NJB 2021/1336
Recht van verdachte om te worden geïnformeerd over de redenen van zijn aanhouding en het feit waarvan hij wordt verdacht, art. 27c lid 1 Sv en art. 6 lid 2 Richtlijn 2012/13/EU betreffende het recht op informatie in strafprocedures: bedoelde informatie over de redenen voor aanhouding en over het feit van verdenking mag op het moment van verstrekking nog globaal van aard zijn. Dat neemt niet weg dat het de verdachte en zijn raadsman vrijstaat, bijvoorbeeld in het kader van de consultatie voorafgaand aan het eerste politieverhoor dan wel tijdens dat politieverhoor, het verzoek te doen aanvullende informatie te verstrekken of een nadere toelichting te verschaffen over de redenen voor aanhouding en/of het feit waarvan hij wordt verdacht. In het geval dat niet kan worden vastgesteld dat de aan de verdachte bij zijn aanhouding verstrekte informatie hem redelijkerwijze in staat stelde te begrijpen van welk concreet strafbaar feit hij wordt verdacht, volgt daaruit op zichzelf nog niet dat de uitoefening van het recht op consultatiebijstand en/of verhoorbijstand is beperkt. In casu kon het hof oordelen geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv erop gelet dat aan de verdachte na zijn aanhouding is medegedeeld waarvan hij werd verdacht, dat de verdachte voorafgaand aan het eerste politieverhoor consultatiebijstand heeft gehad, dat aan het begin van het eerste politieverhoor – toen de verdachte aangaf niet te begrijpen waarvoor hij was aangehouden – aan de verdachte daarover uitleg is gegeven waarna hij de vraag of hij nu begrepen had waarvoor hij was aangehouden bevestigend beantwoordde, en dat hij bij het verhoor in het kader van de inverzekeringstelling heeft verklaard te begrijpen waarop het tegen hem gerichte onderzoek betrekking had. De enkele omstandigheid dat in het proces-verbaal van aanhouding is volstaan met het vermelden van een artikelnummer (te weten: art. 326 lid 1 Sr) maakt dit niet anders. Niettemin merkt de Hoge Raad op dat het aanbeveling kan verdienen in het proces-verbaal van aanhouding de aan de verdachte medegedeelde reden van aanhouding precies te vermelden. Daarbij zal de enkele mededeling van een artikelnummer doorgaans niet erg informatief zijn, terwijl een wettelijke of gangbare kwalificatie (bijv. ‘oplichting’ of ‘inbraak’) onder omstandigheden wel informatief kan zijn
HR 20-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:593
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 april 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens, A.E.M. Röttgering, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/01132
- Conclusie
Mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Strafprocesrecht / Voorfase
Staatsrecht / Rechtspraak
Strafprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:593, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:56, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑01‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑06‑2020
- Wetingang
Essentie
Recht van verdachte om te worden geïnformeerd over de redenen van zijn aanhouding en het feit waarvan hij wordt verdacht, art. 27c lid 1 Sv en art. 6 lid 2 Richtlijn 2012/13/EU betreffende het recht op informatie in strafprocedures: bedoelde informatie over de redenen voor aanhouding en over het feit van verdenking mag op het moment van verstrekking nog globaal van aard zijn. Dat neemt niet weg dat het de verdachte en zijn raadsman vrijstaat, bijvoorbeeld in het kader van de consultatie voorafgaand aan het eerste politieverhoor dan wel tijdens dat politieverhoor, het verzoek te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.