...
Hof Amsterdam, 07-06-2018, nr. 23-004365-17
ECLI:NL:GHAMS:2018:2182
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-06-2018
- Zaaknummer
23-004365-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:2182, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑06‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 07‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Vrijspraak bedrijfsinbraak. Bespreking verweer t.a.v. woninginbraak. Veroordeling voor woninginbraak, auto-inbraak, poging woninginbraak, belediging en bedreiging. immateriële schade bij poging tot woninginbraak afgewezen. Naar het oordeel van het hof kan
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004365-17
datum uitspraak: 7 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-701210-17 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres 1].
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door diens raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 september 2012 tot en met 10 september 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer goederen (waaronder: een televisie en/of een fotocamera en/of een geldbedrag van 5300 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2:hij op of omstreeks 4 december 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer goederen (waaronder: een televisie en/of een laptop en/of meer paspoorten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3:(gevoegde zaak 13/701738-16)
hij op of omstreeks 19 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto heeft weggenomen een tas en/of een zonnebril, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die auto heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen tas en/of zonnebril onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een ruit van die auto;
4:hij op of omstreeks 9 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer goederen (waaronder: een boormachine en/of een of meer accu's en/of een acculader), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6:(gevoegde zaak 13/684059-17)
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te Amsterdam, in tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachte en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) gading, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of (vervolgens), een breekijzer/koevoet en/of een of meer (breek) werktuig(en) en/of voorwerp(en), tussen de sponning van een raam van die woning heeft/hebben gezet en/of met een breekijzer/koevoet en/of een of meer (breek)wertuig(en)/ voorwerp(pen) wrikkende bewegingen heeft/hebben gemaakt bij/in/tussen de sponning van een raam van die woning;
7:(gevoegde zaak 702555-17)
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Amsterdam en/of S. [verbalisant 2], hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen
- ' Ik neuk jullie moeders en/of
- ' Kanker joden' en/of - 'Kanker honden' en/of
- ' Ik neuk je in je kont' en/of
- ' Ik neuk je moeder' en/of
- ' Ik neuk je moeder in haar kut' en/of
- ' Ik laat je klaarkomen',
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
8:(gevoegde zaak 702555-17)
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen
- ' Ik heb een bom' en/of
- ' Ik maak je dood' en/of
- ' Als ik er achter kom hoe je heet, dan zoek ik je op en maak ik je dood'
- ' Ik stuur mensen op je af' en/of
- ' Ik schiet je door je kop'
- ' Ik heb vijf jaar gezeten, het maakt mij echt niet uit' en/of
- ' Ik kom er achter wie je bent',
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
Uit het dossier blijkt dat de verdachte door verschillende verbalisanten is herkend als de persoon die op 9 november 2016 om 01:20 uur te zien is op camera (ASDM-00)6. Deze persoon wordt in het proces-verbaal waarin de beelden worden beschreven ‘NN1’ genoemd.1.Uit dat proces-verbaal blijkt dat op die camerabeelden te zien is dat NN1 met een ander (‘NN2’) door een tunnel loopt in de buurt van de rijwielhandel waar die nacht is ingebroken.
In hetzelfde proces-verbaal wordt verder beschreven dat op camera (ASDM-00)5 vanaf 2:24 uur te zien is dat NN1 en NN2 zich bij het rolluik van de rijwielhandel bevinden en vermoedelijk naar binnen gaan.
Op de terechtzitting in hoger beroep zijn de beelden van (onder meer) camera 5 getoond. Het hof heeft daarbij geconstateerd dat de beschreven personen die vermoedelijk de rijwielhandel binnengaan vanaf 2:24 uur, niet herkenbaar in beeld komen. Er zijn slechts schimmen zichtbaar zonder onderscheidende kenmerken. Anders dan in het proces-verbaal staat vermeld, kan daarom niet worden vastgesteld dat de personen in beeld dezelfde personen zijn die eerder op camera 6 zichtbaar waren en waarbij een van hen is herkend als zijnde de verdachte. Ook anderszins zijn geen bewijsmiddelen voorhanden op grond waarvan kan worden aangenomen dat de verdachte één van de daders van deze inbraak is.
Gelet daarop is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4 is ten laste gelegd. Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat niet is komen vast te staan dat de daders de woning via de achterzijde en het portiek hebben verlaten en dat de bloedsporen van de verdachte die in het portiek zijn aangetroffen gerelateerd zijn aan het delict. Een getuige heeft weliswaar twee jongens naar het portiek zien lopen, maar heeft daarbij niet beschreven dat de jongens veel spullen droegen, terwijl uit de aangifte blijkt dat een behoorlijk aantal (grote) goederen is gestolen. In de woning zijn geen dadersporen aangetroffen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de aangifte blijkt dat op 4 december 2012 een of meer inbrekers goederen uit de woning aan de [adres 3] hebben gestolen. Op grond van de aangifte kan worden aangenomen dat de inbrekers de woning die dag tussen 12:15 uur en 12:30 uur hebben verlaten. Omstreeks het eerstgenoemde tijdstip kwam de aangeefster thuis. Zij merkte toen dat haar voordeur van binnenuit met de bovenste knip was afgesloten en zag vervolgens dat haar slaapkamerramen openstonden, terwijl zij die voor het verlaten van haar huis in ochtend had gesloten. Ook zag zij dat haar kamer helemaal overhoop was gehaald. Even later, omstreeks 12.30 uur, nadat zij bij haar buurvrouw de politie had gebeld, constateerde de aangeefster dat één van de ramen inmiddels was gesloten en dat de tuindeur, die eerder dicht was, openstond. Hieruit leidde zij af dat de inbrekers om 12.15 uur nog in haar woning aanwezig waren.2.Deze verklaring van de aangeefster vindt steun in het proces-verbaal relaas van buurtonderzoek. Blijkens dat proces-verbaal heeft een buurman, wiens woning aan dezelfde afgesloten binnentuin grenst als die van de aangeefster, omstreeks 12:30 uur twee Marokkaanse jongens in de leeftijd van de verdachte in die binnentuin zien lopen richting het portiek grenzend aan de binnentuin. Hierna heeft hij een harde klap gehoord. Toen hij naar beneden ging zag hij dat het glas van de toegangsdeur van het portiek vernield was. De jongens trof hij niet meer aan.3.Bij het sporenonderzoek dat de volgende dag is uitgevoerd, is geconstateerd dat de toegangsdeur van het portiek vanuit de binnentuin was geforceerd, omdat er glasscherven lagen in de centrale hal. Bij dat onderzoek zijn bloedsporen aangetroffen op de muur in de centrale hal achter de geforceerde deur naar de binnentuin en op de bovenzijde van de brievenbussen bij die toegangsdeur in de centrale hal.4.De DNA-profielen van deze bloedsporen geven een match met het DNA-profiel van de verdachte.5.
Het hof stelt vast dat er sprake is van een kort tijdsbestek tussen het ontdekken van de inbraak en het moment dat de toegangsdeur vanuit de binnentuin werd vernield. In de directe nabijheid van die toegangsdeur zijn bloedsporen van de verdachte aangetroffen. Op grond van die omstandigheden stelt het hof vast dat de verdachte in de woning van [slachtoffer 2] heeft ingebroken, dat hij vervolgens is gevlucht via de binnentuin, waarbij hij zich genoodzaakt heeft gezien een afgesloten deur te vernielen teneinde te ontkomen. Hierbij heeft het hof nog in aanmerking genomen dat de verdachte geen verklaring heeft kunnen geven voor het aantreffen van zijn DNA daags na de inbraak.
Anders dan de raadsvrouw acht het hof niet van (doorslaggevend) belang dat niet is gebleken dat de buurman heeft gezien dat de door hem beschreven personen tijdens hun vlucht goederen bij zich hadden, nu er slechts een summiere verklaring beschikbaar is van deze getuige.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:hij in de periode van 9 september 2012 tot en met 10 september 2012 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen, waaronder een televisie en een fotocamera en een geldbedrag van 5300 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
2:hij op 4 december 2012 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3:hij op 19 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen een tas en een zonnebril, toebehorend aan [slachtoffer 4], waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich die weg te nemen tas en zonnebril onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van die auto;
6: hij op 3 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes en/of zijn mededaders gading, toebehorende aan [slachtoffer 6], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich naar die woning heeft begeven en vervolgens, een breekwerktuig tussen de sponning van een raam van die woning heeft gezet en wrikkende bewegingen heeft gemaakt in de sponning van een raam van die woning;
7:hij op 17 september 2017 te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Amsterdam en S. [verbalisant 2], hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen
- ' Ik neuk jullie moeders en
- ' Kanker joden' en
- ' Kanker honden' en
- ' Ik neuk je in je kont' en
- ' Ik neuk je moeder' en
- ' Ik neuk je moeder in haar kut' en
- ' Ik laat je klaarkomen';
8:hij op 17 september 2017 te Amsterdam, [verbalisant 1] en S. [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen
- ' Ik heb een bom' en
- ' Ik maak je dood' en
- ' Als ik er achter kom hoe je heet, dan zoek ik je op en maak ik je dood' en
- ' Ik stuur mensen op je af' en
- ' Ik schiet je door je kop' en
- ' Ik heb vijf jaar gezeten, het maakt mij echt niet uit' en
- ' Ik kom er achter wie je bent'.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde beroep op vrijwillige terugtred.
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op vrijwillige terugtred en is van mening dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de drie jongens, waarvan één later de verdachte bleek te zijn, plotseling ophielden met hun pogingen om met een koevoet het raam open te maken. Door de getuigen is niets waargenomen dat duidt op een invloed van buitenaf, waardoor de jongens hun activiteit stopten, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Niet is gebleken dat het misdrijf niet is voltooid door omstandigheden die van de wil van de verdachte afhankelijk zijn. De verdachte zelf heeft op geen enkel moment in de (strafrechtelijke) procedure, noch in de procedure in eerste aanleg, noch in hoger beroep verklaard over dit feit en derhalve ook niets verklaard over de reden waarom hij – met zijn mededaders – zijn pogingen tot het openbreken van het raam staakte. Bij deze stand van zaken is dan ook op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat sprake zou zijn geweest van een vrijwillige terugtred.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde veroordeeld tot tien maanden jeugddetentie waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte was ten tijde van het onder 1 bewezen verklaarde feit vijftien jaar oud en ten tijde van het onder 2 bewezen verklaarde zestien jaar oud. Ten tijde van de overige feiten was hij ouder dan achttien jaar.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning dan wel een poging daartoe. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van auto-inbraak. Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte schade en overlast veroorzaakt. De verdachte heeft door zo te handelen getoond geen respect te hebben voor het eigendom van anderen en er niet voor terug te deinzen om daar met het oog op eigen gewin, inbreuk op te maken. Naast de geleden materiële schade kan het slachtoffer zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen en bedreigen van politieagenten. Dat is voor hen kwetsend geweest. Het beledigen en bedreigen van politieagenten kan hun gezag ondermijnen en getuigt niet van respect voor hen die met een publieke taak zijn belast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 mei 2018 is hij eerder, dat wil zeggen voorafgaand aan het onder 6, 7 en 8 bewezen verklaarde, ter zake van een poging tot een diefstal met braak onherroepelijk veroordeeld. Uit dit uittreksel blijkt eveneens dat de verdachte, nadat zijn voorlopige hechtenis op 22 april 2016 door de rechter-commissaris was geschorst, is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft acht geslagen op de rapporten van Reclassering Nederland van 14 augustus 2017 en 17 mei 2018 en van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) van 14 juli 2017. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de toelichting die daarop ter terechtzitting is gegeven door de verschenen deskundige van de WSS.
Onder meer is gebleken dat de begeleiding van de verdachte wisselend, maar overwegend positief verloopt. De verdachte stelt zich de laatste tijd actiever en bereidwilliger op in de contacten. In de periode voorafgaand aan de terechtzitting bestond geen verplichting voor de verdachte om mee te werken aan de reclassering. Hij heeft hiervoor zelf toestemming gegeven, omdat hij graag begeleid wilde worden. De verdachte heeft een verstandelijke beperking en is in zijn ontwikkeling jonger dan zijn kalenderleeftijd. Reclassering Nederland en WSS hebben geadviseerd om voor zover de verdachte na zijn achttiende jaar strafbare feiten heeft gepleegd het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat verdachte beperkte handelingsvaardigheden heeft. De reclassering acht het noodzakelijk dat verdachte pedagogisch wordt beïnvloed.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan het hof ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van deze groep in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is en dat toepassing van het jeugdstrafrecht een uitzondering is.
Het hof zal, gelet op de inhoud van de rapportages en gelet op de persoonlijkheid en ontwikkelingsfase van de verdachte, in deze zaak het jeugdstrafrecht toepassen, dus ook voor wat betreft de feiten begaan na het bereiken van de 18-jarige leeftijd.
Vanwege de ernst van de feiten komt geen andere straf dan een jeugddetentie met een fors onvoorwaardelijk deel in aanmerking. Om de verdachte te weerhouden van recidive en te ondersteunen in de positieve lijn die hij lijkt te hebben ingezet, zal het hof een deel van de straf in voorwaardelijke vorm met bijzondere voorwaarden opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Voor zover de benadeelde partij een beroep heeft willen doen op aantasting in de persoon in de zin van geestelijk letsel, is daarvoor vereist dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt niet voldoende dat sprake is van zodanig geestelijk letsel dat hiervoor immateriële schadevergoeding kan worden toegekend.
Voor zover de benadeelde partij een beroep heeft willen doen op een aantasting in de persoon in de vorm van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, is dat beroep onvoldoende onderbouwd. Om voor toewijzing in aanmerking te komen is een nadere onderbouwing nodig. De vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op en kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 508,97. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 379,02. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, is niet door of namens de verdachte betwist. De verdachte is daarom tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De benadeelde partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij zich onveilig voelt in haar eigen woning, dat zij in haar woongenot is aangetast en dat daarom sprake is van een forse inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer.
Naar het oordeel van het hof kan een poging inbraak, waarbij het is gebleven bij een poging tot het forceren van een raam en waarbij de daders niet binnen zijn geweest, hoe onaangenaam ook, niet worden aangemerkt als een dusdanige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die vergoeding van immateriële schade rechtvaardigt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is daarom onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan outreachende begeleiding vanuit
Stichting Indaad of een vergelijkbare instantie.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde meewerkt aan het realiseren van dagbesteding in de vorm van scholing of werk, dan wel deel te nemen aan een laagdrempelige leerwerktraject vanuit het WPI.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde meewerkt aan eventuele vervolgonderzoeken (neurologisch onderzoek), indien de jeugdreclassering dit wenselijk acht.
Geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 379,02 (driehonderdnegenenzeventig euro en twee cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 379,02 (driehonderdnegenenzeventig euro en twee cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 april 2016.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot schadevergoeding af.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.G. Hijink, mr A.M. Kengen en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2018.
Mr. S.C.C. Hes-Bakkeren is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]