Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/816 tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2019
- Bronpublicatie:
17-04-2019, PbEU 2019, L 135 (uitgifte: 22-05-2019, regelingnummer: 2019/816)
- Inwerkingtreding
11-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2019, PbEU 2019, L 135 (uitgifte: 22-05-2019, regelingnummer: 2019/816)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, tweede alinea, onder d),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Unie heeft zich ten doel gesteld haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen te bieden waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Deze doelstelling moet onder meer bereikt worden door passende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, waaronder georganiseerde misdaad en terrorisme.
- (2)
Die doelstelling vereist dat gegevens betreffende de in de lidstaten uitgesproken veroordelingen buiten de lidstaat van veroordeling in aanmerking worden genomen in het kader van nieuwe strafrechtelijke procedures, zoals bepaald in Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad (2), alsook ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
- (3)
Die doelstelling vereist dat gegevens uit de strafregisters tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgewisseld. Die gegevensuitwisseling wordt georganiseerd en gefaciliteerd door de regels in Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad (3) en door het Europees Strafregisterinformatiesysteem (Ecris), opgericht bij Besluit 2009/316/JBZ van de Raad (4).
- (4)
Het bestaande juridisch kader van Ecris houdt echter onvoldoende rekening met de specifieke kenmerken van verzoeken betreffende onderdanen van derde landen. Het is weliswaar al mogelijk om via Ecris gegevens uit te wisselen over onderdanen van derde landen, maar er is geen gemeenschappelijke EU-procedure of gemeenschappelijk EU-mechanisme waarmee dat efficiënt, snel en nauwkeurig kan worden gedaan.
- (5)
Er wordt in de Unie geen informatie verzameld over onderdanen van derde landen zoals dat gebeurt voor onderdanen van lidstaten, in de lidstaten van nationaliteit; die informatie wordt uitsluitend opgeslagen in de lidstaten waar de veroordeling is uitgesproken. Een volledig overzicht van de strafrechtelijke geschiedenis van een onderdaan van een derde land kan daarom alleen worden gewaarborgd als die informatie uit alle lidstaten wordt opgevraagd.
- (6)
Dergelijke niet-specifieke verzoeken leiden tot een onevenredige administratieve last voor alle lidstaten, inclusief de lidstaten die niet over informatie over de betrokken onderdaan van het specifieke derde land beschikken. Praktisch gevolg daarvan is dat de lidstaten ervan afzien om bij andere lidstaten informatie op te vragen over onderdanen van derde landen, hetgeen de uitwisseling van informatie tussen hen ernstig belemmert, waardoor ze hun toegang tot de strafregistergegevens beperken tot de gegevens in hun eigen nationale register. Hierdoor neemt het risico op inefficiënte en onvolledige gegevensuitwisseling tussen de lidstaten toe, hetgeen dan weer van invloed is op het niveau van veiligheid en bescherming dat wordt geboden aan de burgers en personen die in de Unie verblijven.
- (7)
Om de situatie te verbeteren, dient er een systeem in het leven te worden geroepen dat de centrale autoriteit van een lidstaat in staat stelt onmiddellijk en efficiënt na te gaan welke andere lidstaten strafregistergegevens over een onderdaan van een derde land hebben (‘Ecris-TCN’). Het bestaande Ecris-kader kan dan worden gebruikt om de strafregistergegevens overeenkomstig Kaderbesluit 2009/315/JBZ bij die lidstaten op te vragen.
- (8)
Bij deze verordening moeten daarom regels voor de totstandbrenging op Unieniveau van een gecentraliseerd systeem dat persoonsgegevens bevat, worden vastgelegd en de regels voor de taakverdeling tussen de lidstaat en de organisatie die belast is met de ontwikkeling en het onderhoud van het gecentraliseerd systeem, alsook eventuele specifieke gegevensbeschermingsbepalingen die nodig zijn om de reeds bestaande gegevensbeschermingsregelingen aan te vullen en om een adequaat algeheel niveau van gegevensbescherming, gegevensbeveiliging en bescherming van de grondrechten van de betrokken personen te bieden.
- (9)
De doelstelling om de burgers van de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen te bieden waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd, vereist ook dat de informatie over veroordelingen van burgers van de Unie die tevens de nationaliteit van een derde land hebben, volledig is. Aangezien het mogelijk is dat die personen één of meer nationaliteiten voorleggen, en dat verschillende veroordelingen worden opgeslagen in de lidstaat van veroordeling of in de lidstaat van nationaliteit, moeten burgers van de Unie die tevens de nationaliteit van een derde land hebben, onder deze verordening vallen. De uitsluiting van dergelijke personen zou leiden tot het opslaan van onvolledige informatie in Ecris-TCN. Dit zou de betrouwbaarheid van het systeem in gevaar brengen. Aangezien die personen echter het burgerschap van de Unie bezitten, dienen de voorwaarden waarop hun vingerafdrukgegevens in Ecris-TCN kunnen worden opgenomen, vergelijkbaar te zijn met de voorwaarden waaronder vingerafdrukgegevens van burgers van de Unie tussen lidstaten worden uitgewisseld in het kader van het bij Kaderbesluit 2009/315/JBZ en Besluit 2009/316/JBZ ingevoerde Ecris. Daarom mogen vingerafdrukgegevens van burgers van de Unie die ook de nationaliteit van een derde land hebben, alleen in Ecris-TCN worden opgenomen als zij overeenkomstig het nationale recht in het kader van strafrechtelijke procedures zijn verzameld, met dien verstande dat de lidstaten met het oog op die opneming vingerafdrukgegevens moeten kunnen gebruiken die zijn verzameld voor andere doeleinden dan een strafrechtelijke procedure, wanneer dat gebruik krachtens het nationale recht is toegestaan.
- (10)
Met Ecris-TCN moeten vingerafdrukgegevens kunnen worden verwerkt teneinde na te gaan welke lidstaten beschikken over strafregistergegevens van een onderdaan van een derde land. Het moet ook de gezichtsopnamen kunnen verwerken om diens identiteit te bevestigen. Het is van essentieel belang dat de invoering en het gebruik van vingerafdrukgegevens en gezichtsopnamen beperkt blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk is voor het beoogde doel, dat de grondrechten, waaronder het belang van het kind, worden geëerbiedigd en dat de toepasselijke voorschriften van de Unie inzake gegevensbescherming worden nageleefd.
- (11)
Het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), dat is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad (5) moet daarom, gezien zijn ervaring met het beheer van andere grootschalige systemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, worden belast met de taak het Ecris-TCN te ontwikkelen en te gebruiken. Het mandaat van het agentschap moet worden afgestemd op deze nieuwe taken.
- (12)
Eu-LISA moet de nodige financiële en personele middelen krijgen om zich de in deze verordening vermelde verantwoordelijkheden op zich te kunnen nemen.
- (13)
Gezien de noodzaak nauwe technische koppelingen tot stand te brengen tussen Ecris-TCN en Ecris, moet eu-LISA ook worden belast met de taak de Ecris-referentie-implementatie verder te ontwikkelen en te onderhouden en het mandaat van eu-LISA moet dienovereenkomstig worden aangepast.
- (14)
Vier lidstaten hebben hun eigen nationale Ecris-implementatiesoftware ontwikkeld in overeenstemming met Besluit 2009/316/JBZ van de Raad, en hebben deze in plaats van de Ecris-referentie-implementatie gebruikt voor de uitwisseling van strafregistergegevens. Gezien de bijzondere kenmerken die deze lidstaten in hun systemen hebben ingevoerd voor nationaal gebruik en de investeringen die zij hebben gedaan, moeten zij hun nationale Ecris-implementatiesoftware kunnen gebruiken, ook voor de toepassing van Ecris-TCN, mits aan de voorwaarden van deze verordening wordt voldaan.
- (15)
Ecris-TCN dient alleen de identiteitsgegevens te bevatten van onderdanen van derde landen die binnen de Unie door een strafrechter zijn veroordeeld. Dergelijke identiteitsgegevens dienen alfanumerieke gegevens en vingerafdrukgegevens te bevatten. Gezichtsopnamen moeten ook kunnen worden toegevoegd, mits het recht van de lidstaat waar een veroordeling is uitgesproken, het verzamelen en opslaan van gezichtsopnamen van een veroordeelde toelaat.
- (16)
De alfanumerieke gegevens die door de lidstaten in het centrale systeem worden ingevoerd, moeten de achternaam (familienaam) en de voornaam (voornamen) van de veroordeelde bevatten, alsmede diens pseudoniemen of aliassen voor zover deze gegevens voor de centrale autoriteit beschikbaar zijn. Indien andere afwijkende persoonsgegevens, zoals een andere spelling van een naam in een ander alfabet, bij de betrokken lidstaat bekend zijn, moet het mogelijk zijn deze gegevens als aanvullende gegevens in te voeren in het centrale systeem.
- (17)
De alfanumerieke gegevens moeten tevens, als aanvullende gegevens, het identiteitsnummer, of het soort en nummer van het (de) identificatiedocument(en) van de betrokkene bevatten, alsmede de naam van de autoriteit die deze documenten heeft afgegeven, wanneer deze informatie voor de centrale autoriteit beschikbaar is. De lidstaat moet de authenticiteit van identificatiedocumenten proberen te verifiëren voordat hij de betrokken informatie in het centrale systeem invoert. Die informatie moet echter in alle gevallen met de nodige omzichtigheid worden gebruikt aangezien zij onbetrouwbaar kan zijn.
- (18)
De centrale autoriteiten moeten gebruikmaken van Ecris-TCN om vast te stellen welke lidstaten beschikken over strafregistergegevens over een onderdaan van een derde land wanneer om strafregistergegevens over die persoon in de betrokken lidstaat wordt verzocht ten behoeve van een strafrechtelijke procedure tegen die persoon, ten behoeve van de in deze verordening genoemde doelstellingen. Hoewel Ecris-TCN in principe in al dergelijke gevallen moet worden gebruikt, moet de autoriteit die verantwoordelijk is voor het voeren van de strafrechtelijke procedure, kunnen besluiten dat Ecris-TCN niet mag worden gebruikt wanneer dit in de gegeven omstandigheden niet passend zou zijn, bijvoorbeeld in bepaalde typen urgente strafprocedures, in geval van transit, wanneer strafregistergegevens recentelijk via Ecris zijn verkregen, of met betrekking tot lichte strafbare feiten, met name lichte verkeersovertredingen, lichte overtredingen van algemene gemeentelijke verordeningen en lichte schendingen van de openbare orde.
- (19)
De lidstaten moeten Ecris-TCN ook voor de in deze verordening vermelde doeleinden kunnen gebruiken, in overeenstemming is met het nationale recht indien het daarin voorziet. Om het gebruik van Ecris-TCN nog transparanter te maken, dienen lidstaten evenwel die andere doeleinden te melden aan de Commissie, die alle kennisgevingen in het Publicatieblad van de Europese Unie publiceert.
- (20)
Het moet voor andere autoriteiten die om strafregistergegevens verzoeken ook mogelijk zijn om te beslissen dat Ecris-TCN niet mag worden gebruikt indien dit in de omstandigheden van het geval niet passend zou zijn, bijvoorbeeld wanneer bepaalde vaste administratieve controles moeten worden verricht met betrekking tot de beroepskwalificaties van een persoon, vooral indien bekend is dat strafregistergegevens niet zullen worden gevraagd van andere lidstaten, ongeacht het resultaat van de zoekopdracht in Ecris-TCN. Ecris-TCN moet evenwel altijd worden gebruikt wanneer het verzoek om strafregistergegevens gedaan wordt door een persoon die verzoekt om gegevens over zichzelf in het strafregister overeenkomstig Kaderbesluit 2009/315/JBZ, of indien het is gedaan om strafregistergegevens te verkrijgen overeenkomstig Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad (6)
- (21)
Onderdanen van derde landen dienen recht te hebben op schriftelijke informatie over zichzelf in het strafregister, in overeenstemming met de wetten van de lidstaat waar ze om dergelijke informatie verzoeken en overeenkomstig Kaderbesluit 2009/315/JBZ. Alvorens dergelijke informatie te verstrekken aan een onderdaan van een derde land, dient de lidstaat Ecris-TCN te bevragen.
- (22)
Burgers van de Unie die ook de nationaliteit van een derde land hebben, zullen alleen worden opgenomen in Ecris-TCN als de bevoegde autoriteiten weten dat die personen de nationaliteit van een derde land hebben. Ook als de bevoegde autoriteiten niet weten dat burgers van de Unie ook de nationaliteit van een derde land hebben, kan het toch mogelijk zijn dat die personen eerdere veroordelingen op hun naam hebben staan als burgers van een derde land. Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten een volledig overzicht van de strafregisters hebben, moet Ecris-TCN ook bevraagd kunnen worden om met betrekking tot een burger van de Unie na te gaan of een lidstaat over strafregistergegevens over deze persoon als onderdaan van een derde land beschikt.
- (23)
Wanneer er sprake is van een match tussen de in het centrale systeem opgeslagen gegevens en die welke door een lidstaat voor een zoekopdracht zijn gebruikt (‘treffer’), worden de identiteitsgegevens aan de hand waarvan een treffer werd vastgesteld, samen met de treffer verstrekt. Het resultaat van een zoekopdracht mag uitsluitend worden gebruikt door de centrale autoriteiten, met het oog op het opstellen van een verzoek via Ecris of, met betrekking tot het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), opgericht bij Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad (7), het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), opgericht bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (8), en het Europees Openbaar Ministerie (het EOM), opgericht bij Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (9), uitsluitend met het oog op het opstellen van een verzoek om gegevens over veroordelingen als bedoeld in deze verordening.
- (24)
In eerste instantie mogen de in Ecris-TCN opgenomen gezichtsopnamen alleen worden gebruikt met het oog op de verificatie van de identiteit van een onderdaan van een derde land, om vast te stellen welke lidstaten over gegevens over eerdere veroordelingen van die onderdaan van een derde land beschikken. Het is mogelijk dat gezichtsopnamen in de toekomst gebruikt worden voor automatische biometrische matching, mits aan de technische en beleidsvereisten is voldaan. De Commissie dient, rekening houdend met de vraag of dit noodzakelijk en proportioneel is, alsmede met de technische ontwikkelingen op het gebied van gezichtsopnamen, de beschikbaarheid en geschiktheid van de vereiste technologie te evalueren vóór de vaststelling van de gedelegeerde handeling betreffende het gebruik van gezichtsopnamen om onderdanen van derde landen te identificeren met de bedoeling vast te stellen welke lidstaten over gegevens over eerdere veroordelingen van die onderdanen beschikken.
- (25)
Het gebruik van biometrische gegevens is noodzakelijk omdat het de meest betrouwbare methode voor de identificatie van onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten is, aangezien deze vaak niet over documenten of andere identificatiemiddelen beschikken, en omdat het een betrouwbaardere matching van de gegevens van onderdanen van derde landen mogelijk maakt
- (26)
De lidstaten moeten in het centrale systeem vingerafdrukgegevens van veroordeelde onderdanen van derde landen opnemen die overeenkomstig het nationale recht tijdens een strafrechtelijke procedure zijn verzameld. Om zo volledig mogelijke identiteitsgegevens beschikbaar te hebben in het centrale systeem, moeten de lidstaten in het centrale systeem ook de vingerafdrukgegevens kunnen opnemen die zijn verzameld voor andere doeleinden dan een strafrechtelijke procedure, wanneer die vingerafdrukgegevens volgens het nationale recht beschikbaar zijn voor gebruik in strafrechtelijke procedures.
- (27)
Deze verordening moet minimumcriteria bepalen met betrekking tot de vingerafdrukgegevens die de lidstaten in het centrale systeem moeten opnemen. De lidstaten dienen de keuze te hebben: zij kunnen ofwel vingerafdrukgegevens opnemen van onderdanen van derde landen die een vrijheidsstraf van ten minste zes maanden hebben gekregen, ofwel vingerafdrukgegevens van onderdanen van derde landen die zijn veroordeeld voor een strafbaar feit waarop volgens het recht van de betrokken lidstaat een maximale vrijheidsstraf staat van ten minste twaalf maanden.
- (28)
De lidstaten dienen in Ecris-TCN gegevensbestanden over veroordeelde onderdanen van derde landen te creëren. Dit moet, waar mogelijk, automatisch en onverwijld gebeuren nadat hun veroordeling in het nationale strafregister geregistreerd werd. In overeenstemming met deze verordening moeten de lidstaten alfanumerieke gegevens en vingerafdrukgegevens opnemen in het centrale systeem met betrekking tot veroordelingen die na de datum van aanvang van de invoering van gegevens in Ecris-TCN hebben plaatsgevonden. Met ingang van dezelfde datum, en op elk tijdstip daarna, kunnen de lidstaten gezichtsopnamen in het centrale systeem invoeren.
- (29)
De lidstaten moeten ook, overeenkomstig deze verordening, gegevensbestanden in Ecris-TCN creëren over onderdanen van derde landen die vóór de datum van aanvang van de invoering van gegevens zijn veroordeeld teneinde ervoor te zorgen dat het systeem zo doeltreffend mogelijk is. De lidstaten mogen daartoe echter niet verplicht worden om informatie te verzamelen die niet reeds vóór de datum van aanvang van de invoering van gegevens in hun strafregisters was ingevoerd. De vingerafdrukgegevens van onderdanen van derde landen in verband met dergelijke eerdere veroordelingen dienen uitsluitend te worden opgenomen indien zij tijdens strafrechtelijke procedures zijn verzameld en indien de betrokken lidstaat van oordeel is dat zij duidelijk kunnen worden gematcht met andere identiteitsgegevens in het strafregister.
- (30)
Een betere uitwisseling van gegevens over veroordelingen moet de lidstaten helpen bij hun uitvoering van Kaderbesluit 2008/675/JBZ, dat de lidstaten verplicht om bij nieuwe strafrechtelijke procedures rekening te houden met eerdere veroordelingen in andere lidstaten, voor zover volgens het nationale recht met eerdere nationale veroordelingen rekening wordt gehouden.
- (31)
Een door Ecris-TCN gesignaleerde treffer mag op zichzelf genomen niet betekenen dat de betrokken onderdaan van een derde land in de genoemde lidstaten is veroordeeld. Het bestaan van eerdere veroordelingen dient alleen te worden bevestigd op grond van informatie die afkomstig is uit de strafregisters van de betrokken lidstaten.
- (32)
Niettegenstaande de mogelijkheid een beroep te doen op de financiële programma's van de Unie overeenkomstig de toepasselijke regels, moet elke lidstaat zelf de kosten dragen voor de uitvoering, het beheer, het gebruik en het onderhoud van zijn nationale strafregisterdatabank en vingerafdrukdatabanken en voor de uitvoering, het beheer, het gebruik en het onderhoud van de technische aanpassingen die nodig zijn om Ecris-TCN te kunnen gebruiken, met inbegrip van hun verbindingen met het nationale centrale toegangspunt.
- (33)
Eurojust, Europol en het EOM dienen ter ondersteuning van hun wettelijke taken toegang te hebben tot Ecris-TCN met het oog op het vaststellen van welke lidstaten over strafregistergegevens over een onderdaan van een derde land beschikken. Ook moet Eurojust directe toegang tot Ecris-TCN hebben om de bij deze verordening toegewezen taak van contactpunt voor derde landen en internationale organisaties te vervullen, onverminderd de toepassing van beginselen van justitiële samenwerking in strafzaken, met inbegrip van voorschriften inzake wederzijdse rechtshulp. Hoewel er rekening dient te worden gehouden met de positie van de lidstaten die geen deel uitmaken van de nauwere samenwerkingsprocedure tot instelling van het EOM, mag het EOM de toegang tot gegevens over veroordelingen niet worden geweigerd om de enkele reden dat de betrokken lidstaat niet aan die nauwere samenwerking deelneemt.
- (34)
Deze verordening voorziet in strenge regels voor de toegang tot Ecris-TCN en in de noodzakelijke waarborgen, waaronder de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor het verzamelen en gebruiken van de gegevens. Zij stelt ook vast op welke wijze de betrokken personen hun recht kunnen uitoefenen op compensatie, toegang, rectificatie, wissing en verhaal, in het bijzonder het recht op een effectief rechtsmiddel, en het toezicht op de verwerkingsactiviteiten door onafhankelijke openbare autoriteiten. In deze verordening worden derhalve de grondrechten en vrijheden geëerbiedigd die zijn erkend in met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het recht op bescherming van persoonsgegevens, het beginsel van gelijkheid voor de wet en het algehele discriminatieverbod. In dit verband wordt in de verordening ook rekening gehouden met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en andere mensenrechtenverplichtingen op grond van het internationale recht.
- (35)
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (10) moet van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen voor de openbare veiligheid. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (11) moet van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens door nationale autoriteiten wanneer die verwerking niet onder Richtlijn (EU) 2016/680 valt. Er moet gezorgd worden voor gecoördineerd toezicht overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (12), die ook van toepassing moet zijn op de verwerking van persoonsgegevens door eu-LISA.
- (36)
Met betrekking tot eerdere veroordelingen moeten de centrale autoriteiten alfanumerieke gegevens aan het eind van de periode voor het invoeren van gegevens krachtens deze verordening opnemen, en vingerafdrukgegevens binnen twee jaar na de datum van ingebruikneming van Ecris-TCN. De lidstaten moeten alle gegevens op hetzelfde tijdstip kunnen opnemen, op voorwaarde dat deze termijnen worden gerespecteerd.
- (37)
Er dienen regels te worden vastgesteld betreffende de aansprakelijkheid van de lidstaten en van Eurojust, Europol, het EOM en eu-LISA wat betreft schade die het gevolg is van een schending van de bepalingen van deze verordening.
- (38)
Teneinde beter te kunnen nagaan welke lidstaten over gegevens over eerdere veroordelingen van onderdanen van derde landen beschikken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen met betrekking tot het aanvullen van deze verordening door te voorzien in het gebruik van gezichtsopnamen voor de identificatie van onderdanen van derde landen ter vaststelling van de lidstaten die over gegevens over eerdere veroordelingen beschikken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden de nodige raadplegingen doet, onder meer op deskundigenniveau, en wel overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(13). Met name om te kunnen zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden.
- (39)
Om eenvormige voorwaarden voor de invoering en het operationeel beheer van Ecris-TCN te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14).
- (40)
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zo spoedig mogelijk aan deze verordening te voldoen teneinde de goede werking van Ecris-TCN te garanderen, rekening houdend met de tijd die eu-LISA nodig heeft voor het ontwikkelen en implementeren van Ecris-TCN. De lidstaten moeten evenwel ten minste 36 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de tijd krijgen om de maatregelen te nemen die nodig zijn om aan deze verordening te voldoen.
- (41)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het mogelijk maken van de snelle en efficiënte uitwisseling van nauwkeurige strafregistergegevens over onderdanen van derde landen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt door gemeenschappelijke regels in te voeren, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (42)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (43)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (44)
- (45)
De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) en heeft op 12 december 2017 een advies uitgebracht (16),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 april 2019.
Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32).
Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).
Besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33).
Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 99).
Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1.)
Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).
Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’) (PB L 283 van 31 oktober 2017, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en intrekking van het Kaderbesluit van de Raad 2008/977/JBZ (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295, 21.11.2018, blz. 39).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
PB C 55 van 14.2.2018, blz. 4.