Hof 's-Hertogenbosch, 25-09-2008, nr. HV 200.010.789/01
ECLI:NL:GHSHE:2008:BG3774
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
25-09-2008
- Zaaknummer
HV 200.010.789/01
- LJN
BG3774
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2008:BG3774, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 25‑09‑2008; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑09‑2008
Inhoudsindicatie
De poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling vóór het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling is niet uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid van de Wet op het consumentenkrediet. Toepassing artikel 288 lid 2, aanhef en sub b van de Faillissementswet.
Partij(en)
JM
25 september 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 200.010.789/01
Zaaknummer eerste aanleg 127292/FT-RK 08.222
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Maastricht van 22 juli 2008, waarvan de inhoud bij [appellante] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 30 juli 2008, heeft [appellante] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2008. Bij die gelegenheid is [appellante] gehoord, bijgestaan door mr. J.H. Smeets.
De zitting werd, met instemming van [appellante], bijgewoond door de heer [Y.] van VSNP Nederland.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
de producties, overgelegd bij het beroepschrift.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1.
[appellante] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De totale schuldenlast bedraagt blijkens de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) d.d. 21 februari 2008 € 93.013,53. Bij vonnis waarvan beroep is het verzoek van [appellante] afgewezen.
4.2.1.
De rechtbank heeft daartoe op de voet van artikel 288 lid 2 sub b Fw overwogen dat de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48 lid 1 Wet op het consumentenkrediet (Wck).
4.2.2.
De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd. Onder de gedingstukken bevindt zich de schuldregelingsovereenkomst die [appellante] op 29 november 2006 is aangegaan met VSNP Nederland. In artikel 13 van deze overeenkomst is bepaald dat VSNP Nederland voor het inkomensbeheer maandelijks een bedrag van € 67,50 inclusief BTW in rekening brengt en voor schuldhulpverlening een bedrag in rekening brengt bij de schuldeisers dat verrekend wordt met de openstaande schuld van de schuldenaar bij de schuldeiser. Daarnaast dient [appellante] nog eenmalig € 150,- te betalen voor administratie- kosten en inventarisatie. Ook dient jaarlijks een bedrag van € 27,50 als bijdrage in de organisatiekosten te worden betaald.
De rechtbank constateert dat VSNP Nederland niet voldoet aan één van de eisen in artikel 48 lid 1 Wck. Dat VSNP Nederland blijkens genoemde overeenkomst de kosten van de schuldbemiddeling niet rechtstreeks in rekening brengt bij haar cliënt, neemt niet weg dat zij is te kwalificeren als een schuldhulpbemiddelings-bureau dat optreedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, waarvoor de in artikel 48 lid 1 onder d Wck genoemde aanwijzing bedoeld is. Er is bovendien geen sprake van schuldbemiddeling “om niet” als de kosten daarvan bij derden in rekening worden gebracht. De bedoeling van de wetgever – te weten: “de wens te voorkomen dat schuldenaren zich zouden laten bijstaan door malafide of onkundige schuldhulpbemiddelingsbureaus” (MvA Eerste Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 29 942, C, p.12) – zou op onaanvaardbare wijze doorkruist worden indien dergelijke bureaus zich aan de ingevolge artikel 288 lid 2 sub b Fw jo. artikel 48 lid 1 sub d Wck te stellen eisen zouden kunnen onttrekken door hetzij de kosten van schuldbemiddeling vergoed te krijgen onder de noemer van (parallel lopend) budget- of inkomensbeheer, hetzij die kosten van derden te ontvangen, hetzij (in een incidenteel geval) die werkzaamheden om niet te verrichten. Dat de Wck schuldbemiddeling om niet (als activiteit) toestaat, neemt derhalve niet weg dat de instellingen die schuldbemiddeling uitvoeren ervoor moeten zorgen dat zij als “persoon of instelling” aan de eisen van artikel 48 lid 1 sub b, c of d voldoen, wil hun voorwerk ook kwalificeren als een poging bedoeld in artikel 288 lid 2 onder b Fw (zie ook: gerechtshof Arnhem 10 april 2008, LJN BD3935).
4.3.1.
[appellante] heeft in het beroepschrift onder meer het volgende aangevoerd.
In deze zaak dient rekening te worden gehouden met de uitspraken van de minister van Justitie in de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel 29 942 van 17 april 2007, waarin hij de hoop heeft uitgesproken dat artikel 288 Fw op dit punt mild zal worden geïnterpreteerd. De minister stelt in de Memorie van Antwoord op pagina 13 dat hij bereid is om aan het Recofa- bestuur te vragen of het wil overwegen om in zijn richtlijnen - die in 2007 zullen worden aangepast aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel – op te nemen dat een schuldenaar niet op grond van artikel 288 lid 2, aanhef en sub b Fw de toegang tot de schuldsaneringsregeling ontzegd kan worden, wanneer uit de aan de rechtbank aangeleverde stukken blijkt dat de schuldenaar een minnelijk schuldhulptraject heeft doorlopen dat qua inspanningen en kwaliteit van hulpverlening hetzelfde niveau heeft als de schuldhulpbemiddeling die wordt verleend door de personen en instellingen die zijn genoemd in artikel 48 lid 1 sub b en c Wck. Het minnelijk traject dat [appellante] heeft doorlopen is gelijk te stellen met dat van een organisatie c.q. natuurlijk persoon conform artikel 48 lid 1 sub b en c Wck.
VSNP Nederland is wellicht op dit moment nog geen erkende instelling in de zin van artikel 48 Wck, maar er is wel certificering verzocht bij het Ministerie van Economische Zaken. Ook is er aan VSNP Nederland een ISO-certificering afgegeven, waarin wordt verklaard dat VSNP Nederland voldoet aan de eisen van de norm NEN-EN-ISO 9001:2000 voor het werkgebied schuldhulp en inkomens-beheer bij particulieren.
Daarnaast heeft het kabinet blijkens de brief van de minister van Financiën van 19 oktober 2007, vergaderjaar 2007-2008, 24 515, nr. 119, p. 12, het voornemen om een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) onder de Wck vast te stellen op grond waarvan onder een aantal strikte voorwaarden private schuldhulpverleners wordt toegestaan vergoedingen voor schuldbemiddeling aan schuldenaars te vragen. Doel van deze maatregel is het verruimen van de mogelijkheden voor schuldbemiddeling in het minnelijk traject.
4.3.2.
Hieraan heeft [appellante] ter zitting onder meer het volgende toegevoegd. Artikel 288 lid 2, aanhef en sub b Fw was oorspronkelijk bedoeld om te beschermen tegen malafide schuldhulpverleners, maar nu vallen ook bonafide schuldhulpverleners buiten de boot. De schuldenaar is hiervan de dupe.
Op grond van artikel 285 Fw is een minnelijk traject niet verplicht. Alleen indien men een minnelijk traject volgt dient te zijn voldaan aan de vereisten op grond van artikel 288 lid 2, aanhef en sub b Fw juncto artikel 48 Wck.
De minister vraagt in de Memorie van Antwoord om mildheid bij toepassing van artikel 288 lid 2, aanhef en sub b Fw. In het arrest van het gerechtshof Arnhem van 10 april 2008 (LJN DB3935) was geen ruimte voor deze milde toepassing, omdat in die zaak het doorlopen schuldhulptraject qua inspanningen en kwaliteit van hulpverlening niet hetzelfde niveau had als de schuldhulpbemiddeling die wordt verleend door de personen en instellingen genoemd in artikel 48 lid 1 sub b en c Wck. De schuldhulp verleend door VSNP Nederland heeft echter wel dit niveau, zodat in deze zaak wel reden is voor een milde toepassing van artikel 288 lid 2, aanhef en sub b Fw.
De heer [Y.] van VSNP Nederland heeft in 2006 certificering aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken. Het Ministerie van Economische Zaken wacht met certificering op de AMvB, die waarschijnlijk pas in 2010 in werking zal treden.
4.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.4.1.
Ingevolge artikel 288 lid 2, aanhef en sub b Fw wordt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen indien de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48 lid 1 Wck.
Niet gegriefd is tegen de vaststelling van de rechtbank dat VSNP Nederland voor de schuldhulpverlening kosten in rekening brengt en tegen de overweging dat de bedoeling van de wetgever, te weten de wens te voorkomen dat schuldenaren zich zouden laten bijstaan door malafide schuldhulpverleningsbureaus, op onaanvaardbare wijze zou worden doorkruist indien dergelijke bureaus zich aan de wettelijke vereisten zouden kunnen onttrekken door hetzij de kosten van schuldbemiddeling vergoed te krijgen onder de noemer van (parallel lopend) budget- of inkomensbeheer, hetzij die kosten van derden te ontvangen, hetzij (in een incidenteel geval) die werkzaamheden om niet te verrichten.
Het hof heeft kennis genomen van de Memorie van Antwoord d.d. 17 april 2007 waarin de minister onder meer heeft gesteld bereid te zijn het Recofa-bestuur te vragen of het wil overwegen om in zijn richtlijnen op te nemen dat een schuldenaar niet op grond van artikel 288 lid 2 sub b Fw de toegang tot de schuldsaneringsregeling ontzegd zal worden, wanneer uit de aan de rechtbank aangeleverde stukken blijkt dat de schuldenaar een minnelijk schuldhulptraject heeft doorlopen dat qua inspanningen en kwaliteit van hulpverlening hetzelfde niveau heeft als de schuldbemiddeling die wordt verleend door de personen en instellingen die zijn genoemd in artikel 48 lid 1 sub ben c Wck.
Wat hiervan zij, kennelijk heeft de wetgever geen aanleiding gevonden om de tekst van artikel 288 lid 2, aanhef en sub b Fw aldus te wijzigen dat aan de rechter ruimte wordt geboden om ook wanneer niet is voldaan aan de voorwaarden van de Wck een schuldenaar toch toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Evenmin heeft Recofa het op zijn weg zien liggen de door de minister gewenste aanvulling in zijn richtlijnen op te nemen.
Aldus kan de conclusie geen andere zijn dan dat de betreffende wet- en regelgeving geen ruimte biedt om een schuldenaar tot de schuldsaneringsregeling toe te laten indien niet voldaan is aan de voorwaarden als omschreven in artikel 288 lid 2 aanhef en sub b Fw jo. artikel 48 lid 1 Wck. Aan de vraag of sprake kan zijn van een milde interpretatie van deze wetsartikelen komt het hof mitsdien niet toe. Evenmin kan aan het voorgaande afdoen de inhoud van de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en de minister van Financiën van 19 oktober 2007 aan de Tweede Kamer, nu deze brief slechts beleids- voornemens bevat ten aanzien waarvan het ook thans nog onzeker is of en in hoeverre deze zullen worden gerealiseerd.
4.4.2.
Uit het vorenstaande volgt dat het hof evenmin als de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Het hof realiseert zich dat het voor [appellante] niet bevredigend is dat het hof niet aan een inhoudelijk beoordeling kan toekomen. Het staat [appellante] vrij om, wanneer zij meent te voldoen aan de in artikel 288 Fw genoemde toelatingsvoorwaarden, zich opnieuw tot de rechtbank te wenden met een verzoek toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, Bijleveld-van der Slikke en Van de Velden en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2008.