Hof 's-Gravenhage, 29-11-2010, nr. 22-002274-10
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO5168, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
29-11-2010
- Zaaknummer
22-002274-10
- LJN
BO5168
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO5168, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 29‑11‑2010; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BR3043, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2010:BM1697, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2010:BM1697, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BR3043
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2011/2
Uitspraak 29‑11‑2010
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft, terwijl zij onder zeer aanzienlijke invloed van alcohol verkeerde, op zeer roekeloze wijze een auto bestuurd en een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt. Bij het bepalen van de straf heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, waarbij éénmaal een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is opgelegd. Straf: geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaren en een tweetal geheel onvoorwaardelijke ontzeggingen van de rijbevoegdheid telkens voor de duur van 5 jaren.
Partij(en)
Rolnummer: 22-002274-10
Parketnummer: 10-611288-09
Datum uitspraak: 29 november 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 april 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag], thans gedetineerd in PI Breda - Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, en is haar de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
zij op of omstreeks 18 december 2009 te Rotterdam en/of Schiedam opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), terwijl zij verkeerde onder de invloed van alcohol en/of door (dat) gebruik van alcoholhoudende drank het gevaar bestond dat zij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van haar werden vereist,
met een hoge/aanzienlijke snelheid heeft gereden op de rijksweg A20, op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en/of (aldus) tegen het verkeer/de rijrichting in heeft gereden (zgn. spookrijden),
waardoor/waarna verdachte (vervolgens) (frontaal) is gebotst op/tegen een haar tegemoetkomend voertuig, tengevolge waarvan de bestuurder van dat voertuig, te weten voornoemde [slachtoffer], is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 18 december 2009 te Rotterdam en/of Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door met dat motorrijtuig (hoogst) roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaamen/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Rijksweg A20, althans de openbare weg,
welk roekeloos, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte,
- -
terwijl zij verkeerde onder de invloed van alcohol
(1,91 milligram, in elk geval meer dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed) en aldus verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste althans tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
- -
(mede) door gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde in een (zodanige) toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door haar bestuurd voertuig en/of het gevaar bestond dat zij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van haar werden vereist,
een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en/of langere tijd, althans enige tijd op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A20 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan en/of blijven rijden (zogenaamd spookrijden) en/of (aldaar) heeft gereden met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of dusdoende (frontaal) is gebotst op/gereden tegen een haar, verdachte, tegemoetkomend voertuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, zulks terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2.
zij op of omstreeks 18 december 2009 te Rotterdam en/of Schiedam, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,91 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol, per milliliter bloed bleek te zijn.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden1
De verdachte is op 18 december 2009 rond 19.00 uur naar de Surinaamse toko van een vriend in Rotterdam gegaan. Aldaar heeft zij wodka gedronken.2 Vervolgens is de verdachte met deze vriend naar de woning van een andere vriend gegaan, waar zij whisky heeft gedronken. Omdat laatstbedoelde vriend vond dat zij zich vreemd gedroeg, heeft hij haar de laatste borrel afgenomen en haar gezegd dat hij haar niet in staat achtte om nog te rijden. Hij heeft haar gevraagd of er een taxi voor haar moest worden gebeld. De verdachte heeft daarop geantwoord dat een taxi niet nodig was omdat zij nog kon rijden.3 Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij destijds wist dat zij geen maat kan houden wanneer zij alcohol drinkt en dat het fout is om onder invloed van alcohol te rijden. De verdachte is vervolgens samen met de eerstgenoemde vriend in haar auto, een lesauto van het merk Mercedes, vanaf het huis van de laatstgenoemde vriend vertrokken en heeft eerstgenoemde vriend afgezet bij een café in Rotterdam-Zuid. Daarna is zij doorgereden.4 De verdachte wilde volgens eigen zeggen naar een vriendin in Vlaardingen.5
Een getuige reed die late avond op de Rijksweg A4 in de buurt van Hoogvliet in de richting van de Beneluxtunnel. Hij zag toen voor hem uit een lesauto van het merk Mercedes rijden. De vrouwelijke bestuurder van de lesauto reed met een snelheid van ongeveer 65 tot 70 kilometer per uur op de middelste rijstrook en kwam met de linkerkant over de onderbroken streep. Het voertuig had constant de linkerrichtingaanwijzer aan en slingerde een beetje.6
De verdachte is kennelijk door de tunnel gereden en heeft op het Kethelplein de richting Hoek van Holland - Vlaardingen gekozen.7 Welke afslag zij (in westelijke richting gaande) moest nemen om bij de woning van haar vriendin te komen, kan zij niet vertellen.8 Wel is duidelijk dat de verdachte op enig moment op de noordelijke rijbaan van de Rijksweg A20 (links), komende uit westelijke richting en gaande in die van het Kleinpolderplein, tegen de voor die autosnelweg geldende verplichte rijrichting in is gaan rijden (het zogenaamde spookrijden).9 Volgens een getuige die na de oprit Vlaardingen Centrum op de andere (zuidelijke) weghelft met de auto van de verdachte in de richting van Schiedam 'opreed', reed zijn auto ruim 100 kilometer per uur en reed de andere auto harder.10
Het latere slachtoffer, [slachtoffer], reed op de noordelijke rijbaan van de Rijksweg A20 (links), komende vanuit de richting van het Kleinpolderplein en gaande in die van het Kethelplein. Omstreeks 23:50 vond op de A20 te Schiedam een frontale botsing plaats tussen het voertuig van de verdachte en dat van het slachtoffer.11 Het slachtoffer is daarbij zwaar gewond geraakt en naar het ziekenhuis gebracht alwaar hij later die nacht is overleden. De bij lijkschouwing vastgestelde letsels passen goed bij een verkeersongeval waarbij bij een hoge snelheid acuut tot stilstand wordt gekomen.12 Het hof concludeert daaruit dat het slachtoffer kennelijk als gevolg van de bij het ongeval opgelopen verwondingen is komen te overlijden.
Door een aantal getuigen is verklaard dat zij die avond een 'spookrijder' hebben waargenomen op voornoemde autosnelweg.13 [Verbalisant], aspirant bij de politie, heeft verklaard dat hem die avond omstreeks 23.45 op de A20 een spookrijder tegemoet was gekomen en dat deze tot op enkele meters voor hem reed. Hij heeft gezien dat de spookrijder geen enkele poging deed om naar een andere rijstrook te gaan. Hij was genoodzaakt een ruk naar rechts te geven.14 Getuigen hebben verklaard dat zij waarschuwingssignalen hebben gegeven.15
De verdachte werd voor het eerst spookrijdend op de noordelijke rijbaan van de A20 bij Vlaardingen gezien, ongeveer ter hoogte van hmpaal 22.3.16 Het ongeval vond plaats op de A20 ter hoogte van hmpaal 25.6.17 De afstand tussen deze twee punten bedraagt ruim 3 kilometer. De verdachte heeft dus over een afstand van ruim 3 kilometer op de A20 tegen het verkeer in gereden (het zogenaamde spookrijden). Bij een snelheid van 100 kilometer per uur wordt die afstand in ongeveer twee minuten overbrugd.
Op grond van bloedonderzoek is vastgesteld dat het alcoholgehalte in het bloed van de verdachte die avond 1,91 milligam per milliliter bloed bedroeg.18
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft -op grond van zijn overgelegde en in het dossier gevoegde aantekeningen ten behoeve van het requisitoir- gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Standpunt van de verdachte en de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend op 18 december 2009 te Schiedam onder invloed van alcohol een auto te hebben bestuurd, aldaar op de verkeerde weghelft te hebben gereden en een verkeersongeval te hebben veroorzaakt.
De raadsman van de verdachte heeft verweer gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities. De raadsman heeft -kort en zakelijk weergegeven- betoogd dat aan het uitgevoerde bloedonderzoek zodanige gebreken kleven dat de resultaten van dat onderzoek niet tot het bewijs mogen worden gebezigd, zodat vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit (rijden onder invloed van alcoholhoudende drank met een promillage van 1.91) dient te volgen. Zijn kritiek richt zich op het feit dat niet blijkt dat voldoende bloed is afgenomen, terwijl bovendien de inzending van het bloedblok onaanvaardbaar is vertraagd. Voorts heeft de raadsman betoogd dat gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval niet kan worden bewezen dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op een fataal ongeluk heeft aanvaard en dat zij derhalve geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer, zodat vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te volgen.
Het oordeel van het hof
Bloedonderzoek
Feitelijke gang van zaken
Op zaterdag 19 december 2009 is door de arts dr. Vermeer bloed bij de verdachte afgenomen door middel van een venapunctie. Het bloedmonster is vervolgens gewaarmerkt en direct verpakt. Het bloedafnameformulier is voorzien van een identiteitszegel. Het bloedblok is afgegeven aan de ter plaatse gekomen verbalisanten van de Verkeerspolitie Rotterdam Rijnmond.19 Door de arts zijn twee buisjes bloed afgenomen. Aan de verdachte was toestemming gevraagd tot bloedafname.20 Op 20 december 2010 heeft de verdachte te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen onderzoek van het bloedmonster naar het alcoholgehalte in haar bloed.21 Het bloedblok is vervolgens niet direct naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) verzonden. Na overleg met de officier van justitie is het bloedblok op donderdag
- 24.
december 2009 naar het NFI verzonden.22 Uit het deskundigenrapport van het NFI d.d. 29 december 2009 blijkt dat het NFI het bloedblok, bestaande uit twee buisjes, op maandag 28 december 2009 heeft ontvangen. Het alcoholgehalte in het bloed van de verdachte betrof 1.91 milligram per milliliter bloed. In het rapport van het NFI zijn geen bijzonderheden vermeld.
Op grond hiervan stelt het hof het navolgende vast.
Met betrekking tot de hoeveelheid afgenomen bloed blijkt uit het dossier dat twee buisjes bloed zijn afgenomen en aan het NFI zijn ingezonden, alsook dat het NFI géén bijzonderheden ter zake heeft geconstateerd. Bij die stand van zaken houdt het hof het ervoor dat aan de wettelijke vereisten in dit opzicht is voldaan en dat het verweer in zoverre moet worden gepasseerd. Overigens vermag het hof niet in te zien dat van een schending van artikel 6 EVRM sprake zou zijn (geweest).
Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht overweegt het hof dat de politie inderdaad heeft nagelaten het bloedblok zonder uitstel aan het NFI te zenden; de eerste reële gelegenheid daartoe lijkt op maandag 21 december 2009 zijn geweest. De overweging inzending achterwege te laten omdat twijfel was gerezen aan de toestemming van de verdachte tot bloedafname en -onderzoek moet, mede gelet op het bepaalde in artikel 163, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, als onjuist worden beoordeeld. Het hof wijst in dit verband ook op de (politiële) forensisch technische norm 900.01 uit april 2004 inzake "de procedure rond het onderzoek naar de aanwezigheid van alcohol en andere stoffen als bedoeld in art. 8 van de WVW", die er geen twijfel over laat bestaan dat de omstandigheid dat toestemming nog niet werd verkregen geen reden is inzending van het bloedblok achterwege te laten. Door een en ander is het bloedblok eerst op donderdag 24 december 2009, de dag voor Kerstmis, ingezonden en op maandag 28 december 2009 bij het NFI binnengekomen.
Bij de beoordeling van dit verzuim stelt het hof allereerst vast dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat daardoor aan de betrouwbaarheid van de monsterneming en/of de uitkomsten van het onderzoek afbreuk is gedaan; de integriteit van het onderzoek is derhalve niet ter discussie. Bovendien is de door het verzuim opgetreden vertraging bepaald als beperkt te kwalificeren. Onder die omstandigheden volstaat het hof met de constatering dat de inzending van het bloedblok niet zonder uitstel heeft plaatsgevonden, maar zijn er naar zijn oordeel geen termen daaraan enig verder rechtsgevolg, zoals de gevraagde bewijsuitsluiting, te verbinden.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Opzet
De hiervoor door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden wijzen uit dat de verdachte onder invloed van een zeer aanzienlijke hoeveelheid alcohol in haar bloed een auto heeft bestuurd (terwijl zij wist welke risico's verbonden zijn aan het besturen van een motorvoertuig onder invloed van alcohol). Zij is in die toestand door een onduidelijk gebleven oorzaak gaan 'spookrijden' en heeft met grote snelheid over een aanzienlijke afstand en derhalve geruime tijd op de snelweg tegen het normale verkeer in gereden waarbij zij ondanks een tegenligger niet van haar rijstrook is afgeweken. Haar rijgedrag is uitgemond in een verkeersongeval ten gevolge waarvan het slachtoffer is komen te overlijden. Uit deze wijze van rijden volgt naar het oordeel van hof zonder meer dat de verdachte zich op hoogst onverantwoorde en roekeloze wijze in het verkeer heeft gedragen. Zulks rechtvaardigt echter niét de conclusie dat de verdachte opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad, welke conclusie zou betekenen dat zij tenminste "willens en wetens" de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij een ongeval met dodelijke afloop zou veroorzaken. Het hof overweegt dat bij een ongeval als in de onderhavige zaak (een frontale botsing tussen twee personenauto's op de autosnelweg met corresponderende rijsnelheden) het zeer aanzienlijke risico bestaat dat niet alleen een ander maar ook de veroorzaker van het ongeval zelf om het leven komt. Op basis van het rijgedrag van de verdachte kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zo duidelijk onverschillig was omtrent de afloop van haar gedragingen dat daarin een aanvaarding van de kans op de dood van het slachtoffer alsmede op haar eigen dood ligt besloten; andersoortig bewijs van die aanvaarding van de mogelijkheid zelf het leven te verliezen ontbreekt. De enkele omstandigheid dat de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had genuttigd voordat zij ging autorijden maakt dat niet anders.
Nu naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
Subsidiair
zij op 18 december 2009 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door met dat motorrijtuig hoogst roekeloos te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Rijksweg A20,
welk roekeloos rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte,
- -
terwijl zij verkeerde onder de invloed van alcohol (1,91 milligram alcohol per milliliter bloed) en aldus verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en
- -
door gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde in een zodanige toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door haar bestuurd voertuig en het gevaar bestond dat zij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van haar werden vereist,
een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en enige tijd op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A20 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan en blijven rijden (zogenaamd spookrijden) en aldaar heeft gereden met een hoge snelheid en dusdoende frontaal is gebotst op een haar, verdachte, tegemoetkomend voertuig,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer] werd gedood, zulks terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2.
zij op 18 december 2009 te Rotterdam en Schiedam, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,91 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld in roekeloosheid bestaat en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die aan dat feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, terwijl zij onder zeer aanzienlijke invloed van alcohol verkeerde, op zeer roekeloze wijze een auto bestuurd en een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte heeft haar verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op uiterst grove wijze miskend. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat haar handelen ertoe heeft geleid dat een jonge man is overleden en dat groot en onherstelbaar leed aan de nabestaanden is toegebracht, zoals ook uit de door de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen verklaring blijkt.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
- 1.
november 2010 meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, waarbij éénmaal een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is opgelegd. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden om wederom onder invloed van alcohol een auto te besturen.
Tevens heeft het hof er rekening mee gehouden dat het risico op recidive blijkens het reclasseringsadvies van Bouman GGZ d.d. 23 februari 2010 hoog wordt ingeschat doordat de verdachte haar alcoholgebruik niet onder ogen lijkt te willen zien en haar problemen op dit gebied bagatelliseert.
Het hof ziet -alles overwegende en mede gelet op de generale preventie- in de (enigszins) gewijzigde bewezenverklaring en kwalificatie geen reden om een lagere straf op te leggen dan door de rechtbank werd opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist. Het hof is -mede in aanmerking genomen de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting- dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en een tweetal geheel onvoorwaardelijke ontzeggingen van de rijbevoegdheid telkens voor de duur van 5 jaren een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
- 5.
(vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 (vijf) jaren.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de duur van de als eerste ten uitvoer te leggen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler,
mr. R.M. Bouritius en mr. P.A. Offers, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 november 2010.
Mr. P.A. Offers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
2 Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], nr. 2009431702-14, d.d. 20 december 2009; verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2010.
3 Proces-verbaal van verhoor [getuige 2], nr. 2009431702-11, d.d. 19 december 2009; Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], nr. 2009431702-14, d.d. 20 december 2009.
4 Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], nr. 2009431702-14, d.d. 20 december 2009; verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2010.
- 5.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2010.
- 6.
Proces-verbaal van verhoor [getuige 3], nr. 2009431702-19, d.d. 21 december 2009.
- 7.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. 2009431702-29, d.d. 28 december 2009; verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2010.
- 8.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2010.
- 9.
Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van de verkeerspolitie Rotterdam Rijnmond, technische- en ongevallendienst, Xpol nummer 2009 431702-4, d.d. 20 december 2009.
- 10.
Proces-verbaal van verhoor [getuige 4], nr. 2009431702-27, d.d. 24 december 2009; Proces-verbaal van verhoor [getuige 5], nr. 2009431702-26, d.d. 24 december 2009.
- 11.
Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van de verkeerspolitie Rotterdam Rijnmond, technische- en ongevallendienst, Xpol nummer 2009 431702-4, d.d. 20 december 2009.
- 12.
Proces-verbaal onnatuurlijke dood, nr. 2009431702-3, d.d. 19 december 2009; Een geschrift, te weten een afschrift van een verslag als bedoeld in artikel 10 der Wet op de lijkbezorging, op 21 december 2009 opgemaakt en ondertekend door J.H. van der Meer, lijkschouwer der gemeente Rotterdam, voor zover inhoudende: Bevindingen met betrekking tot de lijkschouw en toedracht tot het overlijden van [slachtoffer].
- 13.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-32, d.d. 31 december 2009.
- 14.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, nr. 2009431702-23, d.d. 21 december 2009.
- 15.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-32, d.d. 31 december 2009; Proces-verbaal van verhoor [getuige 6], nr. 2009431702-36, d.d. 7 januari 2010.
- 16.
Proces-verbaal van verhoor [getuige 7], nr. 2009431702, d.d. 22 januari 2010; Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-38, d.d. 22 januari 2010.
- 17.
Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van de verkeerspolitie Rotterdam Rijnmond, technische- en ongevallendienst, Xpol nummer 2009 431702-4, d.d. 20 december 2009.
- 18.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-33, d.d. 30 december 2009; Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2009.12.28.033, d.d. 29 december 2009.
- 19.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-33, d.d. 30 december 2009.
- 20.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-20, d.d. 21 december 2009; Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-33, d.d. 30 december 2009.
- 21.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, nr. 2009431702-16, d.d. 20 december 2009.
- 22.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. 2009431702-42, d.d. 15 november 2010.