Einde inhoudsopgave
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 2 De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
09-12-2014, Stb. 2014, 520 (uitgifte: 18-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
08-10-2014, Stb. 2014, 359 (uitgifte: 16-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2014, Stb. 2014, 521 (uitgifte: 18-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
08-10-2014, Stb. 2014, 359 (uitgifte: 16-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Mate van arbeidsongeschiktheid
1.
De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, bedoeld in de WAO, de Waz en de hoofdstukken 2 en 3 van de Wajong, de beoordeling van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben als bedoeld in de hoofdstukken 1a, 2 en 3, van de Wajong, de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in de ZW en de beoordeling van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid of de mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, bedoeld in de Wet WIA, worden gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek.
2.
Van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien:
- a.
gedurende de periode waarin uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft;
- b.
indien uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft maar dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen drie maanden zal verliezen, en dit verlies in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt vastgesteld;
- c.
indien uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft maar dat hij wegens zijn terminale ziekte een zodanig slechte levensverwachting heeft dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen afzienbare termijn zal verliezen, en dit verlies in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt vastgesteld;
- d.
indien uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene zodanig wisselend belastbaar is voor arbeid dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft.
3.
Indien uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft maar betrokkene die mogelijkheden naar verwachting na verloop van een periode wel zal hebben, vindt na verloop van die periode opnieuw een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaats.
4.
Het wisselend belastbaar zijn voor arbeid, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, wordt ten minste drie maal in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek vastgesteld.
5.
Benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid zijn alleen dan niet aanwezig indien:
- a.
betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg, met uitzondering van een inrichting waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden;
- b.
betrokkene bedlegerig is;
- c.
betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
- d.
betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
6.
Van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien indien de verzekeringsarts vaststelt dat betrokkene niet ongeschikt is tot het verrichten van zijn laatstelijk uitgeoefende arbeid.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.