V-N Vandaag 2023/2777
Geen ongelijke behandeling door verschil in BPM-betalingsmodaliteiten
HR 17-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1597
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 november 2023
- Zaaknummer
23/03108
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1597, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑11‑2023
- Wetingang
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (BWBR0005806, 10)Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (BWBR0005806, 8)Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (BWBV0001000, 6)Algemene wet bestuursrecht (BWBR0005537, 7:2)
Essentie
Hof Den Haag oordeelt dat X bv en vergunninghouders in de zin van art. 8 Wet BPM 1992 geen gelijke gevallen zijn, gelet op de voorwaarden die aan de vergunning worden gesteld. Zij hoeven daarom niet gelijk te worden behandeld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Samenvatting
X bv doet BPM-aangiften voor zeventien auto’s. In geschil is of teveel BPM is voldaan. Volgens X bv heeft de inspecteur in de bezwaarfase de hoorplicht geschonden. X bv wenst per week maximaal 25 dossiers digitaal te ontvangen en wil per hoorgesprek maximaal 25 zaken behandelen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.