Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.6.4.3:3.6.4.3 Financiële verantwoording
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.6.4.3
3.6.4.3 Financiële verantwoording
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS430813:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een algemeen beginsel binnen het rechtspersonenrecht is continuïteit in de financiële verslaggeving van een rechtspersoon. Juist bij een splitsing kan die continuïteit in gevaar komen, omdat een rechtspersoon ten gevolge van de splitsing kan ophouden te bestaan, dan wel dat een gedeelte van het vermogen van een rechtspersoon overgaat op een andere rechtspersoon, waarmee bij de financiële verslaggeving rekening gehouden moet worden. Artikel 2:334q BW ziet op de continuïteit van de financiële verslaggeving bij splitsing.
De splitsing wordt juridisch van kracht met ingang van de dag na die waarop de notariële akte van splitsing is verleden (artikel 2:334n BW). Partijen bij de splitsing kunnen hier niet van afwijken. Boekhoudkundig kan een splitsing echter van kracht worden op een eerder moment, gekozen door de partijen bij de splitsing: boekhoudkundige terugwerkende kracht is dus mogelijk. Het moment van het boekhoudkundig van kracht worden dient te worden vermeld in het voorstel tot splitsing (artikel 2:334f lid 2 sub i BW). Het laatste boekjaar van de splitsende rechtspersoon eindigt op het tijdstip met ingang waarvan de financiële gegevens zullen worden verantwoord in de jaarrekening of financiële verantwoording van de verkrijgende rechtspersoon of rechtspersonen (artikel 2:334q lid 1 BW), indien de splitsende vennootschap ophoudt te bestaan. Over het laatste boekjaar, het boekjaar waarin de splitsing juridisch van kracht wordt, hoeft dan geen separate jaarrekening of andere financiële verantwoording te worden opgemaakt, maar die wordt opgenomen in de jaarrekening van de verkrijgende rechtspersoon. Blijft de splitsende vennootschap voortbestaan, dan zal de financiële verantwoording betreffende het overgegane vermogen met ingang van het moment waarop de splitsing boekhoudkundig van kracht is geworden worden opgenomen in de financiële verslaggevingen van de verkrijgende vennootschap waarop het vermogen is overgegaan.
In de Memorie van toelichting lijkt de wetgever er van uit te gaan dat het moment van het boekhoudkundig van kracht worden voor alle verkrijgende rechtspersonen gelijk moet zijn, om fricties tussen de verschillende verslaggevingen te voorkomen.1 Op zich is dat een begrijpelijke gedachte van de wetgever, maar dat zou naar mijn mening dan ook moeten gelden voor de splitsende rechtspersoon. Het – boekhoudkundig – gelijktijdig van kracht worden is juist essentieel voor de continuïteit van de financiële verslaggeving, waar artikel 2:334q BW op ziet. Schutte-Veenstra en Boschma zijn van mening dat, indien meerdere tijdstippen zijn gekozen waarop de splitsing boekhoudkundig van kracht wordt – hetgeen naar mijn mening alleen mogelijk is wanneer er meerdere verkrijgende rechtspersonen zijn –, het verdedigbaar is dat het boekjaar van de splitsende rechtspersoon eindigt op het laatste tijdstip dat is gekozen.2 Ik onderschrijf deze visie van Schutte-Veenstra en Boschma. Ook al wordt de splitsing boekhoudkundig op verschillende tijdstippen van kracht ten aanzien van verschillende verkrijgende rechtspersonen, dit hoeft de continuïteit van de financiële verslaggeving niet in de weg te staan.
Van Olffen, Buijn en Simonis zijn van mening dat het mogelijk is de splitsing boekhoudkundig op verschillende tijdstippen van kracht te laten worden. De wettekst verzet zich daar volgens hen niet tegen. Dat geldt naar hun mening echter alleen indien de splitsende rechtspersoon blijft voortbestaan. Als de splitsende rechtspersoon ophoudt te bestaan, kan er volgens hen maar één moment zijn waarop de splitsing boekhoudkundig van kracht wordt.3
Heeft de splitsing boekhoudkundig geen terugwerkende kracht, dan zal over het laatste – veelal gebroken – boekjaar van de splitsende rechtspersoon een jaarrekening of andere financiële verantwoording moeten worden opgemaakt, ook al is de splitsende rechtspersoon als gevolg van de splitsing opgehouden te bestaan. De verplichtingen omtrent de jaarrekening of andere financiële verantwoording rusten na het juridisch van kracht worden van de splitsing op de gezamenlijke verkrijgende rechtspersonen (artikel 2:334q lid 2 BW). Dat betekent dat de algemene vergadering (en), respectievelijk ledenvergadering(en) van de verkrijgende rechtspersoon of rechtspersonen de jaarrekening van de splitsende rechtspersoon moeten vaststellen (artikel 2:101 lid 3 BW, artikel 2:210 lid 3 BW en artikel 2:58 lid 1 BW).
Waarderingsverschillen tussen de verantwoording van activa en passiva in de laatste jaarrekening van de splitsende rechtspersoon en in de eerste jaarrekening van de verkrijgende rechtspersoon na de splitsing, zullen moeten worden toegelicht (artikel 2:334q lid 2 BW) en de verkrijgende rechtspersonen moeten wettelijke reserves vormen op dezelfde wijze als de gesplitste rechtspersoon deze wettelijke reserves moest aanhouden, tenzij daartoe krachtens de wet geen verplichting toe bestaat (artikel 2:334q lid 4 BW).