Einde inhoudsopgave
Besluit 2010/427/EU tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden
Artikel 5 Delegaties van de Unie
Geldend
Geldend vanaf 26-07-2010
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2014, L 349).
- Bronpublicatie:
26-07-2010, PbEU 2010, L 201 (uitgifte: 03-08-2010, regelingnummer: 2010/427/EU)
- Inwerkingtreding
26-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2010, PbEU 2010, L 201 (uitgifte: 03-08-2010, regelingnummer: 2010/427/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Algemeen
EU-recht / Instituties
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Het besluit tot opening of sluiting van een delegatie wordt genomen door de hoge vertegenwoordiger, in overleg met de Raad en de Commissie.
2.
Elke delegatie van de Unie staat onder het gezag van een delegatiehoofd.
Het delegatiehoofd oefent gezag uit over alle personeelsleden van de delegatie, ongeacht hun statuut, alsook over al hun activiteiten. Het hoofd legt aan de hoge vertegenwoordiger verantwoording af voor het algehele beheer van de werkzaamheden van de delegatie en voor het verzekeren van de coördinatie van alle acties van de Unie.
Het personeel van de delegaties bestaat uit EDEO-personeel en, waar dit dienstig is voor de uitvoering van de begroting van de Unie en andere uniale beleidsterreinen die niet onder de bevoegdheid van de EDEO vallen, uit Commissiepersoneel.
3.
Het delegatiehoofd ontvangt instructies van de hoge vertegenwoordiger en de EDEO, en is verantwoordelijk voor de uitvoering ervan.
Op gebieden waarop de Commissie haar bij de Verdragen verleende bevoegdheden uitoefent, kan zij, overeenkomstig artikel 221, lid 2, VWEU, ook instructies aan de delegaties verstrekken, die onder de algemene verantwoordelijkheid van het delegatiehoofd worden uitgevoerd.
4.
Het delegatiehoofd voert, met de volmacht van de Commissie, overeenkomstig het Financieel Reglement, operationele kredieten uit met betrekking tot de projecten van de Unie in het betrokken derde land.
5.
De werking van elke delegatie wordt op gezette tijden geëvalueerd door de uitvoerend secretaris-generaal van de EDEO; deze evaluatie omvat een financiële en administratieve controle. De uitvoerend secretaris-generaal van de EDEO kan daartoe de bevoegde Commissiediensten om bijstand verzoeken. Naast de interne maatregelen van de EDEO maakt OLAF van zijn bevoegdheden gebruik, met name door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/1999 antifraudemaatregelen uit te voeren.
6.
De hoge vertegenwoordiger treft de nodige regelingen met het gastland, de internationale organisatie of het betrokken derde land. De hoge vertegenwoordiger neemt met name de nodige maatregelen opdat de gastlanden de delegaties van de Unie, hun personeel en hun eigendommen voorrechten en immuniteiten verlenen die gelijkwaardig zijn aan die welke worden bedoeld in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961.
7.
De delegaties van de Unie hebben de bevoegdheid om de belangen te behartigen van andere instellingen van de Unie, met name het Europees Parlement, in hun contacten met de internationale organisaties of derde landen waar de delegaties geaccrediteerd zijn.
8.
Het delegatiehoofd heeft de bevoegdheid om de Unie te vertegenwoordigen in het land waar de delegatie is geaccrediteerd, met name om contracten te sluiten en in rechte op te treden.
9.
De delegaties van de Unie werken nauw samen en delen informatie met de diplomatieke diensten van de lidstaten.
10.
De delegaties van de Unie ondersteunen overeenkomstig artikel 35, derde alinea, VEU de lidstaten op hun verzoek in hun diplomatieke betrekkingen en in hun taak burgers van de Unie in derde landen consulaire bescherming te bieden, op begrotingsneutrale basis.