: zelfbescherming.
Door mij werd hoofdzakelijk gespeeld: Amerikaanse Roulette.
12.
Bijlage 27, dossierpagina 401, zijnde een proces-verbaal op 13 september 2004 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar, voorzover inhoudende als eigen waarneming of bevinding van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van het lopende onderzoek Carwash, werd door de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch een verzoek d.d. 25 juli 2003 gericht aan de Belastingdienst, waarin werd verzocht om inzage in de belastinggegevens van de verdachte [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] .
De inkomens- en rentegegevens over de jaren 2000 tot en met 2002 werden ontvangen in augustus 2003.
Op 13 september 2004 werden onderstaande inkomensgegevens over het jaar 2003 van de Belastingdienst ontvangen:
WAO-uitkering bruto 21.282 euro
Loonheffing -/- 5.569 euro
Philips bruto 867 euro
Loonheffing -/- 282 euro
13.
Bijlage 27, dossierpagina 393, zijnde een proces-verbaal op 7 augustus 2003 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4] , inspecteur van politie, voorzover inhoudende als eigen waarneming of bevinding van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 5 augustus 2003 werd door mij, verbalisant, telefonisch informatie ingewonnen bij de Belastingdienst particulieren te Tilburg.
Hiertoe werd door mij het verzoek van de officier van justitie naar de belastingdienst gefaxt.
Samengevat weergegeven bleek het volgende uit deze belastinggegevens.
Volgens de fiscale gegevens heeft [betrokkene] een WAO uitkering op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Uit de fiscale gegevens bleek dat hij in de jaren 2000, 2001 en 2002 geen ander inkomen heeft genoten.
De bruto-inkomsten, in euro's, minus de ingehouden loonheffing in jaren 2000, 2001 en 2002, bedroegen respectievelijk:
Omschrijving 2000 2001 2002
WAO uitkering € 19.728 € 20.498 € 21.377
Ingeh. Loonheffing € 5.420(-) € 5.284(-) € 5.522(-)
Bruto-inkomen
Minus loonheffing € 14.707 € 15.214 € 15.855
Verder waren er bij de belastingdienst ook rente gegevens van [betrokkene] bekend. Dit van de jaren 2001 en 2002. Uit de computeruitdraaien uit de rentebase bleek dat [betrokkene] een bankrekening heeft met nummer [001] . Verder bleken de navolgende begin- en eindsaldo's door de bank te zijn doorgegeven.
Rekeningnummer Jaar Beginsaldo Eindsaldo
[001] 2001 0 1.630
[002] 2002 1.630 811
14.
Bijlage 26, dossierpagina 349, inhoudende een schriftelijk bescheid zijnde een notariële verklaring, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Heden, vijfentwintig maart tweeduizend vier, verscheen voor mij, mr. Joannes Antonius Henricus Gerardus van Tuijl, notaris te Tilburg:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] negentienhonderd negenenzestig, wonende te [woonplaats] ,
De verschenen persoon verklaarde het volgende:---------
1. Mijn naam is [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] negentienhonderd negenenzestig, wonende te [woonplaats] ;
2. Door Holland Casino Breda is op negentien februari tweeduizend twee een bedrag ad een honderd twintig duizend euro (€ 120.000,00) op mijn ABN-AMRO rekening met nummer [001] , gestort.
3. Op veertien januari tweeduizend vier is door Casino Hohensyburg (Duitsland) een bedrag ad twee honderd duizend euro (€ 200.000,00) uitbetaald op basis van "Scheckniecknahme", welke op mijn naam was gesteld.
4. Op een maart tweeduizend vier heb ik bij ABN-AMRO bank aan het Wagnerplein te Tilburg ter afrekening aangeboden een cheque ten bedrage van twee honderd duizend euro (€ 200.000,00), met als trekker West Spiel Casinos cheque nummer Munster.
5. Deze cheque is op een maart tweeduizend vier ter kwitering doorgezonden aan ABN AMRO bank N.V. te Amsterdam,
Vervolgens legde de verschenen persoon in handen van mij, notaris, de belofte af op zijn hiervoor afgelegde verklaring.
De verschenen persoon is mij, notaris, bekend terwijl zijn identiteit door mij, notaris, aan de hand van het hiervoor gemelde en daartoe bestemde document is vastgesteld.
Waarvan akte is verleden te Tilburg op de datum in het hoofd van deze akte vermeld."
2.3.1.
Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.1 en 2.2.2 weergegeven overwegingen heeft het Hof vastgesteld dat:
- de betrokkene met grote regelmaat casino's bezocht en behoorde tot de categorie 'grote' spelers (die spelen met penningen van meer dan € 1.000,-),
- de hoge inzetten niet konden worden bekostigd uit het geringe legale inkomen van de betrokkene,
- de statistische kans op winst bij een casinospel zoals het door de betrokkene beoefende Amerikaanse roulettespel gering is,
- de betrokkene op diverse momenten, onder meer op 21 februari 2002, dus twee dagen na het behalen van een speelwinst van € 120.000,- bij Holland Casino te Breda, bij datzelfde casino een toegangsontzegging heeft aangevraagd met als reden "zelfbescherming" (bewijsmiddel 8), en
- zo een ontzegging doorgaans alleen door een speler wordt verzocht wanneer hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost.
2.3.2.
Tegen deze achtergrond heeft het Hof geoordeeld dat de betrokkene gelden die waren verkregen door middel van strafbare feiten heeft ingezet bij casinobezoeken, dat de betrokkene daarbij per saldo bedragen - door het Hof 'speelwinsten' genoemd - van € 120.000,- en twee keer € 200.000,- tot zijn beschikking heeft gekregen en dat deze 'speelwinsten' in hun geheel zijn aan te merken als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het Hof hiermee tot uitdrukking heeft gebracht dat de 'speelwinsten' per saldo het resultaat zijn van (bij een hogere inzet) verliezen en (bij een lagere inzet) winsten.
2.4.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het eerste en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting van € 515.000,–.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 510.000,– bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017.
Conclusie 07‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Profijtontneming vervolgprofijt. Hof heeft geoordeeld dat betrokkene gelden die waren verkregen d.m.v. s.f. heeft ingezet bij casinobezoeken, dat de betrokkene daarbij per saldo “speelwinsten” van € 120.000,- en twee keer € 200.000,- tot zijn beschikking heeft gekregen en dat deze in hun geheel zijn aan te merken als w.v.v. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het hof hiermee tot uitdrukking heeft gebracht dat de ‘speelwinsten’ per saldo het resultaat zijn van (bij een hogere inzet) verliezen en (bij een lagere inzet) winsten. CAG gevolgd.
Nr. 15/05191 P Zitting: 7 maart 2017 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [betrokkene] |
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 5 oktober 2015 het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 520.000,- en de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 515.000,-.
Namens de betrokkene heeft mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, cassatieberoep ingesteld. Bij schriftuur heeft hij vier middelen van cassatie voorgesteld. Daarnaast heeft mr. G.P.N. Robben, advocaat-generaal bij het ressortsparket, op 16 oktober 2015 cassatieberoep ingesteld. Op 12 december 2016 is dit cassatieberoep door A.J. de Veer, advocaat-generaal bij het ressortsparket, ingetrokken.
Het eerste middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte de begindatum van de periode waarover wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend, heeft gesteld op 1 oktober 2001 in plaats van op 1 mei 2003, althans dat het oordeel van het hof om de periode op 1 oktober 2001 te doen starten, onbegrijpelijk is, dan wel ontoereikend is gemotiveerd.
Uit de bestreden uitspraak blijkt dat de betrokkene in de hoofdzaak is veroordeeld voor het medeplegen van in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 30 september 2003 tot en met 21 september 2004, witwassen in de periode van 14 december 2001 tot en met 21 september 2004 en deelneming aan een criminele organisatie in de periode van 1 mei 2003 tot en met 11 oktober 2004.
Uit het oordeel van het hof blijkt dat de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op art. 36e, derde lid, (oud) Sr. Deze bepaling luidt als volgt:
“Op vordering van het openbaar ministerie kan bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, en tegen wie als verdachte van dat misdrijf een strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien gelet op dat onderzoek aannemelijk is dat ook andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.”
6. Het hof heeft het volgende overwogen ten aanzien van de grondslag van de schatting en de periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend:
“Grondslag van de schatting
Veroordeelde is veroordeeld voor een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, er is een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld en uit dat onderzoek is gebleken dat dat feit of andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat wederrechtelijk voordeel is verkregen. Gelet daarop kan op de voet van het bepaalde in artikel 36e, derde lid (oud) Wetboek van Strafrecht aan veroordeelde voordeel worden ontnomen.
De rekenmethode
Voor wat betreft de schatting van dit voordeel is in de voordeelsrapportage gekozen voor de rekenmethode van de kasopstelling. Het hof sluit zich aan bij deze berekeningsmethode.
Bij de kasopstelling wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel aangetoond als er meer contante uitgaven zijn gedaan dan op basis van contante ontvangsten mogelijk is geweest.
Periode van de kasopstelling
In de voordeelsrapportage is de periode voor de kasopstelling gesteld op 1 oktober 2001 tot en met 21 september 2004.
De verdediging heeft de begindatum betwist. Volgens de verdediging zou de periode op 1 mei 2003 moeten starten omdat op die datum pas blijkt van strafbare feiten waaruit veroordeelde voordeel heeft genoten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In de voordeelsrapportage zijn twee redenen genoemd voor de begindatum van 1 oktober 2001 (dossierpagina 48).
In de eerste plaats zou toen vermoedelijk sprake zijn geweest van witwassen en hennephandel. In de tweede plaats is een praktisch argument gekozen namelijk dat vanaf 1 oktober 2001 veroordeelde is gaan samenwonen met zijn verloofde en drie kinderen. Daardoor hoefde geen splitsing te worden aangebracht tussen de uitgaven van veroordeelde en de andere leden van het gezin.
Voormelde redenen vormen, ook naar het oordeel van het hof, voldoende grond de begindatum op 1 oktober 2001 te stellen.
Het hof overweegt daarbij dat door voormeld verweer de verdediging miskent dat bij een schatting die is gebaseerd op artikel 36e, derde lid (oud), Wetboek van Strafrecht, er grotendeels wordt geabstraheerd van het onderliggende veroordelende gronddelict. Het is in dat kader niet van belang of dat veroordelende gronddelict al dan niet voordeel heeft opgeleverd.
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.”
7. Ik stel voorop dat de door het hof in de hoofdzaak bewezen verklaarde periode overeenkomt met de ten laste gelegde periode. Hier doet zich dan ook niet de situatie voor waarin een feit waarvan de verdachte is vrijgesproken (mede) ten grondslag wordt gelegd aan de ontnemingsmaatregel.1.Voor zover het middel de klacht behelst dat het oordeel van het hof in strijd is met hetgeen het Europese hof heeft bepaald in het arrest Geerings tegen Nederland, faalt het om die reden.2.
8. Het middel bevat voorts de klacht dat het hof de periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld, ten onrechte heeft verlengd met een periode voorafgaand aan de bewezen verklaarde periode, onder de motivering dat “toen vermoedelijk sprake [zou] zijn geweest van witwassen en hennephandel”. De steller van het middel wijst er in dit verband op dat het derde lid van art. 36e (oud) Sr voorschrijft dat uit het strafrechtelijk financieel onderzoek aannemelijk moet zijn geworden dat andere strafbare feiten dan de bewezen verklaarde feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
9. Het derde lid van art. 36e Sr biedt in voorkomende gevallen de mogelijkheid rekening te houden met voordeel dat niet is voortgevloeid uit de bewezen verklaarde feiten. Eén van de vereisten voor toepassing van deze bepaling is dat aannemelijk is geworden dat andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. In de onderhavige zaak is de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op speelwinsten die de betrokkene in casino’s heeft verkregen, welke speelwinsten als vervolgprofijt zijn aangemerkt. Het hof heeft over deze speelwinsten het volgende overwogen:
“In de voordeelsrapportage is ten aanzien van deze speelwinsten verder gerelateerd dat, gelet op de zwakke financiële situatie van veroordeelde, het niet anders kan zijn dan dat deze speelwinsten zijn behaald met de inzet van gelden welke zijn verkregen door middel van strafbare feiten.
In dat kader is gewezen op de omstandigheid dat veroordeelde in de jaren 2000 tot en met 2003 een WAO-uitkering ontving van ongeveer € 1.000,- netto per maand en vanaf januari 2004 een salaris van € 2.800,- ontving. Verder zou de echtgenote van veroordeelde tot oktober 2001 een bijstandsuitkering hebben gehad welke nadien zou zijn geëindigd (blz. 85).
De verdediging heeft dit betwist en heeft gesteld dat de enkele omstandigheid dat de speelwinsten onmogelijk behaald zouden kunnen zijn met het legale inkomen van veroordeelde onvoldoende is om deze winsten als “vervolgprofijt” aan te merken. Bovendien zou niet vaststaan dat de speelwinsten zijn behaald door het doen van hoge inzetten.
Het hof volgt de verdediging niet in voormeld betoog. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat veroordeelde een beroepsgokker was.
Veroordeelde behoorde tot de categorie van “grote” spelers die speelde met penningen van meer dan € 1.000,-. Veroordeelde heeft ook zelf een entreeverbod bij de casino’s verzocht voor een periode van vijf jaar. Een dergelijk verbod wordt doorgaans alleen door een gokker verzocht wanneer hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost.
Aannemelijk is derhalve dat veroordeelde met grote regelmaat in casino’s te vinden is geweest en met hoge inzetten uiteindelijk de door hem notarieel vastgelegde speelwinsten ter hoogte van € 520.000,- heeft behaald.
Een dergelijk gokgedrag is gelet op de hiervoor vastgestelde zwakke financiële positie van veroordeelde in de onderzoeksperiode niet goed denkbaar. Veroordeelde heeft ook voor het overige geen aannemelijke en onderbouwde verklaring gegeven waardoor hij in staat is geweest het kostbare casinobezoek te bekostigen.
Overeenkomstig de voordeelsrapportage is het hof dan ook van oordeel dat aannemelijk is dat de speelwinsten zijn behaald met inleg van gelden welke afkomstig zijn uit strafbare feiten. De speelwinsten zijn derhalve als “vervolgprofijt” aan te merken welke aan veroordeelde dienen te worden ontnomen.”
10. In de aanvulling op het bestreden arrest heeft het hof voorts de volgende aanvullende bewijsoverweging opgenomen:
“Het hof laat de juistheid van de in de voordeelsrapportage opgenomen inkomsten en uitgaven van de eenvoudige kasopstelling uitdrukkelijk in het midden.
Het hof stelt vast dat veroordeelde in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 21 september 2004 in casino’s aanzienlijke speelwinsten heeft behaald. Deze speelwinsten zijn aannemelijk, immers notarieel door veroordeelde vastgelegd en voorts vastgelegd in schriftelijke bescheiden.
In februari 2002 is door veroordeelde bij het Holland Casino een speelwinst behaald van € 120.000,-. Vervolgens is door veroordeelde op 14 januari 2004 bij Casino Hohensyburg in Duitsland een speelwinst behaald van € 200.000,- en nog geen twee maanden later wederom een speelwinst van € 200.000,- bij het West Spiel Casino in Duitsland.
Het hof heeft verder vastgesteld dat in de periode van januari 2001 tot en met 2004 veroordeelde nauwelijks inkomsten had en een gering banksaldo.
Het ligt voor de hand dat veroordeelde vanwege zijn geringe financiële draagkracht niet in staat moet worden geacht het casino te bezoeken en daar veelvuldig geldbedragen in te leggen in het Amerikaanse roulettespel. De spelvorm die veroordeelde klaarblijkelijk beoefende.
Hoewel het hof oog heeft voor de mogelijkheid dat een eenmalig casinobezoek met een geringe inleg een hoge speelwinst kan opleveren, is het van oordeel dat daarvan in het geval van veroordeelde geen sprake is geweest.
In de eerste plaats zou veroordeelde dan wel heel veel geluk hebben gehad, waarvoor met name tekenend zijn de speelwinsten in Duitsland behaald van elk € 200.000,- in nog geen drie maanden tijd. Het hof wijst daarbij met name op het geringe winstpercentage van 2,7% voor een speler van Amerikaans roulette zoals uit informatie van Holland Casino blijkt (zie hierna bewijsmiddel 2). In de tweede plaats vormen de door veroordeelde zelf aangevraagde speelverboden “uit zelfbescherming” bij het Holland Casino in Breda sterke aanwijzingen dat veroordeelde veelvuldig aan het Amerikaanse roulettespel deelnam en daarmee aanzienlijke bedragen verloor.
Vorenstaande feiten en omstandigheden geven ondersteuning aan de getuigenverklaring van [betrokkene 2] dat veroordeelde als een grote speler moest worden aangemerkt. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan deze verklaring.
Gelet op vorenstaande vaststellingen is het hof van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde met inkomsten uit enig strafbaar feit (op de voet van artikel 36 e derde lid (oud) Sr), heeft gespeeld in een casino en de daaruit verkregen voormelde speelwinsten ten bedrage van € 520.000,- door veroordeelde verkregen vervolgprofijt vormen die aan hem ontnomen dienen te worden.”
11. Uit het voorafgaande blijkt dat het hof gemotiveerd heeft uiteengezet waarom ten aanzien van de speelwinsten aannemelijk is geworden dat deze zijn behaald met de inleg van gelden die afkomstig zijn uit strafbare feiten. Het hof heeft aldus het juiste criterium toegepast. Anders dan de steller van het middel kennelijk meent, behoefde niet aannemelijk te worden dat de desbetreffende winsten zijn voortgevloeid uit de door het hof genoemde strafbare feiten witwassen en hennephandel. Geen rechtsregel schrijft immers voor dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechter de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ontleend, moet blijken om welke andere feiten als bedoeld in art. 36e, derde lid, (oud) Sr het gaat.3.Voorts is niet vereist dat de strafbare feiten als bedoeld in het derde lid van art. 36e (oud) Sr zijn begaan in de bewezen verklaarde periode, zoals vastgesteld in de hoofdzaak. Om die reden kan ook de in het middel gepresenteerde klacht dat het hof ten onrechte de begindatum van de onderzoeksperiode heeft vastgesteld op 1 oktober 2001 niet tot cassatie leiden.
12. Het middel faalt.
13. Het tweede middel bevat de klacht dat het hof op onjuiste, althans onbegrijpelijke gronden de op 19 februari 2002 behaalde gokwinst van € 120.000,- als vervolgprofijt heeft aangemerkt.
14. Het hof heeft in de bestreden uitspraak de door de betrokkene in casino’s behaalde speelwinsten aangemerkt als vervolgprofijt. Hoewel het middel deze wijze van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als zodanig niet bestrijdt, zal ik allereerst ingaan op de vraag in hoeverre vervolgprofijt in de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden betrokken.
15. Voorop moet worden gesteld dat in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet dat heeft geleid tot art. 36e Sr naar voren komt dat ook “revenuen die van de met uit illegale bron verkregen gelden verworven worden geïncasseerd (interest, dividenden, huuropbrengst etc.)” als wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen worden aangemerkt.4.Aan de memorie van antwoord kan in dit verband het volgende worden ontleend:
“Degene die de opbrengst van afdreiging zou besteden aan de overigens regelmatige
aankoop van een antieke inventaris, kan worden geconfronteerd met een conservatoir beslag op die inventaris met het oog op het later verhaal daarop van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk voordeel. De (financiële) middelen waarmee het vermogensbestand in zijn bezit is kunnen raken, zijn immers het resultaat van zijn crimineel handelen. Wanneer deze inventaris tussen het moment van aankoop door de delinkwent en het gelegde beslag in waarde is gestegen, is er geen reden de ontneming van voordeel te beperken tot het oorspronkelijke aankoopbedrag. Waar die aankoop eerst mogelijk was doordat de middelen daarvoor wederrechtelijk zijn verkregen, is niet in te zien waarom de betrokkene op waardevermeerdering van het gekochte enige aanspraak zou kunnen maken.”5.
16. In dit verband wordt in de memorie van antwoord ook opgemerkt dat de ontnemingsmaatregel ertoe strekt te bereiken dat de betrokkene in de vermogenspositie wordt gebracht die zou hebben bestaan indien hij niet onrechtmatig zou hebben gehandeld. Daarbij wordt erop gewezen dat het niet altijd eenvoudig is om vast te stellen hoe deze positie zou zijn geweest, omdat wederrechtelijk verkregen vermogen kan worden vermengd met legale middelen die rente opbrengen. Zo kan wederrechtelijk vermogen worden gebruikt voor de aankoop van apparatuur waarmee “niet criminele activiteiten” worden verricht. In dergelijke gevallen moet eerst worden bepaald welk gedeelte rechtstreeks wederrechtelijk is verkregen. Vervolgens kan bij vermenging worden bezien welk gedeelte van het totale rendement aan het wederrechtelijke gedeelte moet worden toegeschreven. Ter illustratie wordt gewezen op de winst die voortvloeit uit een investering in bedrijfsmiddelen voor een overigens legale productie, terwijl die investering is gedaan met de opbrengsten van een overval. Die winst kan als wederrechtelijk verkregen voordeel worden aangemerkt indien aannemelijk wordt dat deze winst zonder die investering niet of tot een lager bedrag zou zijn gemaakt.6.
17. Borgers leidt uit het hiervoor genoemde voorbeeld af dat elke vermogensvermeerdering die kan worden teruggevoerd tot de verkrijging van het primaire voordeel in beginsel voor ontneming in aanmerking komt.7.De afbakening van het te ontnemen vervolgprofijt zoekt hij daarin dat hoge eisen zouden moeten worden gesteld aan het bewijs van het causale verband tussen het behalen van het vervolgprofijt en het voorhanden hebben van het primaire voordeel. Dit causale verband moet volgens hem “boven elke twijfel verheven zijn”.8.Borgers stelt zich voorts op het standpunt dat moet vaststaan waaruit het primaire voordeel bestaat alvorens van vervolgprofijt kan worden gesproken. Vervolgprofijt is immers de meeropbrengst die met dat primaire voordeel is verkregen.9.Of dat betekent dat de omvang van het primaire profijt moet komen vast te staan, laat hij in het midden. Naar mijn mening staat de enkele omstandigheid dat de omvang van het primaire voordeel niet kan worden vastgesteld er niet aan in de weg dat vervolgprofijt wordt ontnomen. Gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel, dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Dat betekent naar mijn mening dat ontneming mogelijk is als kan worden vastgesteld dat sprake is van een bepaald bedrag aan wederrechtelijk verkregen vervolgprofijt, ook al is de omvang van het primaire voordeel niet bekend.
18. Ter illustratie kan worden gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2012.10.Uit de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter blijkt dat het in deze zaak ging om het volgende. Het hof had vastgesteld dat er aanwijzingen bestonden dat de betrokkene valsheid in geschrift had gepleegd door bij de aanvraag en de verkrijging van een hypothecaire lening gebruik te maken van een vervalste loonstrook. Met de aldus verkregen lening kon hij het behoud van zijn woning financieren nadat zijn relatie met zijn vriendin werd beëindigd. Het door het hof vastgestelde voordeel bestond uit de toename van de waarde van de woning vanaf de datum van financiering met de ten onrechte verkregen hypothecaire lening tot aan de dag van de uitspraak van het hof. Deze waardestijging werd als vervolgprofijt aangemerkt. In het middel wordt geklaagd dat het vervolgprofijt niet kan worden beschouwd als voordeel in de zin van art. 36e Sr, omdat de betrokkene geen primair voordeel heeft verkregen. Mijn ambtgenoot Vegter stelt vast dat uit de overwegingen van het hof en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat aan de betrokkene een hypothecaire lening is verstrekt als gevolg van valsheid in geschrift. Daaruit volgt volgens hem dat het primaire voordeel dat de betrokkene heeft verkregen, bestaat uit het feit dat hij volledig eigenaar is geworden van de woning. Vegter meent dat het oordeel van het hof dat de waardevermeerdering van de woning als vervolgprofijt kan worden ontnomen niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en voorts niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep met toepassing van art. 81, eerste lid, RO.
19. Ook als de omvang van het primaire voordeel niet is komen vast te staan, zal als maatstaf hebben te gelden of (de omvang van) het vervolgprofijt aannemelijk is geworden. Aansluitend bij de hiervoor onder 16 besproken wetsgeschiedenis, moet worden aangenomen dat ook hiervoor geldt dat aannemelijk moet worden dat de betrokkene het vervolgprofijt niet had kunnen verkrijgen zonder met het oog op die verkrijging primair wederrechtelijk verkregen voordeel op enigerlei wijze te investeren. Een dergelijke interpretatie past binnen de kaders van de ontnemingswetgeving.
20. Ik keer terug naar de onderhavige zaak. Het hof heeft de in 2002 en in 2004 op de rekening van de betrokkene gestorte speelwinsten beschouwd als vervolgprofijt en in dat verband overwogen dat aannemelijk is dat de speelwinsten zijn behaald met de inleg van gelden die afkomstig zijn van strafbare feiten. Het hof heeft daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen: de betrokkene ontving in de jaren 2000 tot en met 2003 een WAO-uitkering van ongeveer € 1000,- netto per maand en vanaf januari 2004 een salaris van € 2800,-. De echtgenote van de betrokkene genoot tot oktober 2001 een bijstandsuitkering, welke nadien zou zijn geëindigd. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de betrokkene een beroepsgokker was en behoorde tot de categorie van “grote” spelers, die speelden met penningen van meer dan € 1000,-. De betrokkene heeft bij de casino’s een entreeverbod verzocht en verkregen, terwijl een dergelijk verbod doorgaans alleen door een gokker wordt verzocht wanneer hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost. Aan deze feiten en omstandigheden verbindt het hof de conclusie dat de betrokkene met grote regelmaat in casino’s te vinden is geweest en met hoge inzetten uiteindelijk de notarieel vastgelegde speelwinsten van € 520.000,- heeft behaald. Een dergelijk gokgedrag is gelet op de financiële positie van de betrokkene niet goed verklaarbaar, vervolgt het hof, terwijl de betrokkene geen aannemelijke en onderbouwde verklaring heeft gegeven waardoor hij in staat zou zijn geweest het kostbare casinobezoek te bekostigen.
21. In een aanvullende bewijsoverweging die is opgenomen in de aanvulling op het bestreden arrest, heeft het hof het voorafgaande herhaald en daaraan toegevoegd dat de betrokkene klaarblijkelijk het Amerikaanse roulettespel beoefende. Het hof stelt oog te hebben voor de mogelijkheid dat een eenmalig casinobezoek met een geringe inleg een hoge speelwinst kan opleveren, maar het is van oordeel dat daar in het geval van de betrokkene geen sprake van is geweest. Het hof wijst in dit verband op het geringe winstpercentage van 2,7 procent in geval van Amerikaanse roulette en de “uit zelfbescherming” door de betrokkene aangevraagde speelverboden.
22. Deze door het hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, vormen een toereikende motivering voor het oordeel dat het aannemelijk is dat de speelwinsten van de betrokkene zijn behaald met de inleg van gelden die afkomstig zijn uit strafbare feiten. Daarbij neem ik in aanmerking dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat een redelijke en billijke verdeling van de bewijslast in ontnemingszaken meebrengt dat de rechter de aannemelijkheid dat op enigerlei wijze wederrechtelijk voordeel is verkregen kan gronden op de door het openbaar ministerie bewezen stelling dat de betrokkene over aanzienlijke vermogensbestanddelen beschikt die in redelijkheid niet geacht kunnen worden uit legale inkomsten van de betrokkene verworven te zijn, terwijl uit verklaringen van de betrokkene niet aannemelijk is geworden dat hij zich legitiem heeft verrijkt.11.Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de betrokkene heeft verklaard het entreeverbod bij de casino’s uit zelfbescherming te hebben aangevraagd, omdat hij de net gewonnen geldbedragen niet direct weer wilde verliezen. Voorts verklaarde hij naast zijn uitkering altijd geld te hebben gehad om in het casino te besteden. Hij zou inkomsten uit arbeid hebben genoten en geld van familieleden en van de bank hebben geleend. Het oordeel van het hof dat dit geen aannemelijke en onderbouwde verklaring betreft, acht ik niet onbegrijpelijk en leent zich niet voor een verdere toetsing in cassatie.
23. Bij het voorafgaande moet worden bedacht dat met het middel slechts wordt geklaagd over de begrijpelijkheid van het oordeel van het hof, voor zover inhoudende dat het aanvragen van een speelverbod op 1 september 2002 redengevend is voor het oordeel dat het aannemelijk is dat de op 19 februari 2002 behaalde speelwinst van € 120.000,- is behaald met de inleg van gelden afkomstig uit strafbare feiten. De steller van het middel voert daartoe aan dat het aanvragen van een speelverbod een half jaar na het behalen van de desbetreffende winst redelijkerwijs niet als een sterke aanwijzing kan worden aangemerkt voor de stelling dat hij aanzienlijke, uit strafbare feiten afkomstige bedragen inlegde.
24. In de aanvullende bewijsoverweging overweegt het hof dat het uit de “zelf aangevraagde speelverboden”12.sterke aanwijzingen afleidt dat de betrokkene veelvuldig deelnam aan Amerikaanse roulette en daarbij veel bedragen verloor. Uit bewijsmiddel 8 blijkt dat de betrokkene reeds op 21 februari 2002, dus twee dagen na de behaalde speelwinst van € 120.000,-, een verzoek tot ontzegging van de toegang tot alle Holland Casino’s heeft gedaan voor de duur van zes maanden. Reeds daarop stuit het middel, dat is gebaseerd op de veronderstelling dat het hof in dit verband slechts is uitgegaan van een verzoek dat een half jaar nadien is gedaan, af.
25. Het middel faalt.
26. Het derde middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte de door [betrokkene 2] afgelegde verklaring als bewijsmiddel heeft gebezigd, dan wel ten onrechte niet heeft gereageerd op een dienaangaande in hoger beroep ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
27. Tot het bewijs heeft het hof – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – de volgende processen-verbaal gebezigd:
“2. Het relaasproces-verbaal, pagina 38, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
7.5.4 Samenvatting speelwinsten- en verliezen
Uit de informatie van Holland Casino blijkt tevens dat [betrokkene] gewoonlijk Amerikaans roulette speelde, waarbij de winstkans voor de speler 2,7% bedraagt.
Dit betekent uiteraard niet dat men incidenteel niet zou kunnen winnen, maar het bedrag van de winst is afhankelijk van het ingezette kapitaal en het geluk van de speler. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het volgens Holland Casino niet mogelijk is om in je levensonderhoud te kunnen voorzien door het spelen in een casino.
(…)
6. Bijlage 29, dossierpagina 429 e.v., zijnde een proces-verbaal op 24 maart 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2] (brigadier van politie) en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] (hoofdagente van politie) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
Mijn functie is Manager Security & Risk Control (hof: Holland Casino/Breda). Als zodanig ben ik belast met het leiding geven aan de afdeling met dezelfde naam. Mijn afdeling is belast met het zorgdragen voor de veiligheid van gast en medewerker in het algemeen alsmede een groot deel van de controle op interne procedures en de spelveiligheid.
U vraagt of er beroepsspelers of anderszins spelers zijn die door het spelen in het casino in hun levensonderhoud kunnen voorzien. In z'n algemeenheid kan worden gesteld dat dit niet mogelijk is. Spelen in een casino is per definitie je onderwerpen aan het kansspel en accepteren dat de balans voor het casino positief doorslaat. Zodra spelers door behendigheid de balans door zouden kunnen laten slaan is het geen kansspel meer.
U vraagt of er betrouwbare door deskundigen opgemaakte rapportages zijn inzake de kansberekening bij het spelen in de casino's. U bedoelt vermoedelijk winstpercentages voor gasten. Dergelijke rapporten zijn er niet. De kansberekeningen zijn er uiteraard wel. Deze vallen allemaal in het voordeel van het casino uit. (Roulette 2,7 %; Black Jack 0,5 - 1,5%)
Ik beperk mij hier tot de meest gespeelde spellen. Bij alle overige aangeboden spellen is het winstpercentage voor het huis nog gunstiger inclusief speelautomaten.
U vraagt mij of ik kan verklaren omtrent de kans dat iemand kan winnen in een Casino bij het spel Amerikaanse Roulette. Ik verwijs naar het hiervoor aangehaald verliespercentage van de gast. Dit betekent uiteraard niet dat men incidenteel niet zou kunnen winnen. Het bedrag van de winst is afhankelijk van het ingezette kapitaal en het geluk dat iemand op een dag of op meerdere dagen heeft.
U vraagt mij of ik [betrokkene] uit hoofde van mijn functie ken.
Navraag bij floormanagers leerde dat [betrokkene] voornamelijk speelde aan de Amerikaanse Roulettetafels.
U vraagt of er onderverdelingen zijn in categorieën spelers. Vrij strak gekaderde categorieën bestaan niet althans niet in relatie tot inzetten die men in de regel wenst in te zetten. Grof gezegd kun je spreken over kleine spelers, middelmatige spelers en grote spelers. In kamervragen heeft Minister Donner geantwoord dat onder grote spelers dienen te worden verstaan "spelers die doorgaans spelen met speelpenningen van meer dan 1.000 euro".
[betrokkene] is gelet op zijn wijze van spelen in te delen in deze categorie. Kleine spelers en middelmatige spelers vallen in ieder geval niet in die categorie.
U vraagt, ondanks het feit dat Holland Casino geen registratie bijhoudt van verliezen, of er iets gezegd kan worden over de verliezen die [betrokkene] heeft geleden. Ik heb daar intern navraag naar gedaan. Het is voorgekomen dat [betrokkene] op een dag meer dan € 100.000,00 verloor. Er zijn mij bedragen genoemd van € 200.000,00. Bij het laatste getal wil ik de opmerking maken dat dit bedrag door een enkeling werd genoemd. Het is uiteraard niet zo dat [betrokkene] bij nagenoeg ieder bezoek een dergelijk bedrag verloor. Hij verloor soms ook lagere bedragen net zo goed als hij soms ook lagere bedragen wist te winnen.
U vraagt hoe een en ander in zijn werk gaat met entreeverboden. De gast kan als hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost om een entreeverbod verzoeken. Een dergelijk verzoek zal altijd worden ingewilligd en is tussentijds niet opzegbaar. De minimumperiode is 6 maanden of 12 maanden indien een entreeverbod wordt aangevraagd voor een jaar of voor onbepaalde tijd.
U vraagt mij tenslotte of het mij uit hoofde van mijn functie bekend is of [betrokkene] in januari en februari 2004 aanzienlijke winsten heeft behaald. U noemt hierbij bedragen van 2 x 200.000 euro gewonnen in een casino in Duitsland. Ik ben bekend met deze winsten.”
28. Het middel is in het bijzonder gericht tegen het gebruik tot het bewijs van de verklaring van [betrokkene 2] , voor zover deze inhoudt dat het winstpercentage bij Amerikaanse roulette 2,7 procent bedraagt. Betoogd wordt dat het hof de verklaring van [betrokkene 2] in zoverre niet als bewijsmiddel had mogen aanmerken, omdat de getuige niet zelf heeft waargenomen of ondervonden dat de winstkans bij Amerikaanse roulette 2,7 procent bedraagt. De mededeling zou een ontoelaatbare conclusie behelzen.
29. Vooropgesteld zij dat ingevolge art. 242 Sv een getuigenverklaring een mededeling moet behelzen van feiten of omstandigheden die de getuige zelf heeft waargenomen of ondervonden. Daartoe behoort niet een mening, gissing of gevolgtrekking.13.Een mening, gissing of gevolgtrekking behelst als zodanig geen mededeling van feiten of omstandigheden die de getuige zelf heeft waargenomen of ondervonden. De mate waarin iemand feiten en omstandigheden zelf kan waarnemen en ondervinden is afhankelijk van de omvang van zijn ervaring en van zijn op aanleg en ervaring berustend onderscheidings- en combinatievermogen.14.Min of meer deskundige getuigen mogen met andere woorden meer verklaren dan leken.15.
30. Uit de stukken van het geding blijkt dat [betrokkene 2] manager Security & Risk Control is bij Holland Casino in Breda. Gelet op de aan hem toekomende ervaring en deskundigheid als medewerker bij Holland Casino, kan de mededeling dat het winstpercentage bij Amerikaanse roulette 2,7 procent bedraagt, worden geacht betrekking te hebben op hetgeen hij zelf heeft waargenomen en ondervonden ten aanzien van kansberekeningen waarover Holland Casino beschikt. Daarbij neem ik in aanmerking dat volgens de website van Holland Casino de Amerikaanse roulettetafel 37 vakjes met nummers heeft, zodat bij het inzetten op één nummer een winstkans van 2,7 procent bestaat (1/37). De in het middel tevens naar voren gebrachte klacht dat de verklaring van [betrokkene 2] niet kan worden aangemerkt als deskundigenverklaring, behoeft in het licht van het voorafgaande geen bespreking.
31. Het middel behelst voorts de klacht dat het hof heeft verzuimd te reageren op het in de schriftelijke conclusie van de raadsman van de betrokkene als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt naar voren gebracht verweer, inhoudende dat de verklaring van [betrokkene 2] geen wettig bewijsmiddel oplevert, omdat hij niet als deskundige in de zin van art. 339, onder 4, Sv kan worden aangemerkt.16.De klacht strandt reeds omdat het hof de verklaring van [betrokkene 2] kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft aangemerkt als een getuigenverklaring en niet als een verklaring van een deskundige.
32. Het middel faalt.
33. Het vierde middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
34. Namens de betrokkene is op 19 oktober 2015 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 22 juli 2016 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, zodat de inzendingstermijn van acht maanden met meer dan één maand is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van het ontnemingsbedrag.
35. Het middel slaagt.
36. De eerste drie middelen falen, terwijl het vierde middel slaagt. Het eerste en het derde middel kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging.
37. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
38. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, tot vermindering van het te betalen bedrag volgens de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑03‑2017
Vgl. HR 19 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2319, NJ 2008/128 en HR 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4270, NJ 2009/208.
HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0397, NJ 2006/247, rov. 4.2.
Kamerstukken II 1990/91, 21 504, nr. 5, p. 26-27.
Borgers 2001, p. 255.
Borgers 2001, p. 257.
Borgers 2001, p. 257.
HR 17 januari 2012, nr. 10/01751 (niet gepubliceerd).
Kamerstukken II 1989/90, 21 504, nr. 3, p. 14-15.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de betrokkene op 1 september 2002, 4 maart 2004 en 24 april 2004 speelverboden dan wel bezoekbeperkingen heeft aangevraagd bij Holland Casino in Breda.
Zie hierover G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht (bew. door M.J. Borgers), Deventer: Kluwer 2014, p. 777.
HR 1 november 1966, NJ 1967/288 en HR 16 oktober 1973, NJ 1974/176 en HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2551, rov. 8.6.
Corstens/Borgers 2014, p. 780.
Het betreft de conclusie van 22 mei 2015. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat het hof heeft geoordeeld dat de inhoud van deze conclusie als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd en dat de conclusie aan het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting wordt gehecht. Het verweer moet dus worden beschouwd als uitdrukkelijk te zijn voorgedragen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Zie in dit verband HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1340, NJ 2015/299 m.nt. Rozemond, rov. 2.5.
Beroepschrift 28‑10‑2016
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Griffienummer: S 15/05191 P
SCHRIFTUUR houdende vier middelen van cassatie in de zaak van:
[verzoeker], verzoeker tot cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof 's‑Hertogenbosch, uitgesproken op 5 oktober 2015 met parketnummer 20-004271-09.
Middel I
Schending van artikel 6, lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en/of artikel 36e, lid 3 (oud) van het Wetboek van Strafvordering, althans en in elk geval schending en/of onjuiste toepassing van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt doordat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende en onbegrijpelijk gemotiveerd, de begindatum van de periode waarover middels een kasopstelling het door verzoeker wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend, op 1 oktober 2001 in plaats van 1 mei 2003 heeft vastgesteld.
Toelichting
1.
In het bestreden arrest heeft het Hof — onder meer — het volgende overwogen:
‘Periode van de kasopstelling
In de voordeelsrapportage is de periode voor de kasopstelling gesteld op 1 oktober 2001 tot en met 21 september 2004.
De verdediging heeft de begindatum betwist. Volgens de verdediging zou de periode op 1 mei 2003 moeten starten omdat op die datum pas blijkt van strafbare feiten waaruit veroordeelde voordeel heeft genoten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In de voordeelsrapportage zijn twee redenen genoemd voor de begindatum 1 oktober 2001 (dossierpagina 48).
In de eerste plaats zou toen vermoedelijk sprake zijn geweest van witwassen en hennephandel. In de tweede plaats is een praktisch argument gekozen namelijk dat vanaf 1 oktober 2001 veroordeelde is gaan samenwonen met zijn verloofde en drie kinderen. Daardoor hoefde geen splitsing te worden aangebracht tussen de van veroordeelde en de andere leden van het gezin.
Voormelde redenen vormen, ook naar het oordeel van het hof, voldoende grond de begindatum op 1 oktober 2001 te stellen.
Het hof overweegt daarbij dat door voormeld verweer de verdediging miskent dat bij een schatting die is gebaseerd op artikel 36e, derde lid (oud), Wetboek van Strafrecht, er grotendeels wordt geabstraheerd van het onderliggende veroordelende gronddelict. Het is in dat kader niet van belang of dat veroordelende gronddelict. Het is in dat kader niet van belang of dat veroordelende gronddelict al dan niet voordeel heeft opgeleverd.
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.’
2.
In het Geerings-arrest van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM 1 maart 2007, NJ 2007, 349) is in § 47 het volgende overwogen:
‘Indien niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat betrokkene het strafbare feit heeft gepleegd en feitelijk niet kan worden vastgesteld dat er enig (wederrechtelijk) voordeel is genoten, dan kan een ontnemingsmaatregel louter gebaseerd zijn op een vermoeden van schuld. Dit verdraagt zich niet met het bepaalde in art. 6 lid 2 EVRM.’
3.
In de onderhavige zaak heeft het Hof het gegeven dat volgens de ontnemingsrapportage vermoedelijk sprake was van witwassen en hennephandel — mede — voldoende reden geacht om ervan uit te gaan dat verzoeker in de periode 1 oktober 2001 tot 1 mei 2003 wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. Dit is naar het oordeel van verzoeker in strijd met de onschuldpresumptie van artikel 6, tweede lid EVRM te achten, aangezien niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat (door verzoeker) strafbare feiten zijn gepleegd.
4.
De overweging van het Hof dat bij een op artikel 36e, lid 3 (oud Sr.) gebaseerde schatting wordt geabstraheerd van het onderliggende veroordelende gronddelict, maakt dit niet anders. Op grond van die bepaling kan namelijk
‘… aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, en tegen wie als verdachte van dat misdrijf een strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien gelet op dat onderzoek aannemelijk is dat ook dat feit of andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen’.
5.
Aannemelijk dient derhalve te zijn dat er strafbare feiten zijn gepleegd, die er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Van die aannemelijkheid kan in de onderhavige zaak niet worden gesproken, nu slechts volgens de ontnemingsrapportage vermoedelijk sprake was van witwassen en hennephandel. Dat is onvoldoende om strafbare feiten aan te nemen, die er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat verzoeker wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, zoals het Hof heeft gedaan.
Middel II
Schending van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en/of de artikelen 511 e, 511f en 511g jo. de artikel 358 en 359 van het Wetboek van Strafvordering, althans en in elk geval schending en/of onjuiste toepassing van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt, doordat het Hof het door verzoeker wederrechtelijk verkregen voordeel op onjuiste dan wel onbegrijpelijke wijze heeft vastgesteld, meer in het bijzonder doordat het Hof op onjuiste, althans onbegrijpelijke gronden een bedrag van € 120.000 als vervolgprofijt heeft aangemerkt.
Motivering
1.
In het bestreden arrest is — onder meer — het volgende overwogen:
‘Negatief kassaldo
In de voordeelsrapportage volgt uit de kasopstelling een negatief kassaldo. Dit betekent met andere woorden dat er door veroordeelde meer contant zou zijn uitgegeven dan op basis van de vastgestelde contante ontvangsten mogelijk is geweest.
De verdediging heeft — kort gezegd — zowel ontvangstenposten als uitgavenposten uit de kasopstelling betwist.
De veroordeelde heeft — kort gezegd — als verklaring voor een negatief kassaldo naar voren gebracht dat de contante uitgaven mogelijk zijn geweest door de speelwinsten door hem behaald in casino's.
In dat kader is tevens gewezen op de in het dossier opgenomen notariële verklaring waarin veroordeelde heeft laten vastleggen in 2002 een speelwinst te hebben behaald van € 120.000 en in 2004 twee speelwinsten van € 200.000,-. Derhalve in totaal een speelwinst van € 520.000,-.
Daargelaten de door de verdediging betwiste posten in de kasopstelling en de juiste omvang daarvan, acht het hof de verklaring van veroordeelde aannemelijk dat hij in staat is geweest de contante uitgaven te doen door de door hem behaalde speelwinsten van in totaal € 520.000,-, mede gelet op de daaromtrent in het dossier opgenomen notariële verklaring.
In de voordeelsrapportage is ten aanzien van deze speelwinsten verder gerelateerd dat, gelet op de zwakke financiële situatie van veroordeelde, het niet anders kan zijn dan dat deze speelwinsten zijn behaald met de inzet van gelden welke zijn verkregen door middel van strafbare feiten.
In dat kader is gewezen op de omstandigheid dat veroordeelde in de jaren 2000 tot en met 2003 een WAO-uitkering ontving van ongeveer € 1.000,- netto per maand en vanaf januari 2004 een salaris van € 2.800 ontving. Verder zou de echtgenote van veroordeelde tot oktober 2001 een bijstandsuitkering hebben gehad welke nadien zou zijn geëindigd (blz. 85).
De verdediging heeft dit betwist en heeft gesteld dat de enkele omstandigheid dat de speelwinsten onmogelijk behaald zouden kunnen zijn met het legale inkomen van veroordeelde onvoldoende is om deze winsten als ‘vervolgprofijt’ aan te merken. Bovendien zou niet vaststaan dat de speelwinsten zijn behaald door het doen van hoge inzetten.
Het hof volgt de verdediging niet in voormeld betoog. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat veroordeelde een beroepsgokker was.
Veroordeelde behoorde tot de categorie van ‘grote’ spelers die speelde met penningen van meer dan € 1.000,-. Veroordeelde heeft zelf ook een entreeverbod bij de casino's verzocht voor een periode van vijf jaar. Een dergelijk verbod wordt doorgaans alleen door een gokker verzocht wanneer hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost.
Aannemelijk is derhalve dat veroordeelde met grote regelmaat in casino's te vinden is geweest en met hoge inzetten uiteindelijk de door hem notarieel vastgelegde speelwinsten ter hoogte van € 520.000,- heeft behaald.
Een dergelijk gokgedrag is gelet op de hiervoor vastgestelde zwakke financiële positie van veroordeelde in de onderzoeksperiode niet goed denkbaar. Veroordeelde heeft ook voor het overige geen aannemelijke en onderbouwde verklaring gegeven waardoor hij in staat is geweest het kostbare casinobezoek te bekostigen.
Overeenkomstig de voordeelsrapportage is het hof dan ook van oordeel dat aannemelijk is dat de speelwinsten zijn behaald met inleg van gelden welke afkomstig zijn uit strafbare feiten. De speelwinsten zijn derhalve als ‘vervolgprofijt’ aan te merken welke aan veroordeelde dienen te worden ontnomen.’
2.
In de aanvulling bewijsmiddelen d.d. 30 juni 2016 is de volgende aanvullende bewijsoverweging van het Hof opgenomen:
‘Aanvullende bewijsoverweging hof
Het hof laat de juistheid van de in de voordeelsrapportage opgenomen inkomsten en uitgaven van de eenvoudige kasopstelling uitdrukkelijk in het midden.
Het hof stelt vast dat veroordeelde in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 21 september 2004 in casino's aanzienlijke speelwinsten heeft behaald. Deze speelwinsten zijn aannemelijk, immers notarieel vastgelegd en voorts vastgelegd in schriftelijke bescheiden.
In februari 2002 is door veroordeelde bij Holland Casino een speelwinst behaald van € 120.000,-. Vervolgens is door veroordeelde op 14 januari 2004 bij casino Hohensyburg in Duitsland een speelwinst behaald van € 200.000,- en nog geen twee maanden later wederom een speelwinst van € 200.000,- bij het West Spiel Casino in Duitsland.
Het Hof heeft verder vastgesteld in de periode van januari 2001 tot en met 2004 veroordeelde nauwelijks inkomsten had en een gering banksaldo.
Het ligt voor de hand dat veroordeelde vanwege zijn geringe financiële draagkracht niet in staat moet worden geacht het casino te bezoeken en daar veelvuldig bedragen in te leggen in het Amerikaanse roulettespel. De spelvorm die veroordeelde klaarblijkelijk beoefende.
Hoewel het hof oog heeft voor de mogelijkheid dat een eenmalig casinobezoek met een geringe inleg een hoge speelwinst kan opleveren, is het van oordeel dat daarvan in het geval van veroordeelde geen sprake is geweest.
In de eerste plaats zou veroordeelde danwel heel veel geluk hebben gehad, waarvoor met name tekenend zijn de speelwinsten in Duitsland behaald van elk € 200.000,- in nog geen drie maanden tijd. Het hof wijst daarbij met name op het geringe winstpercentage van 2,7 % voor een speler van Amerikaanse roulette zoals uit informatie van Holland Casino blijkt (zie hierna bewijsmiddel 2). In de tweede plaats vormen de door veroordeelde zelf aangevraagde speelverboden ‘uit zelfbescherming’ bij het Holland Casino in Breda sterke aanwijzingen dat veroordeelde veelvuldig aan het Amerikaanse roulettespel deelnam en daarmee aanzienlijke bedragen verloor.
Vorenstaande feiten en omstandigheden geven ondersteuning aan de getuigenverklaring van [betrokkene 2] dat veroordeelde als een grote speler moet worden aangemerkt. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan deze verklaring.
Gelet op vorenstaande vaststellingen is het hof van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde met inkomsten uit enig strafbaar feit (op de voet van artikel 36 e derde lid (oud) Sr), heeft gespeeld in een casino en de daaruit verkregen voormelde speelwinsten ten bedrage van € 520.000,- door veroordeelde verkregen vervolgprofijt vormen die aan hem ontnomen dienen te worden.’
3.
Ten onrechte heeft het Hof het blijkens deze overwegingen, voor het oordeel dat — onder meer — de op 19 februari 2002 door verzoeker behaalde speelwinst van € 120.000 als vervolgprofijt moet worden aangemerkt, redengevend geacht dat hij zich op 2 september 2002 een speelverbod heeft laten opleggen. Dat hij zich op laatstgenoemde een dergelijk verbod heeft laten opleggen, kan immers redelijkerwijs niet als een sterke aanwijzing worden aangemerkt voor de stelling dat hij ruim zes maanden daarvoor aanzienlijke, uit stafbare feiten afkomstige bedragen inlegde. Derhalve heeft het Hof genoemd bedrag van € 120.000 ten onrechte als vervolgprofijt aangemerkt, althans dat oordeel op onbegrijpelijke wijze gemotiveerd. Dit geldt te meer nu niet, althans onvoldoende is komen vast te staan dat in die periode — voor 1 mei 2003 — sprake is geweest van strafbare feiten in de zin van artikel 36e, lid 3 (oud) Sr. (zie middel I).
Middel III
Schending van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en/of de artikelen 511 e, 511f en 511g jo. de artikel 358 en 359 van het Wetboek van Strafvordering, althans en in elk geval schending en/of onjuiste toepassing van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt, doordat het Hof ten onrechte de getuigenverklaring van [betrokkene 2] als bewijsmiddel heeft gebezigd waaraan de schatting van het door verzoeker wederrechtelijk verkregen voordeel — mede — is ontleend dan wel ten onrechte niet heeft gereageerd op een dienaangaande namens verzoeker ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
Toelichting
1.
Blijkens de aanvulling bewijsmiddelen d.d. 30 juni 2016 heeft het Hof onderdelen van de ontnemingsrapportage voor het bewijs gebezigd. Deze ontnemingsrapportage uit een relaasprocesverbaal d.d. 24 maart 2006 en de daarbij behorende bijlagen. Van dat relaasproces-verbaal is — onder meer — de volgende passage voor het bewijs gebruikt (bewijsmiddel 1., blz. 4):
‘7.5.4
Samenvatting van speelwinsten en — verliezen
Uit de informatie van Holland Casino blijkt tevens dat [verzoeker] gewoonlijk Amerikaans roulette speelde, waarbij de winstkans voor de speler 2,7% bedraagt.
Dit betekent uiteraard niet dat men incidenteel niet zou kunnen winnen, maar het bedrag van de winst is afhankelijk van het ingezette kapitaal en het geluk van de speler. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het volgens Holland Casino niet mogelijk is om in je levensonderhoud te kunnen voorzien door het spelen in een casino.’
2.
De betreffende informatie van het Holland Casino bestaat onder meer uit de verklaring van [betrokkene 2], die als bewijsmiddel 6 in de aanvulling d.d. 30 juni 2016 van het Hof is opgenomen:
‘Bijlage 29, dossierpagina 429 e.v. zijnde een proces-verbaal op 24 maart 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2] (brigadier van politie) en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3] (hoofdagente van politie) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
Mijn functie is Manager Security & Risk Control (hof: Holland Casino/Breda). Als zodanig ben ik belast met het leiding geven aan de afdeling met dezelfde naam. Mijn afdeling is belast met het zorgdragen voor de veiligheid van gast en medewerker in het algemeen alsmede een groot deel van de controle op interne procedures en de spelveiligheid.
U vraagt of er beroepsspelers of anderszins spelers zijn die door het spelen in het casino in hun levensonderhoud kunnen voorzien. In z'n algemeenheid kan worden gesteld dat dit niet mogelijk is. Spelen in een casino is per definitie je onderwerpen aan het kansspel en accepteren dat de balans voor het casino positief doorslaat. Zodra spelers door behendigheid de balans door zouden kunnen laten slaan is het geen kansspel meer.
U vraagt mij of er betrouwbare door deskundigen opgemaakte rapportages zijn inzake de kansberekening bij het spelen in de casino's. U bedoelt vermoedelijk winstpercentages voor gasten. Dergelijke rapporten zijn er niet. De kansberekeningen zijn er uiteraard wel. Deze vallen allemaal in het voordeel van het casino uit. (Roulette 2,7 %; Black Jack 0,5 – 1,5 %)
Ik beperk mij hier tot de meest gespeelde spellen. Bij alle overige aangeboden spellen is het winstpercentage voor het huis nog gunstiger inclusief speelautomaten.
U vraagt mij of ik kan verklaren omtrent de kans dat iemand kan winnen in een Casino bij het spel Amerikaans Roulette. Ik verwijs naar het hiervoor aangehaald verliespercentage van de gast. Dit betekent uiteraard niet dat men incidenteel niet zou kunnen winnen. Het bedrag van de winst is afhankelijk van het ingezette kapitaal en het geluk dat iemand op een dag of op meerdere dagen heeft.
U vraagt mij of ik [verzoeker] uit hoofde van mijn functie ken.
Navraag bij floormanagers leerde dat de heer [verzoeker] voornamelijk speelde aan de Amerikaanse Roulettetafels.
U vraagt of er onderverdelingen zijn in categorieën spelers. Vrij strak gekaderde categorieën bestaan niet althans niet in relatie tot inzetten die men in de regel in wenst te zetten. Grof gezegd kun je spreken over kleine spelers, middelmatige spelers en grote spelers. In Kamervragen heeft Minister Donner geantwoord dat onder grote spelers dienen te worden verstaan ‘spelers die doorgaans spelen met speelpenningen van meer dan 1.000 euro’. De heer [verzoeker] is gelet op zijn wijze van spelen in te delen in deze categorie. Kleine spelers en middelmatige spelers vallen in ieder geval niet in die categorie.
U vraagt, ondanks het feit dat Holland Casino geen registratie bijhoudt van verliezen, of er iets gezegd kan worden over de verliezen die de heer [verzoeker] heeft geleden. Ik heb daar intern navraag naar gedaan. Het is voorgekomen dat de heer [verzoeker] op een dag meer dan € 100.000,00 verloor. Kr zijn mij bedragen genoemd van € 200.000,00. Bij het laatste getal wil ik de opmerking maken dat dit bedrag door een enkeling werd genoemd. Het is uiteraard niet zo dat de heer [verzoeker] bij nagenoeg ieder bezoek een dergelijk bedrag verloor. Hij verloor soms ook lagere bedragen net zo goed als hij soms ook lagere bedragen wist te winnen.
U vraagt hoe een en ander in zijn werk gaat met entreeverboden. De gast kan als hij merkt dat het spel hem teveel tijd en geld kost om een entreeverbod verzoeken. Een dergelijk verzoek zal altijd worden ingewilligd en is tussentijds niet opzegbaar. De minimumperiode is 6 maanden of 12 maanden indien een entreeverbod wordt aangevraagd voor een jaar of voor onbepaalde tijd.
U vraagt mij tenslotte of het mij uit hoofde van mijn functie bekend is of de heer [verzoeker] in januari en februari 2004 aanzienlijke winsten heeft behaald. U noemt hierbij bedragen van 2 × 200.000 euro gewonnen in een casino in Duitsland. Ik ben bekend met deze winsten.’
3.
Vastgesteld moet worden dat de passage in de aanvullende bewijsoverweging van het Hof, waarin melding wordt gemaakt van ‘… het geringe winstpercentage van 2,7 % voor een speler van Amerikaanse roulette zoals uit informatie van Holland Casino blijkt…’ (zie de toelichting op middel II, onderdeel 2.) ontleend is aan de verklaring van de heer [betrokkene 2]. Derhalve heeft het Hof de schatting van het door verzoeker wederrechtelijk verkregen voordeel mede aan die verklaring ontleend.
4.
Ingevolgde artikel 511f Sv. dient de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel te zijn gebaseerd op wettige bewijsmiddelen. Ten onrechte heeft het Hof de verklaring [betrokkene 2] dat de winstkans bij Amerikaanse roulette 2,7 % bedraagt als zodanig aangemerkt. Dat betreft namelijk geen getuigenverklaring in de zin van artikel 342 Sv., aangezien dat volgens die bepaling een ‘… mededeeling van feiten en omstandigheden, welke hij zelf heeft waargenomen of ondervonden heeft’ moet betreffen. De getuige [betrokkene 2] heeft immers niet zelf waargenomen of ondervonden dat de winstkans bij Amerikaanse roulette 2,7 % bedraagt en had zich als getuige ervan moeten onthouden hier een conclusie over te geven. Hetzelfde geldt voor het relaasproces-verbaal (bewijsmiddel 1.), waarin zijn verklaring is overgebracht, hetgeen derhalve evenmin als een wettig bewijsmiddel kan worden aangemerkt.
5.
Evenmin kan de verklaring van [betrokkene 2] als een verklaring van een deskundige in de zin van artikel 343 Sv. of als een deskundigenverslag in de zin van artikel 344, lid 1 sub 4 Sv. worden beschouwd, aangezien het verklaring of verslag betreft over hetgeen geen zijn ‘ … wetenschap en kennis …’ hem leert. [betrokkene 2] is namelijk beveiligingsmanager bij Holland Casino, heeft daarvoor bij de politie gewerkt en is zeker niet deskundig op gebied van kansberekeningen c.q. winstkanspercentages. Tekenend is in dit verband zijn opmerking dat er geen betrouwbare door deskundigen opgemaakte rapportages zijn inzake de kansberekening bij het spelen in de casino's zijn. Het Hof had het door verzoeker verkregen voordeel derhalve niet — mede — mogen ontlenen aan deze verklaring van [betrokkene 2].
6.
Subsidiair meent verzoeker dat het Hof ten onrechte niet heeft gereageerd op een in dit verband namens hem gevoerd verweer. In de conclusie van eis van zijn raadsman d.d. 22 mei 2015, welke is geacht op de zitting van 24 augustus 2015 te zijn voorgedragen, is immers het volgende vermeld:
‘3.2.1.3
Ten tweede heeft de Rechtbank ten onrechte waarde gehecht aan de verklaring van de getuige [betrokkene 2]. [betrokkene 2] werkte als manager in de beveiliging van het casino in Breda en heeft geen wetenschappelijke wiskundige achtergrond. [betrokkene 2] doet zeer algemene uitspraken over winstkansen en over de mogelijkheid om in een inkomen te voorzien door het spelen in het casino. De heer [betrokkene 2] is onvoldoende deskundig om enige waarde aan zijn uitspraken te hechten. Hij kan niet worden aangemerkt als een deskundige in de zin van artikel 339 onder 4o Sv., omdat deskundigen — anders dan [betrokkene 2] — niet verklaren over hetgeen zij hebben waargenomen of ondervonden maar over hetgeen hun wetenschap hen leert. Dit betekent dat de verklaring van [betrokkene 2] geen wettig bewijsmiddel in de zin van artikel 339 Sv. oplevert en de schatting van het door [verzoeker] wederrechtelijk verkregen voordeel niet voldoet aan de door artikel 511f Sv. gestelde eis dat die slechts kan worden ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen.’
7.
Dit betreft een duidelijk, door argumenten geschraagd standpunt, dat is voorzien van een ondubbelzinnige conclusie en ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht, zodat daarop had moeten worden gerespondeerd in het bestreden arrest. Nu dat is nagelaten, dient ingevolge artikel 359, lid 2 jo. 8 Sv. nietigheid te volgen.
Middel IV
Schending van het recht, in het bijzonder art. 6 van het EVRM en/of verzuim van vormen waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt, doordat de behandeling van de ontnemingsvordering tegen verzoeker niet plaats vindt binnen de redelijke termijn als bedoeld in genoemde verdragsbepaling.
Toelichting
Namens verzoeker werd op 19 oktober 2015 beroep in cassatie ingesteld. Aangezien op 22 juli 2016 de stukken van het geding ter griffie van de Hoge Raad werden ontvangen, moet worden vastgesteld dat de inzendingstermijn van acht maanden is overschreden. Naar het oordeel van requirant is derhalve in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid EVRM overschreden, terwijl ook de duur van de onderhavige ontnemingsprocedure in zijn geheel in het licht van genoemde verdragsbepaling te lang is geweest.
Conclusie
Op bovengenoemde gronden verzoekt verzoeker Uw Raad eerbiedig om bovengenoemd arrest zoals gewezen op 5 oktober 2015 door het 's‑Hertogenbosch, te vernietigen en een zodanige uitspraak te doen als Uw Raad als juist en noodzakelijk voorkomt.
Deze schriftuur is opgesteld en wordt ondertekend en ingediend door mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, aldaar kantoorhoudende aan de Maliesingel 2, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker in cassatie.
Utrecht, 28 oktober 2016
R. Zilver