RI 2015/43
Fixatiebeginsel. Heeft de bestuurder onrechtmatig gehandeld jegens de bank door op de dag van faillietverklaring nog betalingsopdrachten te verstrekken? (ING/verweersters)
HR 27-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:499
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 februari 2015
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/00219
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS920421:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:499, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑02‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2242, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑11‑2014
- Wetingang
Art. 6:162 BW; art. 23 Fw
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Fixatiebeginsel.
Heeft de bestuurder onrechtmatig gehandeld jegens de bank door op de dag van faillietverklaring nog betalingsopdrachten te verstrekken? Is het door de bestuurder onbekend zijn met de terugwerkende kracht van het faillissement van belang bij het oordeel of de bestuurder een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt ter zake van op de dag van faillietverklaring verstrekte betalingsopdrachten?
Samenvatting
D. is via E. enig aandeelhouder en bestuurder van Balkbrugse Transportonderneming B.V. (hierna: BTO). D. heeft namens BTO het eigen faillissement aangevraagd en verzocht de eigen aangifte per omgaand te behandelen en het faillissement uit te spreken. BTO ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.