HR, 14-09-2010, nr. 10/01264 H
ECLI:NL:HR:2010:BN6900
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14-09-2010
- Zaaknummer
10/01264 H
- LJN
BN6900
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN6900, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑09‑2010; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Herziening.
14 september 2010
Strafkamer
nr. 10/01264 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, van 12 november 2008, nummer 09/601266-08, ingediend door mr. L. de Roode, advocaat te Gouda namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "Overtreding artikel APV-Gouda 2004 4.1.5/1", gepleegd op 13 juli 2008, veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 130,-, subsidiair 2 dagen hechtenis, met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen geluidsinstallatie.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat het onderzoek der zaak niet zou hebben geleid tot verbeurdverklaring van de geluidsinstallatie indien de Kantonrechter destijds bekend was geweest met de inhoud van een klaagschrift van 31 juli 2008 strekkende tot teruggave van die inbeslaggenomen installatie, dat de aanvrager bij de Rechtbank had ingediend.
3.3. Onder "eene minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid onder 2o, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder wordt niet verstaan de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 september 2010.