De ‘akte partiele intrekking cassatie’ vermeldt 20 november 2002, maar volgens de ‘aanvullende akte’ dient hiervoor in de plaats te worden gelezen: 20 november 2020.
HR, 13-07-2021, nr. 19/02591
ECLI:NL:HR:2021:1124
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-07-2021
- Zaaknummer
19/02591
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1124, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑07‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:471
ECLI:NL:PHR:2021:471, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑05‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:1124
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0241
Uitspraak 13‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Economische zaak, illegale handel in beschermde inheemse vogels. Verkoop door natuurlijke persoon van beschermde inheemse diersoort (bosfazant) (meermalen gepleegd), art. 13.1.a Flora en faunawet (oud). Beroep op ontslag van alle rechtsvervolging wegens bestaan van vrijstelling a.b.i. art. 5.1 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud). Middel slaagt op redenen vermeld in HR:2021:1100. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing. CAG: anders. Samenhang met 19/02590 P en 19/02592 E.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02591 E
Datum 13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, economische kamer, van 17 mei 2019, nummer 21-003937-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Volgens de daarvan opgemaakte akten is het beroep niet gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. Namens de verdachte heeft J.L.J.M. van de Mortel, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissingen inzake feit 1, en tot terugwijzing naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Vervolgens heeft de advocaat-generaal aanvullend geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft op de conclusie en de aanvullende conclusie schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de verwerping door het hof van een beroep op vrijstelling.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 19/02592, ECLI:NL:HR:2021:1100.
3. Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en het tweede cassatiemiddel niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen zoals hiervoor onder 1 is weergegeven;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2021.
Conclusie 11‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Opzettelijk overtreden art. 13 Flora- en Faunawet (oud) door verkoop bosfazant. Klacht o.m. over verwerping van het beroep op de vrijstelling van dit verbod zoals neergelegd in art. 5.1 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud). Conclusie strekt tot gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 19/02590 en 19/02592.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer19/02591
Zitting 11 mei 2021 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 17 mei 2019 door de economische kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens ‘opzettelijk overtreden van artikel 13 van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot 120 uren taakstraf subsidiair 60 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaken 19/02590 en 19/02592. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte. Mr. J.L.J.M. van de Mortel, advocaat te 's-Gravenhage, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Het cassatieberoep is op 20 november 20201.partieel ingetrokken ‘voor zover dit is ingesteld tegen de gegeven vrijspraak onder feit 2’.
4. Het eerste middel bevat de klacht dat het gerechtshof het beroep op de vrijstelling van het verbod ex art. 13, eerste lid, Flora- en faunawet (oud) zoals deze is neergelegd in art. 5, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud) op onjuiste gronden heeft verworpen.
5. Voordat ik het middel bespreek, geef ik de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, de overwegingen van het hof naar aanleiding van een gevoerd verweer en de relevante regelgeving weer.
Bewezenverklaring, bewijsmiddelen en overwegingen
6. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 20 mei 2010 tot en met 31 augustus 2012 in Nederland, meermalen, opzettelijk, dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een bosfazant (Phasianus colchicus), heeft verkocht,
- aan [betrokkene 1] en
- aan [betrokkene 15] en
- aan [betrokkene 3] en
- aan [betrokkene 14] en
- aan [betrokkene 5] en
- aan [betrokkene 6] .’
7. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
‘1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2012 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
(…)
Op woensdag 31 oktober 2012 bevonden wij ons, [verbalisant 1] , handhaver groene Wetten in dienst van de provincie Drenthe, en [verbalisant 2] , toezichthouder flora en faunawet, werkzaam bij de provincie Drenthe, op de openbare weg Brunstingerveld te Rheeveld. Wij reden in onze dienstauto achter een VW Caddy die bij een boerderij stopte. [verbalisant 2] zag dat in de auto mensen zaten met groene kleding. Hij zei tegen mij: "Er zitten jagers in de auto”. Wij zijn doorgereden op de Brunstingerveld richting het zuiden.
Even later zag [verbalisant 2] dat de bestuurder van de VW Caddy de auto draaide en weer reed in de richting waar hij even daarvoor was weggekomen. Ik, [verbalisant 1] , draaide mijn dienstauto en wij zagen dat de VW Caddy langs een perceel bos reed. Wij vonden dat verdacht en zijn toen achter de auto aangereden tot aan het einde van het bosperceel. Ik, [verbalisant 1] , zag de VW Caddy met open achterdeur staan in het bos. Wij zijn uitgestapt en liepen toen het bos in. Ik, [verbalisant 1] , zag dat uit het bos meerdere fazanten kwamen rennen. Ik, [verbalisant 2] , zag een fazant uit een krat lopen die in het bos stond. Bij het krat zag ik, [verbalisant 1] , twee mannen staan. Ik, [verbalisant 1] , hield beide mannen als verdachte staande en legitimeerde mij als opsporingsambtenaar. De mannen gaven mij op te zijn:
- [betrokkene 7] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956
- [betrokkene 8] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987
Ik, [verbalisant 1] , heb de verdachten van hun overtreding op de hoogte gebracht en nadat ik de verdachten had medegedeeld dat zij niet tot antwoorden waren verplicht verklaarden zij mij het volgende:
(verklaring van [betrokkene 7] )
“Wij gaan vandaag op jacht met jachtcombinatie [B] . Ik heb de fazanten gisteravond gekocht van [betrokkene 5] , wonende aan de [plaats] . Ik heb 16 euro per stuk betaald. Er zaten ringen om de fazanten. Ik heb de fazanten vanmorgen ontdaan van de ringen. Ik heb tien fazanten gekocht, waarvan één fazant is ontsnapt.”
(…)
Ik, [verbalisant 1] , vroeg de beide heren waar de ringen gebleven waren die om de fazanten hadden gezeten, waarop [betrokkene 8] mij, [verbalisant 1] , mededeelde dat hij ze weggegooid had. Ik, [verbalisant 1] , vroeg [betrokkene 8] of hij nog wist waar hij ze had weggegooid. [betrokkene 8] liep vervolgens naar een plaats in het bos, ongeveer tien meter van de plek waar de VW Caddy stond en haalde een aantal stukken van ringen en een nagenoeg hele ring onder het blad vandaan. Ik, [verbalisant 1] , heb de ringen meegenomen voor nader onderzoek.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
(…)
Op woensdag 31 oktober heb ik, [verbalisant 1] , handhaver Groene Wetten in dienst van de provincie Drenthe, twee verdachten op heterdaad staande gehouden voor het uitzetten van fazanten. Ik heb beide heren gevraagd waar de ringen gebleven waren die om de fazanten hadden gezeten, waarop [betrokkene 8] mij mededeelde dat hij ze had weggegooid. Ik vroeg [betrokkene 8] of hij nog wist waar hij ze had weggegooid. [betrokkene 8] liep vervolgens naar een plaats in het bos, ongeveer 10 meter van de plek waar de VW Caddy stond, en hij haalde een aantal stukken van ringen en nagenoeg een hele ring onder het blad vandaan. Ik heb de ringen meegenomen voor nader onderzoek. Ik heb vervolgens gebeld met [verbalisant 3] , Boa van de NVWA te Utrecht, om aan de hand van de ringnummers erachter te komen of de fazanten gekweekt waren door [betrokkene 5] uit [plaats] . [betrokkene 5] had volgens de verdachte [betrokkene 7] de fazanten geleverd. [verbalisant 3] deelde mij direct mede, nadat ik hem een ringnummer had gegeven, dat de ringmaat niet de juiste was voor de fazanten. Omdat [betrokkene 5] uit [plaats] al eerder bekeurd was voor het houden van fazanten zonder vaste voetring heb ik de [verbalisant 3] verzocht onderzoek te doen naar de herkomst van de ringen en uit te zoeken of [betrokkene 5] legaal fazanten voorhanden had.
De NVWA heeft de zaak vervolgens opgepakt en zij zal de zaak verder afhandelen. De aangetroffen ringen, deels in stukken geknipt, heb ik overgedragen aan [verbalisant 3] .
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3]:
(…)
Voorbereidend onderzoek uitgevoerd door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]
Op woensdag 31 oktober 2012 werd ik, verbalisant [verbalisant 3] , telefonisch op de hoogte gesteld door [verbalisant 1] , handhaver groene Wetten in dienst van de provincie Drenthe, met betrekking tot het uitzetten van fazanten welke vlak voor het uitzetten waren ontdaan van hun naadloos gesloten pootringen. Nadat [verbalisant 1] mij het opschrift op de aangetroffen pootringen had opgegeven, constateerde ik daarbij, dat kennelijk een zogenaamde ringmaat 13 millimeter is gebruikt voor fazanten (Phasianus colchicus) terwijl de wettelijk voorgeschreven ringmaat (binnendiameter) voor fazanten 12 millimeter is. Het gebruiken van een grotere ringmaat voor beschermde vogels is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voorts deelde [verbalisant 1] mij mede dat volgens de verdachte van het uitzetten, de fazanten geleverd waren door ene [betrokkene 5] uit [plaats] . Het adres van [betrokkene 5] uit [plaats] komt voor in onze NVWA registratiesystemen, vanwege eerdere controles op het houden van zowel ongeringde en geringde fazanten.
(…)
Inspectie dinsdag 6 november 2012 door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]
Naar aanleiding van de melding van collega handhaver [verbalisant 1] , door hem later vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen, hetgeen bij dit proces-verbaal is gevoegd als Bijlage 024, bevonden wij, verbalisanten, ons op 6 november 2012 vanaf omstreeks 13.00 uur op het erf van perceel [a-straat 1] te [plaats] .
Via telefonisch contact werd met [betrokkene 5] later, diezelfde middag afgesproken en ontmoetten wij aldaar op het erf omstreeks 15.45 uur een persoon die zich aan ons bekend maakte als [betrokkene 5] . Nadat wij ons aan hem hadden gelegitimeerd als toezichthouder artikel 5:11 Awb en tevens als Buitengewoon opsporingsambtenaar, deelden wij hem het doel van onze komst mede, namelijk het controleren op aanwezigheid van fazanten en het stellen van vragen naar aanleiding van de constatering van afgeknipte pootringen van door hem geleverde fazanten met een grotere ringmaat dan wettelijk toegestaan.
Wij bevonden ons daar in het kader van toezicht Awb, omdat het gebruik van pootringen met een grotere diameter dan de vastgestelde maximale diameter, sinds 2009 is toegelaten indien de aanvrager van deze pootringen, de fokker of kweker, aannemelijk kan maken, dat een grotere diameter, in verband met de dikte van de poot, noodzakelijk is, als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens.
Hierop nodigde hij ons uit in een schuur op het erf. Wij zagen daar vanaf omstreeks 15.50 uur, dat aan weerszijden van een voergang/looppad in het midden, in verschillende afdelingen/hokken, afgezet met gaas, tientallen fazanten (Phasianus colchicus) waren gehuisvest. Wij zagen daar zowel mannelijke als vrouwelijke fazanten. Wij zagen dat in het voorste hok/afdeling deze fazanten waren voorzien van pootringen in een gele kleur, waarvan ons bekend is dat pootringen in deze kleur door één van de erkende organisaties, namelijk Kleindier Liefhebbers Nederland (KLN) zijn afgegeven in het jaar 2011. Voorts zagen wij dat de rest van de aanwezige fazanten waren voorzien van blauwe pootringen, naar ons bekend de kleur van afgifte in het jaar 2012.
(…)
Wij zagen dat in het voorste hok/afdeling, zover mogelijk geteld, circa 12 fazanten aanwezig waren met een gele pootring. Op ons verzoek ving [betrokkene 5] één van deze fazanten en lazen wij pootring [001] af.
In de overige vier hokken/afdelingen waarin fazanten aanwezig waren, zagen wij twee fazanten zonder pootring en waren, zover mogelijk geteld, in totaal circa 74 fazanten aanwezig. Op ons verzoek ving [betrokkene 5] vier van deze fazanten en lazen wij de volgende pootringen af: [002] , [003] , [004] en [005] .
(…)
Wij vroegen [betrokkene 5] in het kader van toezicht inlichtingen te verstrekken over de herkomst van de fazanten en wat hem bekend is over het gebruiken van een grotere ringmaat dan wettelijk voorgeschreven bij deze fazanten.
Hierop verklaarde hij, althans in woorden van gelijke strekking:
"Alle fazanten die hier aanwezig zijn, zijn afkomstig van [verdachte] uit [plaats] . Ik koop van hem alleen geringde fazanten, want dat is toegestaan. Ik heb deze fazanten in één keer van hem ontvangen.
Deze fazanten zitten hier een paar weken, sinds oktober. De fazanten met gele ringen van 2011, die zijn overgebleven van vorig jaar. ”
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 12 augustus 2013 (…) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
(…)
Wij, verbalisanten, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, team Natuur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, verklaren het volgende:
Op vrijdag 09 november 2012, om 10.05 uur hebben wij, verbalisanten, alle fazanten bij verdachte [betrokkene 5] geïnventariseerd. Verdachte [betrokkene 5] heeft op ons, verbalisanten, verzoek alle fazanten gevangen. Door mij, verbalisant [verbalisant 3] , zijn de gegevens van de pootring opgelezen. Door mij, verbalisant [verbalisant 4] , zijn de gegevens genoteerd op geslacht, ringmaat, bond, jaar, volgnummer, kleur en bijzonderheden, bij dit proces verbaal gevoegd als bijlage 004.
Deze gegevens heb ik, verbalisant [verbalisant 3] , overgezet in onderstaande tabel.
(BFK: volgt tabel met 88 fazanten)
De opmerkingen bij bijzonderheden met betrekking tot een foto plus nummer, verwijst naar de fotobijlage, die door ons, verbalisanten, is opgemaakt als bijlage 006. Informatie met betrekking tot het ringen van de aanwezige fazanten in relatie tot het geslacht en de ringmaat hebben wij, verbalisanten, verwerkt in onderstaande tabel. De voorgeschreven maximale binnendiameter ringmaat voor de fazant is 12 millimeter.
(…)
ringmaat mannelijk vrouwelijk totaal
12 9 42 51
13 16 9 25
14 8 1 9
Zonder ring 1 2 3
Totaal 88
Uit bovenstaande tabel blijkt, dat er voor zowel mannelijke als vrouwelijke fazanten pootringen met een te grote binnendiameter, respectievelijk 13 en 14 millimeter zijn gebruikt.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende VOF [A] d.d. 11 mei 2017, voor zover inhoudende:
KvK-nummer [006]
Onderneming
Handelsnaam: VOF [A]
Startdatum onderneming: 01-01-2005
Vestiging
Handelsnaam: VOF [A]
Bezoekadres: [b-straat 1] , [plaats]
Datum vestiging: 01-01-2005
Activiteiten: SBI-code: […] - Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het
fokken en houden van dieren. SBI-code: […] - Loodgieters-
en fitterswerk; installatie van sanitair. Landbouwbedrijf,
rundveehouderij, roodvleesproductie en fazantenhouderij. Het verrichten van werkzaamheden binnen de agrarische sector.
Tevens werkzaamheden in de installatietechniek.
Vennoten
Naam: [verdachte]
Geboortedatum- en plaats: [geboortedatum] 1952, [geboorteplaats]
Adres: [c-straat 1] , [plaats]
Datum in functie: 01-01-2005
Naam: [betrokkene 9]
Geboortedatum- en plaats: [geboortedatum] 1954, [geboorteplaats]
Adres: [c-straat 1] , [plaats]
Datum in functie: 01-01-2005
Naam: [betrokkene 10]
Geboortedatum- en plaats: [geboortedatum] 1985, [geboorteplaats]
Adres: [b-straat 1] , [plaats]
Datum in functie: 01-01-2005
6. Een schriftelijk bescheid (…), te weten een ontheffing van de Minister van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit ter attentie van VOF [A] d.d. 5 november 2008, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
(…)
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Naar aanleiding van het verzoek van [verdachte] op 25 januari 2008, namens VOF [A] .
gelet op artikel 5, lid 2, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
Verleent hierbij aan: VOF [A]
Adres: [b-straat 1]
Postcode en woonplaats: [plaats]
Voor het tijdvak van: 5 november 2008 tot en met 4 november 2013
ONTHEFFING
Van de verplichting dat gefokte vogels voorzien dienen te zijn van een pootring voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte fazanten (Phasianus colchicus).
Het gebied waarvoor de ontheffing geldt is het terrein van VOF [A] , [b-straat 1] te [plaats] .
Aan deze ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden:
Algemene voorwaarden
(…)
5. De ontheffinghouder is slechts toegestaan de in deze ontheffing bedoelde fazanten te verkopen of af te leveren aan andere houders van bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte fazanten of aan poeliers en slachterijen met als eindbestemming de slacht van consumptie. Fazantenhouders waaraan ongeringde fazanten worden verkocht of afgeleverd, dienen in bezit te zijn van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet.
(…)
8. Van de in deze ontheffing bedoelde dieren dient een administratie te worden bijgehouden. Deze administratie dient op eerste vordering getoond te worden aan een bevoegd controleur of opsporingsambtenaar.
(…)
Den Haag, November 2008
7. Een schriftelijk bescheid (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - te weten een bewijs van ontvangst van de administratie van VOF [A] d.d. 25 februari 2013, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
(…)
Ondergetekenden, [betrokkene 11] , financieel rechercheur bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA en [verbalisant 6] , inspecteur van team Natuur van de NVWA, verklaren op maandag 25 februari 2013, uit handen van:
Voornamen: [betrokkene 12]
Achternaam: [betrokkene 12]
Adres: [d-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: [plaats]
werkzaam bij [C] , [d-straat 1] , [plaats] , (Het hof begrijpt: boekhouder van verdachte VOF [verdachte] )
de volgende goederen in beslag te hebben genomen.
(BFK: volgt overzicht van grootboekkaarten, jaarrekeningen, een inventarisatieformulier en ordners)
Ten bewijze hiervan is dit bewijs afgegeven aan [betrokkene 12] voornoemd.
8. Een schriftelijk bescheid (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - te weten een bewijs van ontvangst van de administratie van VOF [A] d.d. 26 februari 2013, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
(…)
Ondergetekenden, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , inspecteurs van team Natuur van de NVWA, verklaren op dinsdag 26 februari 2013, uit handen van:
Voorletters: [verdachte] en/of [betrokkene 10]
Voorvoegsel: [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Adres: [b-straat 1]
Postcode: [postcode]
Plaats: [plaats]
bevoegd binnen de VOF [A] , gevestigd [b-straat 1] , [plaats] ,
de volgende goederen in beslag te hebben genomen:
(BFK: volgt omschrijving van drie ordners)
Ten bewijze hiervan is dit bewijs afgegeven aan voornoemde(n).
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 21 augustus 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 6]:
(…)
Wij, verbalisanten, [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, team Natuur, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, verklaren het volgende:
In de in beslag genomen administratie van de VOF [A] , zagen wij een bankafschrift, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-00045. Hierop zagen wij een betaling van € 1.500,00 op 18 april 2011 door [D] onder vermelding van “ [betrokkene 1] ”. Wij zagen, dat hier met pen was bijgeschreven “Faz.geld 2010!”. Hieronder is een scan daarvan door ons ingevoegd:
(BFK: volgt scan van afschrift bankrekening)
In de in beslag genomen administratie van de VOF [A] , zagen wij een overzicht Grootboekkaarten, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-0204 jaar 2010 en DOC-0239 jaar 2011. In dit Grootboek zijn kasboekingen met het cijfer 10 en bankboekingen met het cijfer 21 gecodeerd. Deze boekingen zijn opgenomen in de staat “Verkoop overig pluimvee” waaronder de boekingen voor verkopen fazanten zijn opgenomen. Hierop zagen wij een boeking code 940 in DOC-0204 per maand 12 (december), datum 18-04-2011, omschrijving “ […] FAZANTEN 2010” ten bedrage van € 1.415,09 exclusief BTW. Deze post betreft een betaling in 2011 welke bij de opbrengsten hoort van 2010.
(…)
In Grootboekoverzicht DOC-0239 komt deze post twee maal terug met code 21 als verrekening, éénmaal met vermelding van het BTW bedrag; € 1.415,09 en BTW € 84,91. Deze twee bedragen vormen opgeteld het bedrag van € 1.500,00 vermeld op het hiervoor vermelde bankafschrift. Vermoedelijk betreft dit een betaling met betrekking tot levering van fazanten.
Bewijsoverweging: op grond van de overige bewijsmiddelen deelt het hof de conclusie in zoverre dat er sprake is van een betaling met betrekking tot levering van fazanten.
Hieronder zijn de scans van deze Grootboekkaarten door ons ingevoegd:
(BFK: volgen scans van twee grootboekkaarten)
(…)
Uit on-line gegevens van de Kamer van Koophandel (KvK) bleek ons, dat onder KvK-nummer [007] is ingeschreven:
Maatschap [D] ,
[e-straat 1] , [plaats]
Activiteiten: Advocatenkantoren
Startdatum onderneming: 01-01-2007 (datum registratie 17-02-2012)
Als maat is vermeld:
[betrokkene 1]
Geboren [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats]
Adres: [f-straat 1] , [plaats]
Datum in functie 01-01-2007 (datum registratie 17-02-2012)
Onbeperkt bevoegd
Naar aanleiding van de later door [betrokkene 1] afgelegde verklaring, hebben wij, verbalisanten, aanvullende historische gegevens bij de Kamer van Koophandel (KvK) opgevraagd:
Onder KvK-nummer [008] :
Uitgeschreven uit het handelsregister per 15-08-2011 (datum registratie 25-10-2012) en overgedragen aan [E] , ingeschreven onder KvK-nummer [009] .
Laatstelijk stond ingeschreven:
Maatschap
[F]
Handelsnaam [G]
Activiteiten Advocatenkantoren
[e-straat 1] , [plaats] .
Vanuit het onderzoek registratie jachtaktehouders, bleek ons dat:
[betrokkene 1]
Geboren [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] en wonende [f-straat 1] , [plaats] ;
- In het bezit is van een jachtakte.
Op de website […] zagen wij bij contactgegevens:
[D]
Advocaten en Notarissen
Gebouw “ […] ”
[e-straat 1]
[plaats]
Op woensdag 3 april 2013, vanaf omstreeks 14.10 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , ons op het adres [e-straat 1] , [plaats] . Wij betraden dit kantoorpand en meldden ons bij de receptie in onze functie van inspecteur van de NVWA. Wij vroegen naar [betrokkene 1] . Hierop kwam een man naar ons toe die zich aan ons bekend maakte als [betrokkene 1] .
(…)
Nadat wij in onze functie aan hem bekend hadden gemaakt, nodigde hij ons uit in een kantoor van het pand. Nadat wij ons in dit kantoor aan hem hadden gelegitimeerd hebben wij hem het doel van onze komst medegedeeld, namelijk het betalen van € 1.500,- aan VOF [A] , waartegen een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld en dat deze betaling is gedaan door [D] , onder vermelding van [betrokkene 1] . Wij hebben [betrokkene 1] medegedeeld dat wij hem als verdachte wilden horen. [betrokkene 1] gaf ons op te zijn:
Achternaam: [betrokkene 1]
Voornamen: [betrokkene 1]
Geboren: [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats]
Hierop toonden wij verdachte [betrokkene 1] een kopie van het bankafschrift, DOC-045, en een kopie van het document Grootboekkaart met nummer DOC-0239 en vroegen hem of hij van deze transactie een factuur of nota kon tonen.
Hierop verklaarde verdachte [betrokkene 1] als volgt op onze vragen:
“Ik zag dit afschrift met afboeking € 1500,- op 18 april 2011 aan [verdachte] . De rekening betreft een bedrijfsrekening. Destijds was de kantoornaam [G] en dit is gewijzigd in de huidige naam per 1 oktober 2012. Ik ben gerechtigd deze maatschap in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Ik kan mij niet herinneren hoeveel fazanten ik heb gehad. Ik ken [verdachte] wel, een man van middelbare leeftijd. Ik denk dat ik de fazanten bij hem heb opgehaald. Het was op verschillende momenten, het is een verzamelbedrag voor meerdere leveringen. Ik heb een oude Range Rover en vervoer ze dan in kratjes, die ik later terugbracht. Ik heb er niet op gelet of er pootringen om zaten want ik ken die hele regeling niet. Ik bracht ze naar Landgoed […] in [plaats] . Daar liet ik ze los. Daar zitten ook wilde fazanten. Het waren jonge fazanten. Ik weet dat je ze niet mag uitzetten voor de jacht, maar dat het hele uitzetten verboden is, wist ik niet. De fazanten die ik bij [verdachte] op heb gehaald heb ik allemaal uitgezet, niet doorverkocht. Ik weet zeker dat ik geen ringen heb afgeknipt, daarom denk ik dat ze ongeringd waren. Verder heb ik geen contante betalingen gedaan. Ik heb ze zelf uitgezet. Ik denk, dat de betaling 2010 en 2011 betreft en daarna heb ik geen fazanten meer afgenomen.”
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 3 april 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4]:
(…)
Wij verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken verklaren het volgende:
In de in beslag genomen administratie van de VOF [A] zagen wij een bankafschrift, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-00086. Hierop zagen wij een betaling van €850,00 op 21 augustus 2012 door [betrokkene 3] eo, zonder vermelding van inhoud. Hieronder is een scan daarvan door ons ingevoegd:
(BFK: volgt scan bankafschrift)
In de in beslag genomen administratie van de VOF [A] zagen wij een overzicht Grootboekkaarten, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-0276.
In dit Grootboek zijn kasboekingen met het cijfer 10 en bankboekingen met het cijfer 21 gecodeerd. Deze boekingen zijn opgenomen in de staat “Verkoop overig pluimvee” waaronder de boekingen voor verkopen fazanten zijn opgenomen. Hierop zagen wij een boeking code 21 op 21 augustus 2012, omschrijving “ [betrokkene 3]” van € 801,89 excl. BTW en een BTW bedrag van € 48,11. Deze twee bedragen vormen opgeteld het bedrag van € 850,00 vermeld op het hiervoor vermelde bankafschrift.
(…)
Hieronder is een scan van deze Grootboekkaart door ons ingevoegd:
(BFK: volgt scan grootboekkaart)
Uit online gegevens van de Kamer van Koophandel (KvK) bleek ons, dat op het adres [g-straat 1] , [plaats] diverse bedrijven zijn ingeschreven.
In gegevens van de Gemeentelijke basisadministratie zagen wij de volgende registratie:
Voornaam: [betrokkene 3]
Tussenvoegsel: [betrokkene 3]
Achternaam: [betrokkene 3]
Geboren [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats]
Woonadres [g-straat 1]
[plaats] gemeente [plaats]
Vanuit het onderzoek registratie jachtaktehouders bleek ons dat:
[betrokkene 3]
Geboren [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats] en wonende [g-straat 1] , [plaats] ;
- In het bezit is van een jachtakte.
(…)
Op woensdag 3 april 2013, vanaf omstreeks 10.50 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , ons op het adres [g-straat 1] , [plaats] , binnen de gemeente [plaats] . Bij de poort die toegang geeft tot het erf van de bebouwing, meldden wij ons via een intercom aan, en maakten ons bekend in onze functie van Inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Tot ons sprak een man via deze intercom, die ons vroeg wie wij waren en eerst wilde weten waarom het ging en wat we kwamen doen. Nadat wij hem via deze intercom hadden uitgelegd, dat wij hem als buitengewoon opsporingsambtenaar in het kader van een strafrechtelijk onderzoek wilden horen, nodigde hij ons om op het erf te komen.
Op het erf ontmoetten wij een man, die zich aan ons bekend maakte als [betrokkene 3] en ons uitnodigde mee te komen naar zijn kantoor. In het kantoor aangekomen, maakten wij ons aan hem bekend in onze functie van Inspecteur NVWA en tevens Buitengewoon Opsporingsambtenaar, door middel van het aan hem tonen van onze door de dienst verstrekte legitimatiebewijzen. Wij verbalisanten, deelden hem het doel van onze komst mede, namelijk het betalen van € 850,- aan V.O.F. [A] , waartegen een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld, dat deze betaling is gedaan door [betrokkene 3] eo en dat wij vermoedden dat deze betaling betrekking heeft op fazanten. Desgevraagd verklaarde hij ons, dat “ [betrokkene 3] ” zijn privé bankrekening betreft. Wij, verbalisanten, hebben [betrokkene 3] medegedeeld dat wij hem als verdachte wilden horen en hebben hem tevens medegedeeld dat hij gebruik mag maken van bijstand door een advocaat.
De [betrokkene 3] gaf ons op te zijn:
Achternaam: [betrokkene 3]
Voornamen: [betrokkene 3]
Geboren: [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats]
woonadres: [g-straat 1] , [plaats]
Beroep: Ondernemer
Hierop toonden wij verdachte [betrokkene 3] een kopie van het bankafschrift, DOC-00086, en een kopie van het document Grootboekkaart met nummer DOC-0276 en vroegen hem of hij van deze transactie een factuur of nota kon tonen. Verdachte [betrokkene 3] , verklaarde ons op onze vragen, als volgt:
“De levering van fazanten van [verdachte] betreft voor mij privé-zaken, want het is mijn hobby. Het bedrag van 850 Euro komt van mijn privé-rekening, in 2012. Ik weet niet meer hoeveel fazanten ik heb gehad. Hij levert ze bij mij thuis. Ik weet niet meer wanneer de levering was. Hij moet het doen zoals het mag, ik wil er geen problemen mee hebben, daarom levert hij ze geringd. Ik heb ze zelf besteld. De fazanten zijn in het hok gekomen, en ik heb er nog wat van. Ik heb ze niet thuis en wil ze niet laten zien. Ik heb een jachtveld.”
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 12 april 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
(…)
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische zaken, verklaar het volgende:
In verband met het strafrechtelijk onderzoek naar de VOF [A] hebben wij, met toestemming van de Officier van Justitie, bijlage 026 en 027 bij dit proces-verbaal, inzage gekregen in onder andere het onderzoek 03DRM11008-Oelder, uitgevoerd door het Regionale Milieu Team (RMT) van de politie Drenthe. Daar staat onder andere in een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 056-AH-026 dat een bestelauto, kleur rood, merk Mitsubishi met kenteken [kenteken] , op naam van [verdachte] uit [plaats] het erf op reed van een woning, verbalisanten bekend als de woning van [betrokkene 6] , jachtaktehouder te [plaats] , nabij een grote schuur achter op het erf.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door RMT Drenthe, in verband met het onderzoek […] , is als bijlage 093 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Door mij is het volledige adres van [betrokkene 6] opgevraagd bij de politie en dit blijkt de [h-straat 1] , [plaats] te zijn.
Op vrijdag 12 april 2013, omstreeks 12.15 uur, bevond ik mij, vergezeld door [verbalisant 2] , toezichthouder flora- en faunawet, op het adres [h-straat 2] te [plaats] . Daar sprak ik een persoon die mij mededeelde [betrokkene 6] te heten. Omdat de naam [betrokkene 6] ook genoemd werd in onderzoek […] van de politie, heb ik mij gelegitimeerd met mijn door de dienst verstrekte legitimatiebewijs Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Daarna heb ik [betrokkene 6] het doel van mijn komst medegedeeld, namelijk dat er een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld naar de handel in fazanten. [betrokkene 6] nodigde mij uit in de woning. Ik heb [betrokkene 6] medegedeeld dat ik hem als verdachte wilde horen en heb hem tevens medegedeeld dat hij gebruik mag maken van bijstand door een advocaat.
[betrokkene 6] bevestigde mij te zijn:
Achternaam: [betrokkene 6]
Voornamen: [betrokkene 6]
Geboren: [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats]
Woonadres: [h-straat 2] te [plaats]
Ik heb de [betrokkene 6] , hierna te noemen verdachte [betrokkene 6] , medegedeeld niet tot antwoorden verplicht te zijn. Daarna verklaarde hij mij op 12 april 2013 omstreeks 12.25 uur, zakelijk weergegeven het volgende:
"Ik ben jachtaktehouder. Ik heb ook een camping, daar komt [verdachte] ook weleens. Ik heb in het najaar van 2011 inderdaad fazanten van [verdachte] gekocht. Het zijn er ongeveer 30 geweest. De fazanten waren allemaal geringd. Of ze de juiste ringmaat om hadden, daar heb ik niet naar gekeken. De ringen heb ik weggegooid. De fazanten waren voor eigen gebruik. Ik slacht ze en doe ze in de diepvries. Ik heb de fazanten niet uitgezet. ”
Ik heb verdachte [betrokkene 6] medegedeeld dat hij als verdachte is aangemerkt in het onderzoek naar de overtredingen bij de handel in fazanten, afkomstig van het bedrijf van de V.O.F. [A] .
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 11 november 2012 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3]:
(…)
Wij, verbalisanten, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken verklaren het volgende:
Op 8 januari 2013, opende ik, verbalisant [verbalisant 3] , mijn mailbox en trof daarin een antwoordbericht van het Ringenbureau KLN aan. Als bijlage was hier bijgevoegd een scan van het aanvraagformulier voor pootringen 2012 van [verdachte] , welke door ons verbalisanten, hieronder is weergegeven:
(BFK: volgt scan aanvraagformulier)
Hierin zagen wij, verbalisanten, dat als kweekadres het bedrijfsadres van de VOF [A] is opgegeven en dat verklaard wordt, dat de in gevangenschap geboren en gefokte vogels worden gehouden en deze van bestelde pootringen worden voorzien op het kweekadres.
Bij de controle en eerste verklaring van VOF [A] op 11 december 2012, verklaarden zij echter, opgenomen in bijlage 007 bij dit proces-verbaal:
“Wij maken nog gebruik van de ontheffing. Dit jaar, in de maanden mei en juni, hadden wij nog een aanvoer van circa 8000 fazanten van kweker [H] . Dit gebeurt in drie leveringen van in totaal 8000 stuks, op een leeftijd van ééndagskuikens. Dit jaar hebben we geen eigen kweek meer gehad. Het gas, voer en broedmachines zijn te duur. Wij hadden verouderde broedmachines, die hebben we allemaal weggedaan. Wij broeden niet meer voor productie, slechts nog een beetje voor hobby. Wij hebben dan ook geen gegevens meer over uitbroeden van eieren. Wij hebben geen broederij meer, het betreft alleen nog handel. ”
En:
“Alles wat hier is aangevoerd is door ons geringd.”
En eveneens uit bijlage 007 bij dit proces-verbaal:
Desgevraagd werden ons drie bladzijden administratie van week 21, 22 en 23 van het jaar 2012 getoond, waarin is opgenomen de aantallen aankoop (kuikens) van [H] , het sterftepercentage en de weeknummers waarin is geringd. Van deze bladzijden zijn foto’s gemaakt, welke als bijlage 009 bij dit proces-verbaal worden gevoegd. En verklaarden zij verder als volgt: "Wij houden de voor de ontheffing verplichte administratie bij vanaf het moment van aanvoer van [H] tot het moment van ringen.”
(…)
Uit de foto’s van de getoonde administratie blijkt dat er, zo is dat tenminste genoteerd binnen de VOF [A] en aan ons ter controle getoond, een partij van circa 3.000 stuks, een partij van circa 3.100 stuks en een partij van nog eens 3.000 stuks fazantenkuikens zijn aangevoerd op het bedrijf, volgens verklaring afkomstig van een andere ontheffinghouder en kweker / fokker, het bedrijf [H] uit [plaats] .
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 21 augustus 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 6]:
(…)
Wij, verbalisanten, [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, verklaren het volgende:
In de in beslag genomen administratie van de VOF [A] , zagen wij een bankafschrift, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-00087. Hierop zagen wij een betaling van € 2.700,00 op 14 september 2012 door [I] onder vermelding van “Geleverde goederen”. Hieronder is een scan daarvan door ons ingevoegd:
(BFK: volgt scan bankafschrift)
In de in beslag genomen administratie van de VOF [A] , zagen wij een overzicht Grootboekkaarten, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-0276.
In dit Grootboek zijn kasboekingen met het cijfer 10 en bankboekingen met het cijfer 21 gecodeerd. Deze boekingen zijn opgenomen in de staat “Verkoop overig pluimvee” waaronder de boekingen voor verkopen fazanten zijn opgenomen. Hierop zagen wij een boeking code 21 op 14 september 2012, omschrijving “ [I] gelev. goederen’’ van € 2.547,17 excl. BTW en een BTW bedrag van € 152,83. Deze twee bedragen vormen opgeteld het bedrag van € 2.700,00, vermeld op het hiervoor vermelde bankafschrift. Vermoedelijk betreft dit een betaling met betrekking tot levering van fazanten.
(…)
Hieronder is een scan van deze Grootboekkaart door ons ingevoegd:
(BFK: volgt scan grootboekkaart)
Uit online gegevens van de Kamer van Koophandel (KvK) bleek ons, dat onder KvK nummer [010] is ingeschreven:
Besloten Vennootschap
[I] , [j-straat 1] , [plaats]
Activiteiten: Financiële Holdings, Beheersdoel
Als enig aandeelhouder en bestuurder is vermeld:
KvK nummer: [011] ; [J] , [j-straat 2] , [plaats]
Titel: Bestuurder en alleen / zelfstandig bevoegd
Gevolmachtigde: [betrokkene 13] , geboren [geboortedatum] 1970, [geboorteplaats]
Titel: Financieel Manager
Onder KvK nummer [012] is ingeschreven:
Besloten Vennootschap
[J] , [j-straat 2] , [plaats]
Activiteiten: Financiële Holdings, Beheersdoel
Als bestuurder is vermeld:
[betrokkene 14]
Geboren [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
Alleen / zelfstandig bevoegd.
(…)
De gegevens van de KvK zijn als bijlage 091 bij dit proces-verbaal gevoegd. Vanuit het onderzoek registratie jachtaktehouders bleek ons dat:
[betrokkene 14]
Geboren [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] en wonende [j-straat 1] , [plaats] ;
- In het bezit is van een jachtakte.
Op donderdag 28 maart 2013, vanaf omstreeks 13.20 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] ons op het adres [j-straat 1] , [plaats] . Dit betreft een woning en wij troffen daar niemand. In het aangrenzend pand van ” […] ”, gevestigd [j-straat 2] , [plaats] betraden wij het kantoor en wilden ons aanmelden bij de receptie. Vanuit het naastgelegen kantoor, kwam een man naar ons toe, aan wie wij ons in onze functie bekend maakten en informeerden naar [betrokkene 14] . Deze man stelde zich aan ons voor als [betrokkene 4] en nodigde ons uit in zijn kantoor. Nadat wij ons in onze functie aan hem bekend hadden gemaakt en ons aan hem hadden gelegitimeerd met onze legitimatiebewijzen Buitengewoon Opsporingsambtenaar en ambtenaar NVWA, hebben wij verbalisanten, hem het doel van onze komst mede gedeeld, namelijk het betalen van € 2.700,- voor geleverde goederen aan V.O.F. [A] , waartegen een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld en dat deze betaling is gedaan door [I]
Wij, verbalisanten, hebben [betrokkene 14] medegedeeld dat wij hem als verdachte wilden horen en hebben hem tevens medegedeeld, dat hij gebruik mag maken van bijstand door een advocaat.
De [betrokkene 14] gaf ons op te zijn:
Achternaam: [betrokkene 14]
Voornamen: [betrokkene 14]
Geboren: [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
woonadres: [j-straat 1] , [plaats]
BSN: […]
Beroep: directeur
[betrokkene 14] , is directeur van [J] bezoekadres [j-straat 2] te [plaats] . KvK-nummer: [011] . [betrokkene 14] kan de [J] in- en buiten rechte vertegenwoordigen. [J] is enig aandeelhouder en bestuurder van [I] , bezoekadres [j-straat 1] te [plaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , heb [betrokkene 14] , hierna te noemen verdachte [betrokkene 4] , mede namens zijn vertegenwoordiging van [J] en [betrokkene 14] , medegedeeld niet tot antwoorden verplicht te zijn. Hierop toonden wij verdachte [betrokkene 4] een kopie van het bankafschrift, DOC-00087 en een kopie van het document Grootboekkaart met nummer DOC-0276 en vroegen hem of hij van deze transactie een factuur of nota kon tonen.
(…)
Hierop deelden wij hem mede, dat het strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot VOF [A] gaat over alles wat met illegale handel, vervoer en bestemming van geringde en ongeringde fazanten te maken heeft en dat hij, [betrokkene 4] en zijn bedrijf [I] , wat betreft deze transactie verdachte is van in elk geval artikel 13 en 14 van de Flora- en faunawet en alle te onderzoeken feiten inzake illegale handelingen en bestemming met betrekking tot de met deze transactie afgeleverde fazanten door VOF [A] aan [I] .
Voorts deelden wij hem mede, dat wij hiervan proces-verbaal opmaken en dat hij en zijn bedrijven, daarin als verdachte zijn aangemerkt.
Wij, verbalisanten, maakten aan verdachte [betrokkene 4] duidelijk, dat het ons te doen is om de originele nota en betaalopdracht. Hierop haalde hij deze op en overhandigde deze aan ons. Deze originele nota met betaalopdracht is door ons in beslag genomen en als bijlage 066 bij dit proces-verbaal gevoegd.
(…)
Van de in beslag genomen nota en betaalopdracht is hieronder een scan in dit proces-verbaal gevoegd:
(BFK: volgt scan)
Hierop verklaarde verdachte [betrokkene 4] , op de door ons gestelde vragen, op 28 maart 2013, het volgende:
“Ik ben [betrokkene 4] en ik ben bevoegd om [I] binnen en buiten rechte te vertegenwoordigen. Ik ken [verdachte] niet en hij kent mij ook niet. Ik heb geen fazanten ontvangen, als de term ‘geleverde goederen’ op de nota fazanten betreffen. Ik regel slechts de betaling, op de kopie staat mijn handtekening. Mijn jacht valt zakelijk onder [I] . Ik heb u een lijst laten zien met alle kosten â circa 85.000 Euro. Deze nota is dus een kleine post. De jacht geldt voor mijn bedrijf als relatiebeheer. Het is zeer aannemelijk dat de levering fazanten zijn, maar ik heb dit niet gezien. Ik heb meerdere jachtvelden in Duitsland. Over de levering weet ik verder niets. Meerdere mensen regelen de complete jacht. Omdat de jacht zakelijk is besteed ik het werk ermee uit en dat wordt door anderen verzorgd. Onder andere meerdere jachtveldbeheerders. Negentig procent van mijn jacht zit in Duitsland en Schotland. De rest in Nederland. De ontvangen fazanten zijn uitsluitend voor de Duitse jachtvelden bestemd. Ik heb geen ontheffing voor het houden van ongeringde fazanten. ”
(…)
Op onze vraag aan verdachte [betrokkene 4] , of de ontvangen fazanten geringd of ongeringd waren, wilde hij niet antwoorden.
Wij hebben diezelfde dag, omstreeks 14.30 uur, het perceel […] verlaten.
14. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 21 augustus 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 6]:
(…)
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, verklaren het volgende:
In de in beslag genomen administratie van VOF [A] zagen wij een bankafschrift, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-00083. Hierop zagen wij een betaling van € 2.760,00 op 25 januari 2012 door Holding [K] onder vermelding van “Nota [betrokkene 14] .” Wij zagen dat hier met pen “Fazanten” was bijgeschreven.
Hieronder is een scan daarvan door ons ingevoegd:
(BFK: volgt scan)
Verder zagen wij een overzicht Grootboekkaarten, opgenomen in het bij dit proces-verbaal gevoegde financieel rapport onder nummer DOC-0276. In dit Grootboek zijn kasboekingen met het cijfer 10 en bankboekingen met het cijfer 21 gecodeerd. Hierop zagen wij een boeking code 21 op 25 januari 2012, omschrijving “’[K] FAZANTEN” van € 2.603,77 excl. BTW bedrag van € 156,23. Deze twee bedragen vormen opgeteld het bedrag van € 2.760,00 vermeld op het hiervoor vermelde bankafschrift.
Vermoedelijk betreft dit een betaling met betrekking tot levering van fazanten.
Bewijsoverweging: op grond van de overige bewijsmiddelen deelt het hof de conclusie in zoverre dat er sprake is van een betaling met betrekking tot levering van fazanten.
(…)
Hieronder is een scan van deze Grootboekkaarten door ons ingevoegd:
(BFK: volgt scan)
Uit online gegevens van de Kamer van Koophandel bleek ons dat onder KvK-nummer [013] is ingeschreven:
Besloten Vennootschap
Holding [K]
[k-straat 1]
[plaats]
Als bestuurder is vermeld:
[betrokkene 15]
Geboren [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats]
Titel directeur en alleen/zelfstandig bevoegd.
De gegevens van de KvK zijn als bijlage 088 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Uit het NVWA informatiesysteem bleek ons verder, dat het hier gaat om een INTRATUIN vestiging. Daarvan zagen wij in de KvK gegevens:
- Van de onderneming met handelsnaam [M] , gevestigd te [k-straat 1] , [plaats] , gemeente [plaats] is [N] de rechtspersoon.
- Van de onderneming [M] is enig aandeelhouder [K] , gevestigd te [k-straat 1] , [plaats] , gemeente [plaats] .
- Van [K] is bestuurder en alleen/zelfstandig bevoegd [betrokkene 15] , woonachtig te [k-straat 2] , [plaats] , gemeente [plaats] .
(…)
Vanuit het onderzoek registratie jachtaktehouders bleek ons dat:
[betrokkene 15] , geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] en wonende [k-straat 2] , [plaats] ;
- In het bezit is van een jachtakte.
Op dinsdag 26-03-2013, omstreeks 13.40 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 3] , ons op de locatie [k-straat 1] , [plaats] , alwaar is gevestigd een vestiging van Intratuin.
(…)
Hierop begonnen wij met het horen en opnemen van een verklaring van verdachte [betrokkene 2] en toonden wij hem het bankafschrift, document DOC-000083 en het document Grootboekkaart met nummer DOC-0276 en vroegen hem of hij van deze transactie een factuur of nota kon tonen. Tijdens het horen, overhandigde hij ons een nota. Deze door ons in beslag genomen nota is als bijlage 056 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Van de in beslag genomen nota is hieronder een scan in dit proces-verbaal gevoegd:
(BFK: volgt scan)
De door ons opgenomen verklaring van verdachte [betrokkene 2] , is de volgende dag, 27 maart 2013, door verdachte [betrokkene 15] , in bijzijn van ons, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] , doorgelezen en door hem ondertekend. Deze verklaring is als bijlage 055 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Opm. In de door [betrokkene 2] ondertekende verklaring, welke als bijlage 055 bij dit proces-verbaal is gevoegd, staat dat wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6] , op dinsdag 26 maart 2012 aanwezig zijn op de locatie [k-straat 1] te [plaats] . Dit betreft een verschrijving en moet uiteraard zijn: 26 maart 2013.
15. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 26 maart 2012 (als bijlage 055 van het proces-verbaal, dossiernummer 71759), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 3]:
(…)
Wij, verbalisanten, [verbalisant 6] en [verbalisant 3] , ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, verklaren het volgende:
Op dinsdag 26 maart 2012, omstreeks 13.40 uur bevonden wij, verbalisanten, ons op de locatie [k-straat 1] , [plaats] , alwaar is gevestigd een vestiging van Intratuin. Op plaats, datum en tijdstip voornoemd, spraken we met een persoon die zich voorstelde als [betrokkene 15] . Nadat wij, verbalisanten, het doel van onze komst hadden medegedeeld en nadat wij ons hadden gelegitimeerd als buitengewoon opsporingsambtenaar, nodigde [betrokkene 15] ons om 13.50 uur uit op het kantoor op vermelde locatie, waarna wij, verbalisanten, [betrokkene 15] nader hebben uitgelegd dat hij als verdachte zou worden gehoord en dat hij zich mocht laten bijstaan door een advocaat.
[betrokkene 15] gaf ons, verbalisanten, later nader op te zijn:
Naam: [betrokkene 15]
Voornamen: [betrokkene 15]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1963
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: [geboorteplaats]
Nationaliteit: [geboorteplaats]
Woonadres: [k-straat 2]
Postcode en Woonplaats: [plaats]
Woongemeente: [plaats]
[betrokkene 15] , hierna te noemen verdachte [betrokkene 15] , verklaarde op onze vragen, het volgende:
"Mijn naam is [betrokkene 2] . Ik ben directeur van Holding ‘ [K] en ben bevoegd om Holding ‘ [K] , gevestigd aan de [k-straat 1] , [plaats] , in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Het klopt dat ik tezamen met [betrokkene 16] en twee andere personen een jachtcombinatie vorm en dat betreffende jachtveld is gelegen in Duitsland bij het plaatsje [plaats] . Ik heb zelf twee jachtvelden in Duitsland, dit betreffen de jachtvelden in [plaats] en [plaats] . Voor wat betreft het jachtveld in [plaats] , verklaar ik dat het hier om een privé jachtveld gaat dat niet onder Holding [K] valt en voor wat betreft het jachtveld in [plaats] verklaar ik dat het hier om een zakelijk jachtveld gaat, dat wil zeggen dat dit jachtveld onder het bedrijf Holding [K] valt.
Voor wat betreft de betaling van het bedrag € 2760,- op 25 januari 2012 aan [verdachte] kan ik het volgende verklaren: Ik heb van deze betaling een nota ontvangen van [verdachte] , die ik u bij deze overhandig. Ik heb zelf gevraagd om deze nota, daar dit vereist wordt voor de boekhouding. Alle kosten voor wat betreft de jacht zijn ondergebracht bij de Holding ‘ [K] Zoals te zien, staat op de nota vermeld ‘Biotoopverbetering ( [plaats] )’ met vermelding van de volgende bedragen: Voorjaar 2011 € 1320,- en najaar 2011 € 1440,- met het totaal bedrag van € 2760,-.
Beide vermelde bedragen op de nota betreffen een betaling aan [verdachte] betreffende ontvangen fazanten. De fazanten zijn op het jachtveld te [plaats] , met een vervoermiddel, ik dacht een busje, afgeleverd door [verdachte] of door de zoon van [verdachte] . Het gaat hier om meerdere leveringen van fazanten: van kuikens in het voorjaar 2011 tot en met de laatste levering van oudere fazanten eind zomer 2011. Op de nota staat vermeld ‘voorjaar ’ 2011: het gaat hier om een levering van kuikens in mei 2011. Op de nota staat vermeld ‘najaar’ 2011, echter het gaat hier om een levering van fazanten eind augustus 2011. Alle door [verdachte] geleverde fazanten waren niet voorzien van een pootring, althans ik heb nooit gezien dat er een pootring om de poten van de fazanten zat. Ik heb nooit contante betalingen aan [verdachte] gedaan. Dat ik de fazanten krijg aangeleverd van een leverancier uit Nederland, in dit geval van [verdachte] te [plaats] , komt voort uit het feit dat de fazanten in Nederland goedkoper zijn dan in Duitsland. Ik heb deze fazanten zelf besteld bij [verdachte] te [plaats] . Ik weet dat [verdachte] een fazanterie heeft, waar hij bedrijfsmatig fazanten houdt. Ik houd geen fazanten in gevangenschap, niet in Nederland en niet in Duitsland. Ik betaal aan [verdachte] voor de kleine kuikens (eendagskuikens) ± € 2,- per stuk. Ik betaal voor de wat grotere fazanten € 6,- tot € 8, - per stuk. Ik heb in ieder geval in 2011 een paar honderd fazanten afgenomen van [verdachte] . Het exacte aantal weet ik niet. Hoe het precies is geregeld met het wegbrengen van fazanten naar het jachtgebied [plaats] weet ik niet. Daar heb ik geen bemoeienis mee. Ik heb geen ontheffing om ongeringde fazanten te houden.”
16. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 20 augustus 2013 (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3]:
(…)
Op maandag 25 februari 2013 bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , ons in perceel [b-straat 1] , [plaats] , alwaar gevestigd is; VOF [A] , ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer KvK [006] .
Aldaar ontmoetten wij de ons bekende en ons in onze functie kennende [verdachte] en [betrokkene 10] . De gegevens van [verdachte] en [betrokkene 10] waren ons als volgt bekend:
- [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats] en wonende aan de [c-straat 1] , [plaats] ;
- [betrokkene 10] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] en wonende aan de [b-straat 1] [plaats] .
Het is ons, verbalisanten, bekend dat voornoemde personen bevoegd zijn om VOF [A] , gevestigd aan de [b-straat 1] [plaats] te vertegenwoordigen.
(...)
Vervolgens deelden wij hen mede, dat wij hen, net als op 11 december 2012, aanvullend als verdachte wilden horen.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , maakte hierop wederom aantekeningen van hetgeen verklaard werd. Omdat het gesprek van vier personen regelmatig sneller verliep dan ik kon schrijven, vroeg ik geregeld om rust, waarna ik de aantekeningen tot dat moment hardop voorlas en waarop [verdachte] en [betrokkene 10] daarin volhardden. Zij hadden bij het vorige verhoor al eens aangegeven nergens voor te willen tekenen.
17. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 3 mei 2019, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van medeverdachte [verdachte]:
“We hebben geen enkele keer ongeringde fazanten verkocht. Het is namelijk zo dat we anders administratie moeten bijhouden. Het ringen heeft zo zijn voordelen, namelijk geen administratie en vrij vervoer van fazanten door het hele land.”
8. Het hof heeft een gevoerd verweer als volgt samengevat en verworpen:
‘Namens verdachte is een beroep gedaan op de vrijstelling als bedoeld in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, hetgeen tot ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten leiden.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Artikel 5, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud) luidt als volgt:
‘‘De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, alsmede voor eieren, nesten of producten van die vogels, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt, of indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, dat de betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voorzover:
a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;
b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en
c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.”
Artikel 8, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud) luidt als volgt:
“Door Onze Minister wordt een administratie bij gehouden waaruit blijkt aan wie, wanneer en met welke maten en registratienummers gesloten pootringen als bedoeld in artikel 6 zijn verstrekt.”
Uit het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de verklaringen van de vertegenwoordigers van verdachte, is vast komen te staan de hierboven genoemde registratie niet heeft plaatsgevonden.
Medeverdachte [betrokkene 10] heeft onder meer verklaard: “We hebben geen enkele keer ongeringde fazanten verkocht. Het is namelijk zo dat we anders administratie moeten bijhouden.” en “Het ringen heeft zijn voordelen, namelijk geen administratie en vrij vervoer van fazanten door het hele land.”2.
Derhalve kan het beroep op de vrijstelling niet slagen, is er sprake van een strafbaar feit en zal verdachte niet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.’
Regelgeving
9. De artikelen 4, 13 en 75 Flora- en faunawet luidden ten tijde van het bewezenverklaarde, voor zover van belang, als volgt:3.
Artikel 4
‘1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt:
a. (…)
b. alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten;
(…)’
Artikel 13
‘1. Het is verboden:
a. (…) dieren (…) behorende tot een (…) beschermde inheemse (…) diersoort (…) te verkopen (…).’
Artikel 75
‘1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, vrijstelling worden verleend van de bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 18 bepaalde verboden.
(…)’
10. De artikelen 5, 6, 8 en 18 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten luidden ten tijde van het bewezenverklaarde voor zover van belang als volgt:4.
Artikel 5
‘1. De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, alsmede voor eieren, nesten of producten van die vogels, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt, of, indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, dat de betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voorzover:
a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;
b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en
c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.
2. Onze Minister kan ontheffing verlenen van de verplichting dat gefokte vogels voorzien dienen te zijn van een pootring voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte vogels.’
Artikel 6
‘1. Gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort zijn voorzien van een door Onze Minister op aanvraag afgegeven gesloten pootring, dan wel van een gesloten pootring die door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland, of een door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland erkende organisatie, is afgegeven.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld betreffende de afgifte en kenmerken van gesloten pootringen.’
Artikel 8
‘Door Onze Minister wordt een administratie bijgehouden waaruit blijkt aan wie, wanneer en met welke maten en registratienummers gesloten pootringen als bedoeld in artikel 6 zijn verstrekt.’
Artikel 18
‘Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het voeren van een administratie en verstrekken van gegevens met betrekking tot het onder zich hebben, ontvangen, verkopen, ten verkoop voorradig of voorhanden hebben en afleveren van dieren of planten, dan wel producten van die planten of producten of eieren van die dieren.’
11. De artikelen 5 en 8 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten zijn als volgt toegelicht:5.
‘Artikelen 5 tot en met 8
In artikel 5, eerste lid, wordt vrijstelling verleend van de verboden van de artikelen 9 tot en met 12 en 13, eerste lid, van de wet voor gefokte vogels, behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
(…)
Op grond van artikel 5, eerste lid, van het besluit zijn genoemde handelingen toegestaan indien de houder van de betrokken vogels kan aantonen dat deze zijn gekweekt (…). Bovendien moet zijn voldaan aan de artikelen 6 en 8 en, voorzover van toepassing, aan de krachtens artikel 18 van het besluit gestelde regels. Met betrekking tot het bewijs dat het gefokte vogels betreft, (…) kan onder meer, voorzover van toepassing, gedacht worden aan een pootring als bedoeld in artikel 6 van het besluit, een ander merkteken als bedoeld in artikel 7 van het besluit, DNA-gegevens, tatoeage, domesticatiekenmerken of, met name voor wat betreft eieren, nesten of producten van die vogels, op andere wijze aantonen dat deze dieren en of hun producten legaal zijn verkregen. Dit kan door overlegging van stukken en bescheiden, zoals facturen.
(…)
Gefokte vogels dienen op grond van artikel 6 van het besluit te zijn voorzien van een gesloten pootring. Deze ring moet voldoen aan de daarvoor in artikel 1, onderdeel b, van het besluit opgenomen begripsomschrijving. Pootringen worden afgegeven door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De minister zal een aantal vogelbonden machtigen pootringen namens hem af te geven. Dit was voorheen ook het geval bij de uitgifte van pootringen in het kader van de Vogelwet 1936. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de afgifte en de kenmerken van gesloten pootringen. Daarbij kan worden gedacht aan maten of aan coderingen die op de pootringen moeten worden aangebracht, onder meer om de individuele kenbaarheid van een ring te vergroten.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij houdt ingevolge artikel 8 van het besluit een administratie bij waaruit blijkt aan wie, wanneer en met welke nummers en maten ringen zijn verstrekt. Ook ten aanzien van deze administratie zal de minister de vogelbonden machtigen deze namens hem bij te houden. De verplichting tot het ringen van gefokte vogels en de verplichting voor de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tot het bijhouden van een administratie bestond voorheen op grond van het Vogelbesluit 1994.
Onverminderd artikel 19, eerste en tweede lid, is het voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte vogels gewenst een mogelijkheid tot ontheffing van de ringplicht te creëren. Deze ontheffingsmogelijkheid is opgenomen in artikel 5, tweede lid, van het besluit. Instandhouding van de verplichting dat gefokte vogels voorzien dienen te zijn van een pootring voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte vogels, levert – gezien de relatief grote aantallen – een onevenredig zware administratieve lastendruk voor ondernemers op. Om te voorkomen dat de ringplicht als bedoeld in artikel 6 van het besluit wordt uitgehold, is gekozen voor ontheffing in plaats van vrijstelling van deze plicht. Aan de ontheffing kunnen immers voorwaarden, zoals registratie van afnemers, worden verbonden. Tevens bevordert dit de controle op en het tegengaan van het uitzetten van fazanten, hetgeen in strijd is met artikel 14, eerste lid, van de wet.
Ingevolge artikel 7 van het Vogelbesluit 1994 en de Vrijstellingsregeling cultuurvogels was het reeds toegestaan gefokte vogels van een dertiental Europese soorten, mits geringd, onder zich te hebben en te vervoeren. Daarnaast is in 1997 een vrijstelling voor het verhandelen van gefokte vogels van een groot aantal soorten tot stand gekomen via een wijziging van de Regeling uitvoering Vogelwet 1936. Aanleiding voor deze wijziging was het zogenaamde Vergy-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 8 februari 1996 (zaak C-149/94). In dat arrest heeft het Hof uitgesproken dat de Vogelrichtlijn niet van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels en dat de lid-staten van de Europese Unie, bij het ontbreken van communautaire regels terzake, ten aanzien van die vogels bevoegd zijn nationale regels te stellen. Daarbij heeft het Hof opgemerkt dat de lid-staten bij het stellen van die regels de artikelen 30–36 (thans artikelen 28–30) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap inzake een vrij verkeer van goederen in acht dienen te nemen.
Mede gelet op deze communautaire regels inzake een vrij verkeer van goederen is het thans op basis van artikel 5, eerste lid, toegestaan gefokte vogels van alle binnen de reikwijdte van het besluit vallende Europese soorten, en producten daarvan, onder zich te hebben en te verhandelen. Vanuit een oogpunt van de bescherming van wilde populaties van de betrokken vogelsoorten bestaat hiertegen geen bezwaar, indien kan worden aangetoond dat het daadwerkelijk om gekweekte vogels gaat. Zoals hierboven opgemerkt dienen de vogels als bewijs daarvan te zijn voorzien van een gesloten pootring. (…)’
12. De Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens kende ten tijde van het bewezenverklaarde onder meer de volgende bepalingen:6.
Ԥ 3 Aanvraag gesloten pootringen
Artikel 7
1. Gesloten pootringen voor in Nederland geboren en gefokte vogels worden aangevraagd met gebruikmaking van een door één van de erkende organisaties, bedoeld in artikel 8, eerste lid, ter beschikking gesteld aanvraagformulier dat volledig ingevuld wordt teruggestuurd.
2. Voor de soorten opgenomen in bijlage A bij de basisverordering wordt per soort aangegeven hoeveel ringen worden aangevraagd.
Artikel 8
1. Als erkende rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie als bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet, zijn aangewezen en belast met de uitreiking van gesloten pootringen:
Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders, gevestigd te Zutphen;
Kleindier Liefhebbers Nederland, gevestigd te Utrecht;
Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers, gevestigd te Bergen op Zoom;
Vereniging Aviornis International Nederland, gevestigd te Wijchen;
Vereniging Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel, gevestigd te Eindhoven;
Parkietensociëteit, gevestigd te Twijzelerheide;
Euro-Parrot, gevestigd te Hilversum.
2. De erkende organisaties geven uitsluitend gesloten pootringen af, indien aannemelijk is dat aanvrager vogels, waarvoor een gesloten pootring wordt aangevraagd, fokt. Het aantal door de erkende organisaties af te geven ringen wordt beperkt tot het aantal redelijkerwijs te verwachten nakweek van de door de aanvrager in het aanvraagformulier aangegeven soorten.
3. De erkende organisaties wijzen een aanvraag voor gesloten pootringen af, indien het redelijke vermoeden bestaat dat de aanvrager in strijd met artikel 10 handelt of zal handelen.
4. De erkende organisaties houden een administratie bij met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld automatiseringssysteem. In de administratie worden de volgende gegevens opgenomen:
a. de soorten vogels waarvoor gesloten pootringen zijn aangevraagd;
b. bij gefokte vogels behorende tot soorten die zijn opgenomen in bijlage A bij de basisverordening, het aantal verstrekte gesloten pootringen, de ringmaat en de bijbehorende unieke nummers als bedoeld in artikel 4 per soort en het aantal ouderparen;
c. bij gefokte vogels behorende tot andere soorten dan bedoeld in onderdeel b, het aantal verstrekte pootringen, de ringmaat en de bijbehorende unieke nummers als bedoeld in artikel 4;
d. de datum van toekenning van de gesloten pootringen, en
e. de noodzakelijke gegevens ter indentificatie van de personen aan wie de gesloten pootringen zijn verstrekt.
5. Een administratie als bedoeld in het vierde lid wordt bewaard gedurende een periode van ten minste 5 jaar.
6. De erkende organisaties verschaffen de minister desgevraagd, op een door de minister te bepalen wijze, alle informatie met betrekking tot de afgifte van gesloten pootringen.’
Bespreking van de middelen
13. Het hof heeft het beroep dat namens de verdachte is gedaan op de vrijstelling van art. 5, eerste lid, Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, verworpen op grond van het oordeel dat de registratie op grond van art. 8 van genoemd besluit, die voor een beroep op de vrijstelling vereist is, niet heeft plaatsgevonden. Dat oordeel is door het hof onderbouwd met een verwijzing naar het verhandelde ter terechtzitting, in het bijzonder een verklaring van verdachte.
14. De steller van het middel brengt tegen deze verwerping allereerst in dat, wat er zij van de verklaring van verdachte, het hof ‘kennelijk abusievelijk’ de door de verdachte al dan niet te voeren administratie heeft verwisseld met de door Onze Minister bij te houden administratie, welke administratie ‘middels een machtiging van de Minister door de vogelbonden, in casu (de vogelbond) Kleindier Liefhebbers Nederland, namens hem wordt bijgehouden’. Dat die registratie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden zou uit de processen-verbaal van de NVWA blijken, althans zou het hof daaromtrent niets hebben overwogen. In ieder geval, zo begrijp ik de steller van het middel, zou uit ’s hofs vaststellingen niet volgen dat die registratie niet heeft plaatsgevonden.
15. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat geen ongeringde fazanten zijn verkocht, omdat anders een administratie moet worden bijgehouden. Die verklaring kan in verband worden gebracht met de op grond van art. 5, tweede lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten aan de medeverdachte VOF [A] verleende ontheffing, die voor het bewijs is gebezigd (bewijsmiddel 6). Daarin is de medeverdachte voor het tijdvak van 5 november 2008 tot en met 4 november 2013 ontheven van de verplichting dat gefokte vogels dienen te zijn voorzien van een pootring ‘voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte fazanten’. Ingevolge voorwaarde 8 dient van de in deze ontheffing bedoelde dieren ‘een administratie te worden bijgehouden’. In lijn daarmee hebben de vennoten (zo begrijp ik) eerder (op 11 december 2012) verklaard: ‘Wij houden de voor de ontheffing verplichte administratie bij vanaf het moment van aanvoer van [H] (BFK: de gestelde leverancier van ééndagskuikens) tot het moment van ringen’ (bewijsmiddel 12).
16. Het hof heeft uit – onder meer – de ter terechtzitting afgelegde verklaring afgeleid dat de ‘hierboven genoemde registratie’ niet heeft plaatsgevonden; daarmee doelt het hof blijkens de context op de registratie in de administratie bedoeld in art. 8 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Met de steller van het middel meen ik dat het hof uit de verklaring van de verdachte niet heeft kunnen afleiden dat die registratie niet heeft plaatsgevonden. Het gaat daarbij om de registratie van – kort gezegd – afgegeven pootringen, die feitelijk werd gevoerd door een aantal in de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens omschreven organisaties.
17. Ook uit de andere bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat bij de fazanten waar de bewezenverklaring op ziet geen registratie van pootringen heeft plaatsgevonden. Verbalisant [verbalisant 3] relateert dat hij in zijn mailbox een ‘antwoordbericht van het Ringenbureau KLN’ aantrof. Daarbij was als bijlage gevoegd ‘een scan van het aanvraagformulier voor pootringen 2012 van [verdachte] ’. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] merken op dat in dat formulier als kweekadres het bedrijfsadres van VOF [A] is opgegeven terwijl bij een controle in december 2012 verklaard is dat zij dat jaar ‘geen eigen kweek’ meer hebben gehad, maar 8000 fazanten van kweker [H] hebben laten aanvoeren (bewijsmiddel 12). Dat doet er evenwel niet aan af dat – kennelijk – pootringen besteld zijn.
18. Dat brengt mee dat het middel slaagt. De vraag is of het middel tot cassatie dient te leiden. Uit de bewijsmiddelen volgen aanwijzingen dat een deel van de verkochte fazanten niet was voorzien van een pootring. [betrokkene 1] verklaart: ‘Ik heb er niet op gelet of er pootringen om zaten want ik ken die hele regeling niet. Ik bracht ze naar Landgoed Enghuizen in Hummelo. Daar liet ik ze los. (…) De fazanten die ik bij [verdachte] op heb gehaald heb ik allemaal uitgezet, niet doorverkocht. Ik weet zeker dat ik geen ringen heb afgeknipt, daarom denk ik dat ze ongeringd waren’ (bewijsmiddel 9). En [betrokkene 2] verklaart: ‘Alle door [verdachte] geleverde fazanten waren niet voorzien van een pootring, althans ik heb nooit gezien dat er een pootring om de poten van de fazanten zat’ (bewijsmiddel 15). [betrokkene 3] verklaart evenwel: ‘Hij moet het doen zoals het mag, ik wil er geen problemen mee hebben, daarom levert hij ze geringd. (…) De fazanten zijn in het hok gekomen, en ik heb er nog wat van. Ik heb ze niet thuis en wil ze niet laten zien. Ik heb een jachtveld’ (bewijsmiddel 10). En [betrokkene 6] verklaart: ‘De fazanten waren allemaal geringd. (…) De ringen heb ik weggegooid. De fazanten waren voor eigen gebruik. Ik slacht ze en doe ze in de diepvries’ (bewijsmiddel 11). [betrokkene 4] wilde niet antwoorden op de vraag ‘of de ontvangen fazanten geringd of ongeringd waren’ (bewijsmiddel 13). En bij [betrokkene 5] zijn de fazanten die bij een inspectie worden aangetroffen bijna allemaal voorzien van een pootring. [betrokkene 5] verklaart dat alle aanwezige fazanten afkomstig zijn van [verdachte] en dat hij alleen geringde fazanten koopt (bewijsmiddel 3). De pootringen hebben deels wel een grotere ringmaat dan wettelijk is voorgeschreven (bewijsmiddel 4).
19. Een beroep op de vrijstelling van art. 5, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten faalt indien de betreffende fazanten niet waren voorzien van een pootring, tenzij sprake is van een op grond van het tweede lid van dat artikel verleende ontheffing. Zoals in randnummer 16 al aan de orde is gekomen, volgt uit bewijsmiddel 6 dat de medeverdachte VOF [A] in de bewezenverklaarde periode was ontheven van de verplichting dat gefokte vogels dienen te zijn voorzien van een pootring ‘voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte fazanten’, maar dat ingevolge voorwaarde 8 van de in deze ontheffing bedoelde dieren een administratie dient te worden bijgehouden. Uit de door het hof genoemde verklaring van verdachte kan naar ik meen worden afgeleid dat die administratie niet heeft plaatsgevonden, zodat niet aan deze voorwaarde van de ontheffing is voldaan. Ik wijs daarbij voorts op voorwaarde 5 van de ontheffing, die inhoudt dat het de ontheffinghouder slechts is toegestaan de in deze ontheffing bedoelde fazanten te verkopen of af te leveren aan andere houders van bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte fazanten of aan poeliers en slachterijen met als eindbestemming de slacht voor consumptie en dat fazantenhouders waaraan ongeringde fazanten worden verkocht of afgeleverd, in het bezit dienen te zijn van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet. In dat verband is van belang dat uit de verklaringen van [betrokkene 1] (bewijsmiddel 9) en [betrokkene 2] (bewijsmiddel 15) volgt dat de door hen gekochte (ongeringde) fazanten zijn uitgezet, al dan niet voor de jacht, terwijl [betrokkene 2] voorts verklaart dat hij geen ontheffing heeft om ongeringde fazanten te houden.
20. Twee van de zes kopers verklaren betrekkelijk onomwonden dat het om ongeringde fazanten ging, terwijl aan de voorwaarden van de aan de medeverdachte VOF [A] verleende ontheffing van de verplichting dat gefokte vogels dienen te zijn voorzien van een pootring ‘voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte fazanten’ niet was voldaan. Daarmee kan niet gezegd worden dat de ernst van het vastgestelde strafbare feit bij benadering gelijk blijft als de verkopen waarvan (in het licht van de bewijsmiddelen) onvoldoende vaststaat dat het om ongeringde fazanten ging zouden wegvallen.7.Een complicatie bij deze benadering is voorts dat het hof de verklaring van de verdachte voor het bewijs heeft gebezigd, voor zover inhoudend: ‘Wij hebben geen enkele keer ongeringde fazanten verkocht’ (bewijsmiddel 17).8.Al met al kan niet gezegd worden dat belang bij cassatie ontbreekt.
21. Het eerste middel slaagt.
22. Voor zover het middel voorts klaagt dat het hof bij de beoordeling van het beroep op de vrijstelling van art. 5, eerste lid, Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (oud) de vereiste registratie in de administratie bedoeld in art. 8 van dat besluit op grond van art. 1, tweede lid, Sr buiten toepassing had moeten laten, nu deze eis in de huidige regelgeving niet meer zou zijn gesteld, merk ik nog het volgende op.
23. De Flora- en faunawet is met ingang van 1 januari 2017 vervangen door de Wet natuurbescherming.9.Een verbod om ‘vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn’ te verkopen is te vinden in art. 3.2 van die wet. Die Vogelrichtlijn ‘heeft betrekking op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebieden van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is’ (art. 1).10.De richtlijn verplicht de lidstaten voor alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten de verkoop van levende vogels te verbieden, waarbij is bepaald dat deze activiteit voor de in bijlage III, deel A vermelde soorten niet is verboden ‘indien de vogels op geoorloofde wijze zijn (…) gevangen of op andere geoorloofde wijze verkregen’ (art. 6). De Phasianus colchicus is vermeld in bijlage III, deel A.
24. Van verandering van wetgeving is, waar het de strafbaarstelling van de verkoop van fazanten betreft, niet alleen wat betreft de norm maar ook wat betreft de sanctie geen sprake.11.Art. 3.2, eerste, vierde en zesde lid, Wet natuurbescherming is opgenomen in art. 1a onder 1o WED. Art. 13, eerste lid, Flora- en faunawet was eveneens opgenomen in art. 1a onder 1o WED.12.
25. Daarnaast verbiedt art. 3.24 Besluit natuurbescherming ‘gefokte vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, die niet zijn genoemd in bijlage A, B, C of D bij de CITES-basisverordening (…) onder zich te hebben of te verhandelen’.13.Tot die soorten behoort ook de Phasianus Colchicus.14.Dit verbod is gebaseerd op art. 3.38, eerste lid, van de Wet Natuurbescherming.15.Art. 3.40 van de Wet natuurbescherming biedt de grondslag om bij ministeriële regeling ontheffing of vrijstelling te verlenen van dit verbod. Art. 3.19, eerste lid onder a, van de Regeling natuurbescherming geeft hieraan uitvoering en verleent een vrijstelling voor zover het ‘een aantoonbaar gefokte vogel van een soort als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, die niet is genoemd in bijlage A, B, C of D bij de CITES-basisverordening’ betreft.16.Op grond van het tweede lid geldt deze vrijstelling uitsluitend indien de vogel is voorzien van ‘een gesloten pootring, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.28 van het Besluit natuurbescherming en art. 3.25’. Laatstgenoemd artikel stelt eisen waaraan een pootring moet voldoen. Art. 3.28 van het Besluit natuurbescherming bepaalt onder meer dat de gesloten pootringen ‘worden uitgereikt door Onze Minister’ (lid 3), maar dat in afwijking daarvan, ‘bij ministeriële regeling rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties (kunnen) worden aangewezen die belast zijn met de taak om pootringen uit te geven’ (lid 5) en dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aangewezen organisaties een administratie bijhouden en informatie verstrekken (lid 6). Daaraan wordt uitvoering gegeven in art. 3.26 van de Regeling natuurbescherming. Het eerste lid wijst (via bijlage 7) de hiervoor bedoelde rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties aan, waaronder Kleindier Liefhebbers Nederland. Het zevende lid bepaalt vervolgens dat deze organisaties een administratie dienen bij te houden.
26. Het Besluit natuurbescherming is als volgt toegelicht:17.
‘4.4.2. Vogels vallende onder de reikwijdte van de Vogelrichtlijn
4.4.2.1. Onder zich hebben en merken van gefokte vogels
In de voorgaande paragraaf is een arrest van het Europese Hof van Justitie aangehaald, waarin is uitgemaakt dat de Vogelrichtlijn niet van toepassing is op gefokte vogels. Lidstaten van de Europese Unie zijn dienaangaande bevoegd om zelf een regeling te treffen. Het Hof heeft in het arrest uitgesproken dat als een nationale regeling inzake gefokte vogels een maatregel van gelijke werking of een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 34 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (VWEU), de regeling gerechtvaardigd moet zijn op grond van artikel 36 van dat verdrag.
Onder de voormalige Flora- en faunawet is de ruimte die de Vogelrichtlijn en het verdrag laten, gebruikt voor het stellen van nationale regels over gefokte vogels. Op grond van artikel 14 van de Flora- en faunawet was het – kort gezegd – verboden om gefokte vogels van beschermde soorten onder zich te hebben of te verhandelen. In artikel 5 van het op de Flora- en faunawet gebaseerde Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten werd vervolgens vrijstelling verleend, ingeval de houder kon aantonen dat de vogels gefokt waren, en moesten de vogels ter onderscheiding van uit het wild afkomstige vogels zijn voorzien van een pootring die voldeed aan de ter zake gestelde eisen.
De betrokken regels werden gesteld ter versterking van de handhaving van de wettelijke verboden op onder meer het vangen en doden van in het wild levende vogels van beschermde soorten. Daaraan lag de overweging ten grondslag dat er uit een oogpunt van natuurbescherming geen bezwaar bestaat tegen het onder zich hebben en verhandelen van gefokte vogels van beschermde soorten, zolang zeker is gesteld dat eenduidig kan worden vastgesteld dat de vogels daadwerkelijk zijn gefokt en dat geen aan de natuur onttrokken vogels kunnen worden gehouden en verhandeld als waren zij gefokt. De aan de vrijstelling verbonden voorschriften beoogden dat zeker te stellen. Voldoening aan de vereisten ten aanzien van dierenwelzijn en diergezondheid, wordt verzekerd door de regels gesteld bij of krachtens de Wet dieren.
De overweging die destijds ten grondslag lag aan de op grond van de Flora- en faunawet ten aanzien van gefokte vogels gestelde regels, geldt nog onverkort. De artikelen 3.24, eerste lid, en 3.28 van het besluit voorzien tegen die achtergrond in een verbod op het onder zich hebben en verhandelen van gefokte vogels van soorten die onder de reikwijdte van de Vogelrichtlijn vallen, namelijk alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Van dit verbod zal in de Regeling natuurbescherming vrijstelling worden verleend, mits is voldaan aan dezelfde eisen als voorheen werden gesteld bij en krachtens het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, waaronder de regels over de aan te brengen pootringen. (…)
Behalve de vrijstelling voor het houden van gefokte vogels zullen ook de nadere regels inzake de aan te brengen pootringen in de Regeling natuurbescherming worden opgenomen. Artikel 3.28, vierde lid, van het onderhavige besluit verschaft daarvoor de basis; de verplichting tot het aanbrengen van pootringen is in het besluit zelf opgenomen (artikel 3.28, eerste lid).
De Minister van Economische Zaken is net als onder de toenmalige Flora- en faunawet belast met de uitgifte van de pootringen (artikel 3.28, derde lid). Onderhavig besluit voorziet in een grondslag om bij ministeriële regeling de taak van de uitgifte van de pootringen op te dragen aan rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties, vergelijkbaar met artikel 102 van de Flora- en faunawet. Op grond van de op die wet gebaseerde Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens waren zeven vogelbonden belast met de uitgifte van pootringen.
Ik verken thans of er verbeteringen kunnen worden doorgevoerd in het systeem van pootringen. Maatschappelijke organisaties – waaronder de vogelbonden – zijn bij deze verkenning betrokken. Eventuele verbeteringen zullen hun beslag krijgen in de Regeling natuurbescherming. Vooruitlopend op deze verkenning zal het systeem als neergelegd in de toenmalige Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens worden overgenomen in de Regeling natuurbescherming.’
27. De Regeling natuurbescherming is als volgt toegelicht18.:
‘3.4.4. Vrijstellingen gefokte vogels en soorten op bijlagen CITES
Algemeen
Artikel 340 van de wet biedt de grondslag om bij ministeriële regeling vrijstelling te verlenen van de verboden gesteld in artikel 3.24 van het Besluit natuurbescherming. In artikel 3.24, eerste lid, van dat besluit is – in aanvulling op de verboden die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn – een verbod gesteld op het onder zich houden van gefokte vogels – dood of levend – van soorten die wel onder de reikwijdte van de Vogelrichtlijn vallen, maar niet worden genoemd in de bijlagen bij de CITES-basisverordening. (…)
Overeenkomstig de vrijstellingen die op grond van de toenmalige Flora- en faunawet golden ingevolge de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, voorzien de artikelen 3.19, 3.20 en 3.21 van de onderhavige regeling in vrijstellingen van deze verboden. De vrijstellingen betreffen gevallen waarin de legale herkomst van het dier of de plant niet ter discussie staat en verzekeren dat onnodige belemmeringen van het handelsverkeer als gevolg van de in artikel 3.24 van het Besluit natuurbescherming gestelde verboden worden voorkomen. De reikwijdte van de vrijstellingen is niet in betekenende mate veranderd in vergelijking met de vrijstellingen waarin voorheen de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten voorzag.
Gefokte vogels
Indien een vogel in gevangenschap is gefokt, heeft dit geen effect op de in het wild voorkomende populaties van de betrokken soort, omdat de dieren ofwel afstammen van gefokte ouderdieren ofwel afstammen van ouderdieren die in overeenstemming met de Vogelrichtlijn of met de CITES-verordeningen zijn verkregen. Artikel 3.19, eerste lid, voorziet voor het onder zich hebben of verhandelen van aantoonbaar gefokte vogels in een vrijstelling en in daaraan verbonden voorschriften. De bewijslast dat sprake is van een gefokte vogel, ligt bij degene die de vogel onder zich heeft en een beroep doet op de vrijstelling.
Voor de vaststelling dat sprake is van een gefokt exemplaar, is van belang dat de vogel onmiddellijk na de geboorte is voorzien van een gesloten pootring die aan de eisen van artikel 3.28 van het besluit voldoet, of is voorzien van een gesloten pootring die of ander merkteken dat aantoonbaar rechtmatig is uitgegeven door of namens een andere staat dan Nederland. Deze eis geldt te allen tijde ingeval sprake is van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn (artikel 3.19, tweede lid). Voor die vogelsoorten geldt op grond van de richtlijn een strikt beschermingsregime, in het licht waarvan het van groot belang is om uit het wild afkomstige vogels en gefokte vogels uit elkaar te kunnen houden.’
28. Gelet op het voorgaande meen ik, anders dan de steller van het middel, dat in de huidige regelgeving de registratie van pootringen door de organisaties belast met de uitgifte van de pootringen nog steeds bepalend is bij een beroep op de vrijstelling. Voor een beroep op de in art. 3.19 van de Regeling omschreven vrijstelling dient de vogel immers voorzien te zijn van ‘een gesloten pootring, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.28 van het Besluit natuurbescherming’. Ingevolge dat artikel kan worden bepaald dat aangewezen organisaties die belast zijn met de taak om pootringen uit te geven een administratie bijhouden. Hieraan is met art. 3.26 van de Regeling uitvoering gegeven. Het geadministreerd zijn van de pootring maakt derhalve onderdeel uit van de eisen die aan een beroep op de vrijstelling gesteld worden. Dat geen verruiming van de vrijstelling heeft plaatsgevonden door de invoering van de nieuwe regelgeving vindt bevestiging in de toelichting bij het Besluit natuurbescherming. Daarin is vermeld dat van het verbod in art. 3.24, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming in de Regeling natuurbescherming vrijstelling zal worden verleend, ‘mits is voldaan aan dezelfde eisen als voorheen werden gesteld bij en krachtens het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, waaronder de regels over de aan te brengen pootringen’. En de toelichting bij de Regeling natuurbescherming vermeldt dat de reikwijdte van de vrijstellingen niet ‘in betekenende mate (is) veranderd in vergelijking met de vrijstellingen waarin voorheen de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten voorzag’. Ook komt daaruit naar voren dat de bewijslast dat sprake is van een gefokte vogel, ligt bij degene die de vogel onder zich heeft en een beroep doet op de vrijstelling.
29. Maar wat hier ook van zij, mede in het licht van het voorgaande kan uit de wijziging van de regelgeving in ieder geval niet worden afgeleid dat sprake is van een gewijzigd inzicht van de wetgever in de strafwaardigheid van de verkoop van fazanten vóór de inwerkingtreding van de thans geldende bepalingen.19.Het hof heeft dan ook terecht geen toepassing gegeven aan art. 1, tweede lid, Sr.
30. Het tweede middel klaagt dat het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn, in het bijzonder de inzendingstermijn in de cassatiefase, is geschonden.
31. Het cassatieberoep is op 29 mei 2019 ingesteld. De stukken van het geding zijn op 22 juli 2020 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dat impliceert dat de inzendingstermijn van 8 maanden met bijna 6 maanden is overschreden. Ambtshalve wijs ik erop dat Uw Raad mogelijk geen arrest wijst binnen twee jaren nadat het cassatieberoep is ingesteld. Indien Uw Raad van oordeel zou zijn dat het eerste middel faalt, dient een en ander tot strafvermindering te leiden.
32. Het tweede middel slaagt. Indien Uw Raad met mij van oordeel is dat het eerste middel slaagt, komt Uw Raad niet toe aan de bespreking van dit middel en kan de vertraging bij de berechting na verwijzing bij het hof aan de orde worden gesteld.
33. Ambtshalve heb ik, behoudens hetgeen ik in verband met het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn heb opgemerkt, geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
34. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor zover betreft de beslissingen inzake feit 1, en tot terugwijzing naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑05‑2021
Deze passage is kennelijk gekopieerd uit het arrest van de medeverdachte vof. Het gaat om een door de verdachte afgelegde verklaring.
Wet van 25 mei 1998, Stb. 1998, 402. Deze regeling is inmiddels vervangen door de Wet van 16 december 2015, houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming), Stb. 2016, 34, die – behoudens enkele uitzonderingen – op 1 januari 2017 in werking is getreden.
Besluit van 28 november 2000, Stb. 2000, 525 zoals gewijzigd door het Besluit van 10 september 2004, Stb. 2004, 501, vervallen per 1 januari 2017, Stb. 2016, 34.
Besluit van 28 november 2000, Stb. 2000, 525, p. 19-21.
Ministeriële Regeling van 5 maart 2002, Stcrt. 2002, 51, zoals gewijzigd door Ministeriële Regelingen van 20 maart 2009, Stcrt. 2009, 62 en 30 november 2009, Stcrt. 2009, 18665. Ingetrokken per 11 juli 2017, Stcrt. 2017, 39658.
Zie, ter vergelijking, HR 10 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:22, NJ 2017/161 m.nt. Keijzer (oplichting ten aanzien van vier personen, waarbij één persoon wegvalt); HR 20 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2535 (wegvallen van een klein deel van de bewezenverklaarde periode door verjaring); HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5831 (heling creditcards en telefoonkaart valt weg, maar id-kaarten en bankpassen -het merendeel- blijven staan); HR 27 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO4047, NJ 2004/494 (twee rijbewijzen vallen weg uit een bewezenverklaring van heling van een groot aantal documenten) en HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:793 (horloges vallen weg uit een bewezenverklaring van witwassen die ook veel andere voorwerpen omvat).
Die complicatie speelt vooral een rol als Uw Raad zou overwegen om, in het licht van de ouderdom van de zaak, de zaak zelf af te doen door de verdachte partieel te ontslaan van alle rechtsvervolging en zelf de straf te verlagen. Vgl. HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:651, waarin Uw Raad in het licht van de verjaring van één van de tenlastegelegde feiten zelf de straf verlaagde.
Wet van 16 december 2015, Stb. 2016, 34. Deze wet zal op zijn beurt worden ingetrokken bij de inwerkingtreding van de Wet van 8 juli 2020, Stb. 2020, 310 (Aanvullingswet natuur Omgevingswet).
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, PbEU L 20.
De MvT bij de Wet natuurbescherming vermeldt dat de verbodsbepalingen in artikel 3.2 letterlijk zijn ontleend aan de verbodsbepalingen als voorzien in de artikelen 5, onderdeel e, en 6 van de Vogelrichtlijn (Kamerstukken II 2011/12, 33 348, nr. 3, p. 260). Daarbij wordt opgemerkt: ‘In het voorgestelde art. 3.2 zijn minder handelingen verboden dan in het corresponderende artikel 13 van de Flora- en faunawet. Dat laatste artikel heeft een ruimere reikwijdte, omdat het ook dient ter omzetting van de Habitatrichtlijn en de uitvoering van de CITES-verordening. In het onderhavige wetsvoorstel is afzonderlijk in de omzetting van de Habitatrichtlijn en de uitvoering van de CITES-verordening voorzien, te weten in de paragrafen 3.2 en 2.8’ (p. 261). Blijkens de inleiding van de memorie van toelichting strekte het wetsvoorstel tot vervanging van het voorgaande wettelijke stelsel ‘door één integraal en vereenvoudigd kader’ (p. 6).
Vgl. art. 120 van de Wet van 25 mei 1998, Stb. 402.
Besluit van 11 oktober 2016, Stb. 2016, 383. Dit besluit zal op zijn beurt worden ingetrokken bij de inwerkingtreding van het Besluit van 16 december 2020, Stb. 2021, 22 (Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet).
Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantesoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, PbEG L 61. Zie voor de in de bijlagen genoemde soorten de omschrijvingen in art. 3 en de tabel achteraan. Bij de Phasianidae (fazantachtigen) wordt de Phasianus colchicus niet genoemd.
Vgl. de nota van toelichting bij het Besluit van 11 oktober 2016, Stb. 383, p. 90.
Regeling van 16 oktober 2016, Stcrt. 2016, 55791.
Besluit van 11 oktober 2016, Stb. 2016, 383, p. 90-92.
Regeling van 16 oktober 2016, Stcrt. 2016, 55791, p. 85-86.
Vgl. J. de Hullu, Materieel strafrecht, 7e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 133-134.